Bert Vanheste: Eeuwig en drie dagen
Een echt vrolijk of lichtvoetig boek is Eeuwig en drie dagen van Bert Vanheste vast niet, al lijkt het opzet speels. Hoe moet je het anders noemen als een auteur zijn hoofdpersonage allerlei duidelijk autobiografische kenmerken geeft - maar er wel een van maakt?
Die dame doorworstelt een crisis, of beter, een typisch Vlaamse crisis. Vlaamse achtergrond, sfeer en toestanden spelen een cruciale rol in het leven van de haast 50-jarige vrouw. Zich loswerken uit een onleefbaar verleden is pijnlijk en het resultaat niet altijd gelukkig. Bertha Van Craeynest voelt zich schuldig en ontheemd, maar uiteindelijk overwint zij zichzelf en haar omgeving dank zij een SF-achtig gebeuren dat door de flaptekst wordt omschreven als ‘een morzel antimaterie tovert de IJzertoren om tot een vertederende ruïne en graaft de bedding voor de as Paradijsegem-Nijmegen, waarlangs een culturele samenleving een kans krijgt’. Dat is teveel voor dit boek, dat vooral poogt een vlotte, volkse vertelstijl (Vanheste doet geen poging, en dat is eerlijk, om te verbergen dat hij ook de auteur is van een Boon-studie) te combineren met de diepzinnige commentaren van de docent en essayist (over literatuursociologie) die hij eveneens is. Maar dat hij zo openhartig refereert aan Louis-Paul Boon en aan diens ‘literaire dochter’ Monika van Paemel (‘personages’ uit hun werk spelen een rol in zijn verhaal) maakt hem nog geen lid van de familie. Al werd het uiteindelijk wel een zeer leesbare roman.
Fernand Auwera
Bert Vanheste, Eeuwig en drie dagen, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam/Leuven, 1988, 213 blz.