ze niet, in de liberale pers, commentaar van beteekenis uitgelokt. Het was eigenlijk een katholiek familiefeestje, ingericht door hen, die in Gezelle niet eerst den dichter der Vlaamsche ziel, in wien we onze hoogere eenheid erkend hebben, maar vooral den katholiek vieren. Dat kan men kleingeestig achten, maar de menschen zijn nu zoo: ieder zoekt in Gezelle wat hij liefheeft, en wat hij begrijpen kan. Geen wonder, dat de liberalen kregel werden: Wat! Gezelle wordt herdacht door een partij, die hem zijn leven lang miskend, door de geestelijkheid, die hem vervolgd heeft! De vijanden, die hem de bitterste brok hebben voorgelegd, gebruiken nu zijn triomf om voor zijn heilige nagedachtenis te paradeeren! Neen, hij hoort ù niet toe, die hem verstooten hebt! enz. enz.
Goed! Maar ik wensch er even aan te herinneren, dat hier in 't land, buiten de persoonlijke vrienden van Guido Gezelle, slechts heel enkele menschen 't recht hebben om zoo te spreken. Waar zaten ze toch, die verontwaardigde liberalen, toen de levende geest van den dichter nog onder ons woonde? Hebben zij hem verdedigd? Hebben zij hem erkend? Hebben zij hem gekend? En zijn er geen meer, kwakers uit de doctrinaire sloot, die Gezelle kleineeren, omdat het hun stuit, dat onze grootste dichter een priester was? Toen hij, getroffen door de knuist, overwonnen, aan 't strijden ging met zijn ziel, en ze plots scheen te verzinken, en hij dan.... zweeg, stonden ze niet beiden naast hem, de liberaal met de lans en de katholiek met de spons?
O, ik schrijf dit niet uit loutere kritizeer-zucht! Het moet nu uit zijn met dat armzalig politiek geharrewar, dat nog van minder eerbied getuigt dan het onverschillig stilzwijgen van vroeger. Wie overtuigd is van de noodwendigheid van politieken strijd, strijde zoo hardnekkig als hij maar kan! maar Gezelle - en de kunst - zij staan buiten en boven de politiek. Dwepers en drijvers alleen hechten zooveel aan iemands ‘meeningen’: wie het machtige spel van 't ondefinieerbare leven gadeslaat, weet dat de ‘meeningen’ niet den geheelen mensch uitspreken, en dat geen ‘beginsel’ bij machte is om ons van elkaar te scheiden, waar geest aanvoeling zoekt bij geest. Daar groeit nu, boven dat ploeterende Vlaanderen, een rijk van den geest, en blauwe en roode en harlekijnkleurige vaantjes hebben daar geen beteekenis meer.
A.V.