Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] De harp. Gevat in 't gouden raam der heuvelklingen, Nog zwaar van eeuwenoude vreugdemaren, Ligt daar de Noordzee vóór mijn voet te zingen - Gelijk een harp met ongemeten snaren. Het lied der Sassen en der Nevelingen, De poëzie der Britsche bardenscharen, Blijft heerlijk huivrend door haar diepten springen En met de orkanen naar de wolken varen. O, mocht ik zulk een harp in de armen knellen! O, mochten zulke breede klankenwellen Opspatten uit mijn tokkelzieke vingren! Woest zou mijn adem door die bassen loeien! Mijn ziel zou als een bliksemhemel gloeien En donderpsalmen om de wereld slingren! Lambrecht Lambrechts. Vorige Volgende