| |
| |
| |
Ik zou willen wonen in een land waar ik een halfbloed zou kunnen zijn
Ivo Michiels
Ik zou willen wonen in een land
waar ik een halfbloed zou kunnen zijn tussen niets anders dan métissen en o, ik weet het,
dat klinkt vreemd voor iemand die in Mortsel het levenslicht heeft gezien, te midden van de
goedigheid die er kleeft aan biljartzaal, turnkring en mistletoe,
in de schaduw van Lieven Gevaert notabene,
dit wil zeggen van de fotografische perfectibiliteit en de zilverbeek achter de fabriek dit alles op
nationaal wat zeg ik op internationaal niveau,
maar sedert ik bij de Latijnen ben geweest
ginds tussen de Tropic of Cancer en de Tropic of Capricorn
heb ik van dichtbij gezien wat armoe is en dat is iets verschrikkelijks, maar haast
verschrikkelijker nog vind ik het geen halfbloed te kunnen zijn tussen mulatten en andere
in een land te wonen waar ze je vragen zonder boe of ba:
Hé, waar loop je naartoe je bent toch een van ons?,
en natuurlijk ben ik een van hen, 't is waar Goddome,
uit hen geboren, en getogen daar bij de rivier, bij wijze van spreken vlak Onder de Toren, bij de
mosselbars, als je de kerken en de kommen errond even zoudt willen samentrekken,
de Vikings zijn er ooit nog langs gevaren,
ze lieten de Edda achter en later
en al ben ik niet zo'n kraan in Algemene Huishoudkunde
't geeft me wel een identiteit, dat is zeker:
Blank, mocht er twijfel zijn, eentje van 't Noorden, min of meer blond, de ogen tussen indigo en
onze meisjes overvloedig Spaans besprenkeld tijdens de Beroerde Katholieke Jaren, dat wel, en
het hoofd op de goede plaats
en God dicht bij ons en de leeuwenharten zegevierend
op de Kortrijkse Kouter ieder jaar opnieuw
en dat is mooi allemaal, echt, dat meen ik, 't blijft mij steeds ontroeren, de weiden die als
wiegende zeeën zijn en de moeder die haar kindeken douwt, en toch,
het liefst zou ik iemand willen zijn
| |
| |
die uit louter kleur is geboren, daaruit gemaakt, samengesteld,
382 tel ik er in het woordenboek, landvoogdkleuren en couleurs de citoyen, het kunnen er meer
zijn zelfs of minder eerder want d'r lopen er dwarsdoor te pauweveren die ik voor geen geld
Berlijns bruin bijvoorbeeld,
of pisgrijs, een trouvaille die ik bij een schrijver uit het groene Ierland heb gevonden en
zo is het: 't Is niet al kleur wat kleur krijgt toegemeten.
Wat ik op het oog heb is zo'n kleur die er fleur in heeft waardoor alreeds bij het horen van de
naam de haartjes in mijn neus in trance gaan,
papegaai, om het niet te ver te zoeken,
pa... pe..., hoor je 't niet, 't kleurwerk vol gespetter?,
't gepluimte van de vogel weldoende ruikend bovendien naar rum, bananen en kaneel,
't is dat van je sensibiliteit een kleinigheid beneden je penszak is gezakt
en nu ik bezig ben: er zijn kleuren die niet bestaan maar die ik zelf wil maken gewoon uit de
letters van het alfabet, of uit woorden die in de atlas staan: namen om in te wonen en dus -
Tauripampa Golovanovo Xiaochangshandao
en dan de huid, zit je goed!, de huid gemixt uit het pigment verspreid van pool tot tropen zodat
ik 't ut herten vri beamen kan als ze komen om te vragen:
U daar, vreemde heer, bent u niet min of meer een Indiaan, chocoes, charrua, chiapas, geeft 't
maar toe?, en ik vrijborstig: Jazeker, voor een deel ben ik een Indiaan en nog wel uit vele
stammen samen, dat hebt u goed;
U daar, vreemde heer, hebt u niet een overoveroveroma-opa uit Afrika, de plekken kreeg traag
hun onvergankelijke naam?, en ik vrijborstig: Jazeker, dik voor een part of tien uit 't continent
gindsbenee de Middellandse Zee ben ik een Afrikaan, dat hebt u goed;
U daar, vreemde heer, bent u niet een gele echtin beschouwd, 'n Viet of Koreaan die een oorlog of
wat geleden met zijn slinger jouw geboorte is voorafgegaan?, en ik vrijborstiger dan ooit:
Jazeker, naast rood en zwart en 't geschommel tussenin staat het gele eveneens op 't witte van
mijn lei geschreven en ha!,
ik, die zou willen wonen in een land waar ik een halfbloed zou kunnen zijn tussen niets anders
dan mulatten en andere métissen,
al ben ik dan een man - ik neem aan dat niet naar indiciën wordt gehengeld - ik zou mij willen
hullen in zo'n japonnen bedrukt met al wat er schatert en schakeert tussen melón, granada en
paarse biet al heeft geen tovenaar op de evenaar ooit een biet gezien,
en mijn blauwe haren, ik zou ze dragen in een vlecht die neerdaalt tot in mijn lenden net als bij
