Vlaanderen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 470]
| |
Boekbeoordeeling.Friedrich Kauffmann, Balder, Mythus und Sage (Strassb., Trübner, 1902).Balder, een zoon van Odin (Wodan) is de schoonste, wijste en beste der Asen. Nare droomen kwellen hem en voorspellen hem een vroegtijdigen dood. Gelijk plotselings een donkere onweerswolk over een in zonnegoud en zonnegloed badend landschap drijft, zoo valt op het lichtend Glansheim de schaduw van een nabijzijnden ondergang. De goddelijke moeder Frigg reist de wijde, wijde wereld rond, verwijlt een oogenblik bij het minste, nietigste ding, steen, plant, dier of mensch, en neemt hun den eed af, Balder geen leed te doen. Zij keert terug naar de woning der goden. Deze vormen een kring om den geliefden Ase, schieten, houwen, werpen met steenen naar hem, doch ijzer, noch staal, noch hout deeren den schoonen God. Loki, de geest van het Booze, sloop weg uit den kring naar eene plaats, waar een zwak plantje groeide, zoo jong en zoo teer, dat Frigg het niet de moeite waard geacht had het kleine ding te laten zweren. Dit wist Loki. Hij rukte den misteltwijg uit en keerde terug. Hotr, een Ase, buitengewoon sterk, stond op eenigen afstand en nam geen deel aan 't spel, omdat hij blind was. Tot hem naderde de Booze, reikte hem den misteltwijg, en Hotr schoot er mede naar Balder; deze viel dood ter aarde en voer ter Hel. Alle Asen weenden. Odin 't meest. Zij vaardigden éen hunner naar het doodenrijk af om Balder te verlossen. Dit zou geschieden op eene voorwaarde: alle dingen moesten weenen om Balder. | |
[pagina 471]
| |
En dit gebeurde. Eene reuzin alléén weigerde. En Balder zal slechts terugkeeren met Hotr, dien een andere zoon van Odin uit wraak over den onvrijwillig gepleegden moord ter dood bracht, na het ‘Ragnarok’ den ondergang van goden en wereld, in een nieuwe, frisch opbloeiende aarde. Zoo zong de IJslandsche ziener der Snorra-Edda. Een wonderschoon godensprookje. Met de zienster der Voluspa stelt de wetenschap zich de vraag: ‘Kunt gij het raden? Hoe duidt gij den zin? ‘Wie is Balder? Wat bediedt de mythische sage? Toen de natuursymboliek in iederen mythus een natuurverschijnsel zocht en altijd vond, gold Balder voor den zonnegod, die onder de slagen van Loki, den geest der duisternis bezwijkt, doch met nieuwen glans verrijst. Heet de witste bloem niet ‘Balders wenkbrauw’ in het Noorden (Baldersbrà)? Weenen op den dag van heden niet alle dingen, wanneer zij uit de koude in de warmte komen? Nanna, de schoone, lieve godin, welke van smart sterft, bij Balders lijk, wat kon zij anders zijn dan de bloemenwereld, die den opstijgenden god haar hart ontsluit, met den stervenden god verdort en verwelkt? Doch anderen wierpen den zonnegod met steenen en beschimpten hem en vroegen of er wellicht ook eenig verband bestond tusschen de onthoofding van den H. Joannes den Dooper en het uitbloeden van den Zomer? Zij huldigden in Balder, den ‘witten Ase’ den god van het goed, stralend in den glans van zedelijke reinheid en onschuld, in zijne geliefde Nanna den lust, den drang tot het goed. Loki is de zonde. Nog anderen versmolten beide voorstellingen, vereerden in Balder een goddelijk zinnebeeld van zedelijke en stoffelijke volmaaktheid, een goeden god en een zonnegod. Doch niemand had het gewaagd de oorspronkelijkheid van den mythus te betwijfelen. Toen kwam Bugge. Deze beroofde den armen Balder van zijn gloriekrans, kleedde hem uit Hij trachtte te bewijzen dat Balder slechts een in de Germaansche godenleer binnengesmokkelde Kristus was, de blinde Hotz de blinde krijger Longinus, die de zijde van den aan het Kruis hangenden Jezus doorstak, Loki een in een Noorsch pak gestoken Lucifer. Als een echt Wikingergod heeft Balder onbeschaamd en direct de Kristelijke legenden en ook de klassieke | |
[pagina 472]
| |
