beklijft, of een catchy refreintje of coupletje. Men deed maar wat, en eensklaps was er een song, of althans de aanzet tot een liedje. Men probeerde een instrument uit, zonder doelstellingen, zomaar.
Zomaar? Uiteindelijk zoekt men zichzelf. Wat men zelf maakt, moet op de een of andere, altijd hoogst opake manier het eigen zelf affecteren, aanraken, ‘contacteren’. Men komt zichzelf in alleen of te samen met anderen voortgebrachte klanken tegen. Maar op de bodem van dat sacrosancte ‘zelf’ bevinden zich enkel dwingende codes, moreel geladen conventies aangaande een goede popsong, een juist rockritme, een treffende heartbeat. Her individu dat zichzelf vindt is inderdaad een hersenschim. Een fantasma. Een neuronale verbinding die het bewustzijn als Echt beleeft. Het Echte Zelf is de ultieme vorm van zelfverblinding.
En toch! Toch bezit dat ‘zelf’ een moeilijk te negeren autoriteit. In de ervaring van echtheid roept en schreeuwt het: ‘Dit is het! Dit is het! Dit is het écht!’. Het dwingt daarom tot herhaling, tot het onmiddellijk hernemen van het zojuist gevondene, in de hoop de genoten ervaring te kunnen reproduceren. De affirmatie van de ervaring van het authentieke wordt zo synoniem met een daaraan op het eerste gezicht volstrekt vreemd verlangen naar imitatie (en ook naar het identieke: ‘Het moet exact zo klinken als de vorige keer’ - want anders zal de ervaring van echtheid worden gemankeerd).
De luisteraar affirmeert met niet minder intensiteit het geloof in het Echte. Zijn of haar lichaam is wet: ‘Dit voelt onbetwijfelbaar écht aan’. Het drijft ook hem of haar tot een naïeve overgave, een onschuld waarover men zich later - als volwassene, of wanneer zich een nieuwe muzikale stroming of mode aandient - soms erg schuldig kan voelen (de bekende uitroep: ‘Wat heb ik daar toch ooit in gezien!’). Als de ervaring eenmaal wordt bereflecteerd, schiet de taal altijd tekort en lijken gemeenplaatsen als ‘This is the real stuff!’ altijd de beste uitkomst.
Luisteren naar cd's bij de spreekwoordelijke platenboer. Ik test mijzelf, mijn ‘zelf’. Ik zoek - en ik vind, altijd weer opnieuw - naar klanken die mij meteen aanspreken, hic et nunc. Ik wil gepakt worden. Ik verlang naar een brutale en ongegeneerde, ja obscene aanspreking van mijn smaak, en vooral van een mij onbekende (onbewuste?) eigenheid die mijn bewustzijn zich nooit kan toe-eigenen. Ik wil mij overgeven aan mijn eigen naïviteit, in de domme overtuiging zo mijzelf iets beter te leren kennen. Stupiditas, maar dan wel een particuliere. Want in de ervaring van het Echte vallen conventies en lichaam, betekenissen en lijfelijkheid, l'imaginaire en realiteit, op een eigenzinnige wijze samen. Misschien staat de ervaring van Echtheid in het teken van een altijd singulier fantasma van het Reële?
En dus popmuziek. Dus rockmuziek. Dus breakdance. Dus het vergeten dát men gedurig vergeet. De beat die gisteren nog volop werd genoten, is vandaag definitief out en morgen voorgoed not done. Ook daarom zijn platen- of cd-collecties zo... wreed. Wat toen oh zo echt klonk, doet thans alleen maar gedateerd aan; wat in het verleden als authentiek overkwam, komt in het heden gemaakt en gecodeerd over. In het domein van de populaire muziek is luciditeit daarom synoniem met het horen van een toekomst - met een doodsblik. Met het observeren van het heden als een komend verleden. Met het ervaren van een doodse toekomst. Met nostalgie. Met het beluisteren van het verleden in de toekomst van het heden.
Rudi Laermans