knikte. Verder was er alleen het gejank van mijn moeder toen ze de socialistisch geplande dood van Laika vernam, de eerste hond in de ruimte. Mijn moeder is aan darmkanker gestorven omdat ze haar eigen opvattingen wilde kunnen blijven verdragen. Als ze mij zag dacht ze dat ze in Antwerpen was. Dikwijls vergeleek ze zich met Laika. Men gaf haar morfine. Ze stierf als een hond in een baan om haar echtgenoot.
Steunend op haar vuile adem boog Caro zich over mij. Ziet u hoe snel ik haar voornaam gebruik?
‘Is het niet te warm, trop chaud?’ Caro, sjoe? Het water had een temperatuur van in de kelder gekoelde rijstpap. Gezochte vergelijking. B) Moet mij eens kunnen lossen. Het is om het even wat men antwoordt.
Op een keer nam ik mij voor om het even wat te antwoorden op om het even wat iemand tegen me zei. Totaal geen probleem. Biedt het leven ons soms woorden aan? En de rauwe werkelijkheid, de feitelijke realiteit?
Samen met de zeep kwamen mij de lettergrepen van ‘ovulatie’ in de mond. Werden zij mij gegeven? Afdrijving, ik slikte alles door. Eisprong, zaadsprong, hinkstapsprong.
‘Ogino Knaus,’ antwoordde ik. Caro, sjoe.
Ze gooide een handdoek over mijn raap. (Het wapenschild van Lokeren.) Een lichtdrukmaal hiernederwaart. Nietzsche voor 720 fr. bij De Siegte. Zijn geestelijke evolutie bestaat uit drie perioden. De eerste, de tweede en de derde. Voor Koen.
Mijn haar was kletsnat. Voorplat, achterplat.
‘'k Soe 't 'k ik wel weite wat ta 'k soe toen a 'k rijk was,’ zei Maggy. Met mijn boek op mijn hoofd, volgde ik het gesprek over de Lotto. Het is gemakkelijk om zich te vermaken ten koste van anderen. Moeilijker is het de poëzie te ontdekken in zijn diepere betekenissen. Als men naar de film gaat, bijvoorbeeld. Natuurlijk, voor wie de Lotto wint is alles opgelost.
Regieaanwijzing. Eerst laat Maggy de stilte spreken. Daarna zegt zij: ‘Pak nu da 'k multimiljonair zoe sijn.’ De anderen: ‘Tan soe g' ier zekers nie mier stoan?’ Een halve rust. Madame Simonne (backing vocals): ‘Eh bien, moi aussi...’ Maggy met de aria 'k Soe 't k' ik wel weite.
'k Soe om te begeinne lange sloape. En tan, ak moe opstoan, zoe 'k mij...’ Een drukkende stilte. Seufzer. Een haardroger valt, ‘...'n Appelsientsen uitpresse.’
Tableau. Een uitgever (terzijde): ‘Mochten wij dit alles maar uit het Engels vertalen!’ Het kapsalon is een rode lampion waarin zwarte schaduwen bewegen. Iemand draagt hem aan een stok over zijn schouder door de besneeuwde velden. De zoon van Maggy. Hij pleegde zelfmoord met een speld.
The warm towel uit het vliegtuig, koelt langzaam af. Nieuwe stilte. Maggy gaf mij een spiegeltje, het vergulde mijn hoofd.
Met geel pigment tekende Eric het krullendoosje.
De gewatteerde vrouwen waren alweer ingedommeld. Wat betekent koffie? Eentje lag met haar hoofd in een kopje advocaat. Een zoete beze. Scènes uit een Chinese tuin. Belinda met haar gezicht in een bord gestoofde peertjes. Koude paling in het groen? Et Mariette? Geen mot croisé, geen echtscheiding ten paleize, queen noch koningskind, ze snurkte. Haar vals gebit nam de trillingen over van de haardroger. Quel bonheur!
Jarenlang had ik voor een breed publiek geschreven. Maar waar lag het geschrift dat zich liet ruilen voor het werkelijke leven? Mijn schoolkameraadjes waren soldaat geworden, de meisjes op de eerste rij hadden een kind gekregen, zij losten mijn vraagstukken niet meer op. Ik behoorde tot het verleden.
Maggy gebood mij plaats te nemen. Of zij zelf bestond, weet ik niet. Ik denk het. Ze sprak over haar echtgenoot. Hij werkte.
‘Mijne man.’
Ze overhandigde me een soort menu en liet me een kapsel aanwijzen, dat ze vervolgens met een paar korte gestes pijnloos en vakkundig op het hoogste punt van mijn lichaam coiffeerde. Avec une touffe de crème fraîche. En daar bovenop een kriek.
Met een vreemd hoofd op mijn lijf betaalde ik de rekening. Eindelijk was ik onherkenbaar geworden. Ik bestond niet meer. Naar haar evenbeeld? Naar de herinnering aan haar eigen besneeuwde zoon.
Het onbestaande heeft mij altijd oneindig veel meer toegeschenen dan wat ik van het leven had verwacht. Mijn ontkenning, niet mijn identiteit zal ik zijn geweest.
Identiteit vond ik in de D.D.R. In Erfurt stapte ik een kapsalon binnen en nadat ik twee uur mijn beurt had afgewacht, sneed een collectief van drie vrouwen mijn haar. Kort samengevat.
Herinner u de epuratie in het pas bevrijde België en de straatscènes op de foto's die later werden vrijgegeven. Ook het communisme is in Vlaanderen nog steeds onbespreekbaar.
Ik keek naar de fragmenten uit het oude filmjournaal. Mijn spiegelbeeld zat vast op een monumentale, versleten kappersstoel. Onbeweeglijk mijn hoofd, mon corps.
Misschien vraagt u zich af wat me daar kon houden? Waarom ik niet ophield met bang te zijn om te worden onthoofd. Niet wegliep van mezelf?
Ik had me voorgenomen de essentie te achterhalen.
In de literatuur bevindt ze zich op de woordas, (in mijn geval ergens tussen het woord Juul en het boek Carnet). In het ware leven wordt ze afgebeeld op de ervaringsas. (Ik zal ze maar mijn rijke fantasie noemen.) Anders was ik al dood. Gegaan. Een onweerstaanbare drang zonder het inzicht te sterven, was het niet dat ik zocht naar wat de mens tot mens maakt. (Ik bedoel slechts dat wat hem toelaat iemand anders te zijn. Men wordt oud, men wordt zichzelf en men gaat dood. Niet essentieel!)
- Dit taaltje!
‘Ofwel is het anders,’ zou mijn grootmoeder er hebben aan toegevoegd want zij twijfelde aan zichzelf en aan wie ze had kunnen zijn. Ze ging om met de liberale middenstand van Lokeren en met de ongeletterde fabrieksarbeiders en de