sagen van Grieken en Romeinen geplunderd. Balder wordt dan Achilleus, Hotr zijn tegenstrever Paris, en Nanna is niemand anders dan de schoone Helena. Bugge's theorie heeft ‘een storm verwekt die tot nu toe nog niet bedaard is.’ Doch een beslissende overwinning heeft de Noorsche beeldstormer niet behaald. Zelfs zijne aanhangers b.v. Goether en Meyer hebben hem hierin niet gevolgd. - Langs een heel anderen weg heeft een Engelsch geleerde Frazer in zijn ‘Golden Bough’ het beproefd den Baldermythus te verklaren. Zijn werk is een grootsch gebouw op anthropologisch-vergelijkenden grondslag opgetrokken, uit bouwstoffen bij alle volkeren van alle tijden gevonden en geordend, waarvan het toppunt en de bekroning in den mythus van Balder uitloopt. Aanknoopend aan eene reeds door Grimm uitgesproken hypothese, als zouden de Sint-Iansvuren, in Zweden ‘Balders bálar’ Balders houtstapel geheeten, eene herinnering aan de lijkverbranding van den god zijn, ziet hij in deze vuren een oeroud overblijfsel van eene over de geheele aarde verspreide zede: het jaarlijksch offer van een mensch. Dit slachtoffer is een vertegenwoordiger der godheid. Oorspronkelijk werd de god zelf geofferd en gegeten, opdat de gansche gemeente deelachtig worde aan zijne goddelijke krachten. Hoe verdienstelijk de geniale studie van Frazer ook zij, bevredigend is de uitkomst niet. De benaming der Sint-Iansvuren als ‘Balders balar’ dagteekent uit de veertiende eeuw. Frazer heeft het verband met het geheel uit het oog verloren en zelfs niet beproefd noch Hotr, noch Loki, noch den terugkeer van Balder op eene hernieuwde aarde te verklaren. Een Duitsch geleerde, Friedrich Kauffmann, tredend in het voetspoor van Robertson Smith en Frazer, en door eene studie van twee Fransche geleerden voorgelichtGa naar voetnoot1), heeft Balder nu een alleszins merkwaardig boek gewijd. Uit de verschillende Eddaliederen ontleedt en zift hij den IJslandschen mythus, hem tevens vergelijkend met de Deensch-Noorweegsche Balder-sage, zooals die bij Saxo Grammaticus, in het derde boek van zijne Historia Danica opgeteekend staat. En zoo komt hij eerst tot de gewich- | |
[pagina 473]
| |
tige slotsom, dat beide uit een Noorschen verloren typus gesproten zijn, die ongeveer zoo luidde: Hotr was een sterke Ase en een koningszoon; hij minde de schoone Nanna; de goddelijke Balder was zijn medeminnaar; Hotr wist dat het leven van Balder door zijne moeder Irigg was verborgen in den misteltwijg, die in het doodenrijk wast; Loki schonk hem den twijg en Hotr doodde Balder. Nu moet de godsdienstige kern van die sage gescheiden worden van hare dichterlijke bestanddeelen. Want dat de fantazie der dichters een rijkdom van sprookjes in de Edda heeft verwerkt en ingewrocht, die zienswijze wint meer en meer veld. De liefdegeschiedenis van Nanna is slechts een dichterlijk motief, aan de zoo bekoorlijk schoone godensage der verloving van den god Freyr met de reuzendochter Gerdr ontleend, in de tiende of elfde eeuw in de sage van Balder en Hotr ingevlochten. Het eedafleggen van menschen, dieren, planten, steenen is eene tot poëzie geworden Germaansche zede: het zweren van den eed van getrouwheid aan den nieuwen vorst bij zijne inhuldiging. Frazer eindelijk komt de verdienste toe aangetoond te hebben dat de onverwondbaarheid van Balder, wiens leven op eene onbekende plaats verborgen ligt, een dichterlijk thema der wereldlitteratuur is. Maar Balder zelf, wie is hij? In de Snorra-Edda wordt hij geroemd als de schoone; de glanzende, de stralenoogende, de welsprekende, de goede, de wijze.... d.i. hij vereenigt in zijn persoon al de kenmerken van den Oud-germaanschen vorst. Men denke slechts aan den vurigen adelaarsblik van Sigurd-Siegfried, waarvoor zijne moordenaars terugdeinsden, aan het lange, goudblonde haar onzer Frankische koningen, een koninklijk voorrecht, dat geen scheer mocht aanraken omdat in het haar de koninklijk goddelijke macht school. Balder wordt insgelijks de goudlokkige Ase geheeten. Doch wat den vorst tot den voorste, den eerste van zijn volk wijdt, is het weten, de gave der magie. Door de innerlijke aanschouwelijke kracht, die hem in onmiddellijke gemeenschap met de natuur brengt, neemt hij de wereld in zich op, werkt op haar in en beheerscht ze. Hij | |
[pagina 474]
| |
is ervaren in de runenkunde d.i. hij kent de namen der dingen en krijgt ze daardoor in zijne macht. Maar de hoogste god, Odin, alléén bezit alle weten, alle kennis. Balder blijft verwondbaar, omdat het goddelijk al-weten hem ontzegd is. Hij is een na zijn dood tot den rang van Ase verheven koning, een halfgod (semideus). En nu, de godsdienstige kern der sage: Waarom wordt de schoone, de wijze, de goede gedood? Hier staan wij voor een grootsch geheimnis van allen godsdienst. Alle schuld, zingt Goethe, wordt geboet op aarde - de godenleer voegt erbij: in den hemel. lederen dag hernieuwt de katholiek in het onbloedig sacrificie der Mis het bloedig sacrificie