[Nummer 5]
Beste lezer,
Teksten zijn werelds, schrijft Edward Said in een vaak aangehaald essay. Ze zijn het product van een complex van sociale, politieke en culturele factoren die mee hun betekenis bepalen. Teksten zweven niet vrij in de lucht, losgemaakt van de omstandigheden die hen hebben voortgebracht. Naar vorm en inhoud zijn ze gebonden aan het moment dat hen deed ontstaan. De ruimte waarin ze werken, heeft weliswaar nooit een totale greep op hun betekenis - in de zin dat ze er geen kritische afstand tegenover zouden kunnen innemen - maar toch kan die ruimte in geen enkel opzicht een absolute vrijplaats zijn. Dat de autonomie van de tekst altijd slechts relatief is, moet nochtans niet noodzakeiijk worden gezien als een tekortkoming of een beperking. In die beperkte autonomie schuilt namelijk precies de kracht van de tekst: ze maakt de grondslag uit van de potentiële impact die het woord kan hebben.
Tijdschriften zijn in principe bijzonder geschikte indicatoren van de wereldsheid van teksten. Ze ‘schrijven’ immers over ‘de tijd’ waarin ze worden gemaakt. Aan de vooravond van een nieuwe jaargang heeft de redactie van De Vlaamse Gids zich voorgenomen om in de toekomst deze fundamentele regel meer dan tevoren ter harte te nemen. In de praktijk betekent dit dat De Vlaamse Gids zich vanaf de volgende jaargang sterker dan ooit zal profileren als een tijdschrift waarin de wereldsheid van teksten op de eerste plaats komt. Als een tijdschrift dat oog heeft voor de kritische band tussen artistieke en culturele verschijnselen en de politiek-maatschappelijke omgeving waarin ze functioneren. Als een tijdschrift dat teksten niet alleen belangrijk vindt omdat ze goed geschreven zijn. Als een tijdschrift dat teksten pas goed geschreven vindt als ze ook iets te zeggen hebben.
Het nummer dat voorligt, geeft al in meer dan een opzicht de richting aan die de redactie in de toekomst uit wil. Het bevat drie stevige essays, waarin Koen Tachelet, Peter Venmans en Ann Demeester het kritische engagement van teksten en kunstwerken aan de orde stellen en dat engagement tegelijk testen op zijn kritische waarde voor de lezer c.q. toeschouwer. Bij de planning van de volgende jaargang, die onder meer dossiers zal bevatten over kunst en onrecht en over nut en noodzaak van politieke partijen, heeft de redactie zich voorgenomen het project verder uit te bouwen dat aan de basis ligt van deze teksten en dat de lezer ook in de voorgaande nummers reeds vorm zag krijgen: een project van kritiek en van engagement - een project, kortom, van wereldsheid.
De redactie