hoek van de grote laan, voor de brede bocht naar de Karl Marxplatz schreeuwt een ogenschijnlijk lege vitrine het over de volle breedte uit op een langgerekt oranjekleurig biljet: Schnellkauf. De bekering tot de nieuwe heilsleer heeft het hart van de stad bereikt. Van welk geloof is Jan Hoet de apostel?
Voor de Weimarhalle staan de statussymbolen van de Westerse welvaart geparkeerd. Binnenin enkele honderden ingewijden in Armani en meer. En vooral veel zwart. In de brede gangen met geïmproviseerde stalletjes waait big band muziek. It's a long way to Tiperary, of zoiets en dan de Kasatchok. Op het podium, in de grote zaal, blaast een muziekkapel van het Russisch leger. Het is een koele aprildag in 1991. De tweede Gespräch-Marathon is het grote wederoptreden van Jan Hoet na zijn zware operatie. De opkomst is beduidend kleiner dan in Gent. De Weimarhalle ademt vergane glorie. De stad wasemt onzekerheid. Het volkscafé, het gratis café in het Hallepark, waar je de krant kan lezen bij koffie uit een meegebrachte thermosfles, verkeert ongetwijfeld in de herfst van zijn bestaan. De deelnemers aan het Gespräch verkiezen de voortreffelijke cuisine van de Halle en schrikken niet van de westerse prijzen. In Weimar is tijdelijk een onzichtbare toren opgetrokken, een ivoren wolkenkrabber. De tovenaar van dit denkbeeldig bouwwerk rookt nog steeds zijn zelfgerolde sigaretten. De dood waart door de interviews die hij de voorbije weken heeft toegestaan. Maar als hij de Bühne beklimt blijken sterfelijkheid en verval ver weg. Andermaal laat het publiek zich door Jan Hoet meeslepen doorheen een eindeloze carrousel dia's naar het einde van een uitputtende nacht.
Hijzelf is de laatste die het slagveld in de vroege ochtenduren verlaat. Na een korte nachtrust staat hij er alweer terug, want deze marathon moet 24 uur duren. Het publiek wrijft zich de ogen uit. Het laat de lawine over zich heen komen. Alleen enkele hardnekkigen volgen Hoet over het hele parcours. De marathon is een sportwedstrijd, een uitputtingsslag, een fysieke prestatie. Hoet houdt ervan zijn publiek te confronteren in een één tegen allen, een partij Chinees boksen waarbij de tijd het geheime wapen is van de uitdager. In Weimar is de energie van de convalescent opzienbarend. Het is zijn grote troef en zijn Achillespees. Jan Hoet laat niemand onverschillig. Hij argumenteert niet, maar bezweert. Theoretische verfijning en intellectualisme moeten wijken voor enthousiasme en begeesterende overtuiging. Jan Hoet is een calamiteit, een zeloot, een flapuit. Dat stoort sommigen. Het irriteert de afstandelijken en zij die zweren bij afgemeten bedachtzaamheid. Ze voelen zich door Hoet geprovoceerd. Daarbij komt dat de künstlerische Leiter de persoonlijke aanval niet schuwt en in de regel geheel ongezouten uit de hoek komt. Door zijn optreden scheidt Hoet de bokken van de schapen.
Zowat alles passeerde de revue die nacht in Weimar. Alleen Weimar zelf, de culturele Blitzkrieg van het Westen in de voormalige DDR en het vlakbij gelegen Buchenwald bleven onbesproken. Waarom het Gespräch uitgerekend in de voormalige hoofdstad moest plaatsvinden, bleef onverklaard. Heel even was Weimar de culturele hoofdstad van het kersverse grote Duitsland, maar welk Duitsland? Het departement E van het BIWA zag de noodzaak daarover een verklaring af te leggen in het holst van de nacht voor de publieksmicrofoon van de marathon. Vertrekkend van de vaststelling dat het nieuwe Duitsland nog naamloos was, proclameerde het Instituut dat de nieuwe Staat van nu af aan zou luisteren naar de afkorting R.D.R., Republiek Deutschland, Deutsche Republik. Deze mededeling, die alle opties open liet voor het toekomstig politiek regime, kreeg weinig weerklank. Allicht kwam dat door het nachtelijke uur, of door de gevorderde vermoeidheid bij de getuigen, of nog - en waarschijnlijk - door de plotse panne die de geluidsinstallatie trof toen duidelijk werd dat er een politieke verklaring werd afgelegd.
Als de Gespräch-Marathon iets had duidelijk gemaakt, dan was het wel dat niets duidelijk was. Na 24 uur legde ook Hoet er het bijltje bij neer en vertrokken de deelnemers, ten prooi aan verwarring. Het Duits van Jan Hoet was er sinds de eerste marathon aanzienlijk op verbeterd en zijn inzicht in het Duitse denken had hem er van overtuigd dat orde een dogma is. Teveel orde, vond Hoet, en het publiek kreeg chaos, steeds meer chaos en onduidelijkheid. Het bange vermoeden rees dat de volgende Documenta zou worden geleid door een onberekenbaar warhoofd. Maar Documenta is heilig en de vrees dat dit monument van de hedendaagse kunst regelrecht afstevende op een catastrofe moest het uiteindelijk afleggen tegen het voordeel van de twijfel. Uiteindelijk begon het verblufte Duitsland zijn künstlerische Leiter te appreciëren als beurtelings een vermakelijk man, een begeesterend profeet of een raaskallende querulant, met als con-