van het kruis tot zoenoffer voor het zondig menschdom. De dood van Balder is een zoenoffer aan Loki, den god van het doodenrijk, opdat de gestoorde wereldorde en wereldvrede hersteld worde, opdat de goden, wier levenskrachten verzwakten, wier bestaan ten ondergang neigde, den toorn van den geest van het kwaad, van de vernietiging mochten bedaren, hemzelven voor eenigen tijd aan boeien leggen. Hoe schooner en heiliger het slachtoffer is, des te heilzamer werkt het offer en daarom wordt de schoonste, de wijste Ase uitgelezen. Hij valt door de magische kracht van het wapen (den misteltwijgpijl) dien de offeraar (Hotr) uit de handen van den god (Loki) ontvangt, wien het offer gewijd wordt. Zoo werd koning Vikar door den held Starkadr doorboord, d.i. Odin ten offer gebracht, met een rietstengel, die hem door Odin geschonken werd. Hotr is de offeraar, die tijdelijk in den dienst van Loki staat. Hierop wijst zijne blindheid. Hij is blind ‘helblindin’ omdat hij het werktuig van den god van het rijk der duisternissen is. Van eene vijandschap tusschen Balder en Hotr vindt men in de oudste mythische sagen geen spoor. Eerst toen men de oorspronkelijke beteekenis van den mythus niet meer begreep, toen greep de Noorweegsche dichter naar het in de middeleeuwsche sagen zoo geliefkoosd thema eener bloedveete om 't bezit van een meisje, de Yslandsche vinder naar dat eener bloedwraak over een zelfs onvrijwillig gepleegden moord. Want het Germaansche rechts- | |
[pagina 475]
| |
beginsel der weervergelding eischte straf of wraak ook voor het tegen eigen wil en dank bedreven misdrijf. Doch oorspronkelijk ging van het slachtoffer eene heiligende reinigende kracht uit op den offeraar, hij werd de heiligheid van zijn slachtoffer deelachtig en daarom zal eens Hotr met Balder op eene hernieuwde wereld terugkeeren, met hernieuwde, frissche levenskracht. En niet alleen het slachtoffer en de offeraar, zij die aan de heilige, magische plechtigheid deel nemen, worden door het geplengde bloed gezuiverd, gelouterd, verjongd. Het kampspel der Asen bediedt het deelnemen van allen aan de godsdienstige handeling. Zij schieten en werpen met steenen naar Balder, d.i. zij laden hunne schuld op het slachtoffer, op den zondenbok. Deze neemt al ‘de ongerechtigheden Israëls’ op zich en wischt ze uit met zijn bloed. Als oeroude zede leeft dit primitief geloof in vele volksgebruiken voort, b.v. het uitdrijven van ‘den dood’ uit het dorp, door het verbranden eener strooien pop, wat in sommige Germaansche gouwen nog geschiedtGa naar voetnoot1). De Romeinsche soldaten lootten, wie van hen den Saturnaliënkoning zou voorstellen: de ongelukkige werd gekroond en Saturnus geslachtofferd voor het heil zijner wappengezellen. Zoo handelden de Romeinsche soldaten met Jezus, als zij hem tot koning der Joden uitriepen. Zoo viel Balder als een Noorsche Saturnaliënkoning. Beter dan eenig dor betoog toont Kauffmanns werk in welke richting de studie der Germaansche godenleer zich moet bewegen en welken weg zij moet inslaan. De Duitsche geleerde legt het voor het geleerde Duitschland, het vaderland van Grimm, beschamend getuigenis af, dat het bij het mythologisch vorschen bij Engeland en Frankrijk ten achter staat en niet ‘in gleichem schritt und tritt’ voorwaarts ging. Een Auguste Comte en een Herbert Spencer, vooral een Tylor, een Frazer, hebben op den grondslag door een Mannhardt gelegd, voortgebouwd, een ver- | |
[pagina 476]
| |
rassend wijden en schoonen gezichteinder geopend, door hun opsporen, vergelijken, ordenen van mythen en sproken bij alle volkeren over de geheele aarde, terwijl zijne Duitsche vakgenooten in den engen kring van hun eigen wereldje ‘wie ein Tier auf dürrer Heide’ rond gedreven werden, omdat zij zich beperkten tot het uitpluizen der verbrokkelde Germaansche overleveringen en sagen. Menige mythus, in en door zichzelven duister en onverstaanbaar, menig raadselachtig mythologisch wezen, dat gelijk Loki de hand ontglipt, die het vangen wil, kan slechts worden gegrepen en begrepen door vergelijking met de gebruiken en zeden der wilde volken, door de overblijfsels van oeroude volksgebruiken onzer dagen. Zij gelijken die steenen, welke eens getuigen waren van het voorbijtrekken der invallende Germaansche stammen, en den weg afbakenen, dien de mytholoog volgen moet, om tot de oorspronkelijke godsdienstvormen op te klimmen.
M. Brants. |
|