[Nummer 6]
Dag van De Vlaamse Gids 1993
Geschiedenis en Maatschappij
Hoewel de geschiedenis een belangrijk element vormt van de cultuur en de geschiedschrijving in vele gevallen tot de literatuur mag worden gerekend, was het zeer lang geleden dat geschiedenis en geschiedschrijving, in hun relatie tot de cultuur en de maatschappij van het ogenblik, het thema hadden gevormd van de Dagen van De Vlaamse Gids.
Al werden deze ‘Dagen’ om financiële redenen afgeslankt tot één halve dag, weliswaar verlengd met een uitgelezen banket, tijdens hetwelk hulde werd gebracht aan Frans Strieleman en de redactie van De Vlaamse Gids, die vanaf 1994 worden opgevolgd door een volledig nieuwe redactie (zie elders in dit nummer), dan waren toch op zaterdagmiddag 2 oktober 1993 in het stemmige museum Dhondt-Dhaenens te Deurle, zeer veel belangstellenden opgekomen om de spreekbeurten te aanhoren van vier vooraanstaande jonge historici en om met hen te discussiëren over de betekenis van de geschiedbeoefening voor de maatschappij en omgekeerd, over de invloed of in sommige gevallen de greep van de maatschappij, meer bepaald van de politieke machthebbers, op de geschiedschrijving.
Marc Boone die de sprekers inleidde en de discussie in goede banen hield, en Tom Verschaffel hadden het beiden over het eerste aspect van het thema, de betekenis van de geschiedschrijving voor de maatschappij van vandaag. Mon Detrez en Bruno De Wever toonden, met concrete voorbeelden aan, respectievelijk uit de Balkan en in verband met de geschiedschrijving over de Holocaust, voor welke moeilijke vragen de maatschappij de historicus kan plaatsen.
Deze vragen kwamen mede vanuit een geïnteresseerd publiek tijdens de discussie ruimschoots aan bod. Een belangrijke vraag daarbij was welke houding de historicus moet aannemen tegen het misbruik dat van de geschiedenis wordt gemaakt door nationalisten en door zgn. negationisten die de Holocaust ontkennen. Van groot belang voor een antwoord daarop is de vraag die ook aan de eerste twee sprekers werd gesteld: namelijk of er in de geschiedenis één waarheid bestaat dan wel of men, tegenover tegenstrijdige standpunten in de geschiedschrijving, een volkomen relativisme moet aanvaarden. De panelleden verwierpen laatstgenoemde houding, er wel aan toevoegend dat geen enkel historisch oordeel, dat strijdig wordt geacht met een algemeen aanvaarde waarheid, a priori mag worden verboden.