het meisje met haar poncho en haar mem en 't kind daar ingebakerd in het winderig stationnetje
op d'equator dat ik klaarder heb gezien dan ik deze letters zie,
| |
| |
o en mijn heupen, heilige Sint Sebastiaan,
alles kwinkslag en kwistigvrije oogopslag als ik het even dichterlijk formuleren mag,
lenigheid/levendigheid, list en lach,
salsa, merenge, het ritme tot in de kleinste teen gekropen,
en als toch de tovenaar verschijnt en vraagt: Zeg op wat kies je, taaie Vlaming, een karig maal
desnoods maar 't dagelijks leven een warrelend mengfeestijn van kleur en bezigheden, of 't grijze
slikken ginder tussen Leonidas, Mercedes en IJzertoren?,
waarna ik dan weer: Tovenaar wat is het leven als je niet eens leeft,
als je alleen een vlag hebt om te leren vendelzwaaien, 'k heb meegedaan,
de neus optrekt voor de Ander met iets van schrik en spotternij iets van allebei in 't zieltje
en Jezus, als les en leus zijn afgestemd op louter zuiverheid zo noemen zij 't mijn getrouwen ik
ik noem het zuinigheid 'k blijf braaf,
de zuurstof die ze van scheet naar hersens jagen, zuinig, of niet misschien?,
de retoriek waarmee ze van heerd naar outer dragen, zuiver, zo zuiver als een oge weet je 't
nog?, het klinkt aandoenlijk daar kan niemand onderuit
helaas, geef mij vandaag maar liefst 't on van on-gepast en on-bedenkelijk en on-verbiedelijk, on-
eindig ook, d.i. onverdacht d'onzuiverheid van de mengselspraak:
‘krimpelfrik’ 't is gauw gevonden wat vind j'ervan?, onzuiver of ik val dood!,
een ‘kraakamandel’ van een integrist, een ‘fanatist’ een ‘barbarist’, onzuiver drie keer nog wel, de
taal daardoor, de taal der rasprofeten, kan het anders: zuiver! om het beleefd te houden,
hun kreet 't gejubel op d'estrade een reutel eer het begin van 't eind want het verzet onderschat
| |
| |
maar onderwijl de kunst opnieuw van het ontaarde losgekomen, 't hangt samen al weet ik dat je
zweert van niet, op-straffe-van geen avonturenliteraturen meer geen vlucht geen duik meer in 't
onbekende van de regenboog, de koralen en de riffen
zij 't wel de voeten iedere dag gewassen in de melk aller provinciale weiderij die witter wast dan
niks gehutseld niks in de hoed niks gewaagd
steeds het kruis in 't kerkse midden
vivat de broek en de bretellen
en heimwee/heibel troef vanaf de Noordzee hier tot de Balkan ginder en voor halverwege een
slokje Donaublauw vanuit de dagen van olim toen de kippetjes keurslijven droegen
input en output zeg maar spek en sperma druipend van Belfast
'k spreek niet eens van de dichtbije continenten, van de hidjab over 't hoofd onder d'ogen van de
vrouwen - waar een haarpluis piept piept verderfenis - en het minnen aan hun zoete delen in de
getraliede vertrekken: plengfeest bij het koranieke bidden des gebieders, en de genocide die
voort orthodoxe vlaggen voert, deze en gene,
en bij Michiels, de schrijver, lees ik over de terreur die de non-kleur is en zie je wel, als hij het zegt,
en zij weer zeggen: Indien je 't geklutst wil hebben, meneer die een halfbloed zou willen wezen
tussen niets anders dan mulatten en andere métissen, dan heb je, erger: dan bèn je NIETS
en Stop! zeg ik, 't woord is afgepakt
Begraaf mij alsjeblieft als NIETS
ergens waar het nergens is, versta 't maar zo: waar ze mij niet langer kunnen vinden, waar ik kan
verdwijnen tussen de papavers en de boterbloemen, de papaja's, de bananen, de mango's, de
paleizen met hun kerkers en de krotten met hun fierte binnenin, de samba en de rumba, Salman
en Nasreen, en (om er straks een moment van eeuwigheid mee te doden) tussen een poëzie die
regenboogt als een boeket van vleugels in een volière van orchideeën, leguanen en andere
souvenirs en een muziek die zingt van John Cage, van Miro en Mandela en de Yellow Submarine,
en Hellzapoppin begeleid door de tam-tam uit 't oergebied der talen
en de kerf, mensen, de kerf in de doeken van mijn vriend de schilder, Lucio Fontana: om in 't
nergens van de kist nog een sprietje kleur te stralen
er komt geen eind aan zo vol zit dat wanneer je zit in 't NIETS
Heer laat mij niets zijn wanneer ze komen om dit lichaam te begraven zo blijft er IETS nog om er
't leven in te houden na het sterven als een halfbloed tussen niets anders dan mulatten en andere
adieu 't God en vaderland
adieu 't mensdom in het platte algemeen
hier ben ik, spruit van 't Mengseldom,
en daar mijn lieven, daar alleen daar gaat het om.
|
|