Wij kunnen slechts vermoeden. Onze ontwikkelden lezen meest allen de fransche, duitsche en engelsche letterkunde in de oorspronkelijke taal, dringen dus niet slechts in den geest van het werk maar ook in dien van zijn taal en de taal is de adem van den geest. Zeker, alle kunst heeft in alle tijden en werelddeelen uit dezelfde bronnen geput, maar zooals zij in hare klemtonen verschilt van kunstenaar tot kunstenaar, verschilt zij van natie tot natie. Bij het lezen der fransche literatuur treft ons dat zij stamt uit een schouwend genie, de engelsche uit een observeerend, de duitsche uit een emotioneel genie. De fransche komt ons voor als vooral helder, de engelsche als vooral waar, de duitsche als vooral bewogen. Zij stelt zich tot taak het levensgevoel te ontwarren. Moeilijker kan de kunst het zich niet maken. Zij moet dan ook haar toevlucht nemen tot wat de Latijnen noemen de germaansche nevelachtigheid en als een gebrek beschouwen. Voor ons is het een essentieele hoedanigheid. Wij noemen ze atmosfeer. Iets dat de omtrekken vervaagt, de kleuren afwischt en nuanceert. Door het gemis aan atmosfeer in de natuur heeft het Zuiden nooit een groot landschapschilder gehad. Door de aanwezigheid ervan is in onze grijze Westerlanden de meest stralende landschapkunst ontstaan.
In nevelen van gevoel en drift ‘immer strebend sich bemühend’ zooals Goethe zegt, gevoelt de duitsche ziel heimwee naar kinderlijkheid, klaarheid, eenvoud, landelijkheid, rust. Heimatkunst is een begrip waarvoor in de andere talen zelfs geen woord bestaat. Den Franschman en Engelschman schijnt zij te primitief toe; het duitsche volk, dat nochtans intellectualistischer aangelegd is houdt ze steeds hoog in eere.
Waarschijnlijk ligt de duitsch-vlaamsche kunstverwantschap in deze hoofdkenmerken. De vlaming is noch ziener, noch wijze, noch observator. De Noord Nederlander die zulk een sterk superioriteitsgevoel tegenover den Vlaming heeft, zal nooit nalaten zijn hartstochtelijk creatief vermogen te prijzen. Geheel de geschiedenis van den vlaamschen stam en zijn kunst bewijzen dat hij van de Germanen zeker niet de minst hartstochtelijke is. Er zijn groter droogstoppels dan Pallieter.
Behaagt zij den duitschen lezer door haren hartstocht, de vlaamsche letterkunde wordt daarom toch niet gecompliceerd. Zij blijft pastoraal en idyllisch.
‘Zeker, alle kunst heeft in alle tijden en werelddeelen uit dezelfde bronnen geput, maar zooals zij in hare klemtonen verschilt van kunstenaar tot kunstenaar, verschilt zij van natie tot natie.’
Deze eigenschappen volgen uit gebreken. Onze hoogere standen waren verfranscht. Onze letterkundigen zelf komen over het algemeen uit den kleinburgers- of boerenstand. Zij kiezen hun onderwerpen uit hun eigen midden. De schrijver schrijft altijd uit zijn jeugd en in dit geval heeft hij geen keus want de meer begoede en ontwikkelde klassen waren verfranscht. Gansch onopzettelijk is geheel de prozakunst in Vlaanderen heimatkunst. Verhalen van eenvoudige lieden van te lande, geschreven door kunstenaars wien elke intellectueele geblaseerdheid vreemd is, volksverbonden zonder het te weten, dwepend met de ongereptheid van hun volk en zijn primitieve zeden en gebruiken. Geen diepgaande moreele conflicten: cultureel wordt het volk geregeerd door den clerus die niet duldt dat het kwaad genoemd worde. Ne nominetur zooals St. Paulus zegt. Geen felle sociale conflicten: de eenvormig agrarische bevolking biedt weerstand aan het socialisme dat slechts zeer langzaam insijpelt. Er is geen vrijzinnige of socialistische literatuur van eenigen omvang. Een onzer allerbeste romanschrijvers Cyriel Buysse wordt haast niet gelezen omdat hij vrijzinnig is. Ook geen diepgaande religieuse conflicten: er is geen protestantsche invloed, dus geen besef van een plicht tot zelf denken. De absolute waarheid is bij mijnheer pastoor.
Dan breekt in de jaren '80 in Nederland een literaire vernieuwing door onder de leuze kunst om de kunst. Zij sluit aan bij de algemeen europeesche strooming die een logisch besluit is uit het rationalisme en de Aufklärungsfilosofie van Locke, Descartes en Kant. Is de ijdelheid der metaphysica bewezen dan moet de kunst geen dienstbaarheid meer erkennen. In Italië decreteert Giovanni Papini: Schoonheid, vormschoonheid en niets anders. Stefan George beschouwt zijn dichterschap als een priesterschap der schoonheid. De russische mevrouw Hippius dicht: Ik bemin mijzelve als god. De nederlander Willem Kloos: Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten.
Deze beweging was de eerste europeesche ademtocht die in Vlaanderen werd opgevangen. Wij waren er bizonder vatbaar voor. Onze kunst was immers reeds zonder ideëelen inhoud. De cultus van het woord liet ons toe te bewijzen hoe rijk en plooibaar onze taal was en dit tegen de franschgezinden en verfranschten die beweerden dat het vlaamsch slechts een dialect was voor meiden en knechten. Tot dan toe waren onze schrijvers eenzame werkers geweest zooals Hendrik Conschience, Guido Gezelle en de jonggestorven Rodenbach. Nu vormt zich een groep die het tijdschrift ‘Van nu en straks’ uitgeeft, zich de ‘Van Nu en Straksers’ noemt en in talent de een den ander ongeveer waard is. De voornaamschten zijn Van Langendonck, Streuvels, Vermeylen, Teirlinck, Karel Van De Woestijne, Toussant van Boelaere. Er is een generatie, een letterkundig leven, er komt een Vereeniging van Letterkundigen tot stand. Op den afstand van 15 jaren volgt een nieuwe lichting, aangevoerd door Felix Timmermans, Ernest Claes en August van Cau-