Duits expressionisme en vooral door Georg Trakl was beïnvloed, en verder dichters als Christopher Logue en Adrian Mitchell, die een sterk sociaal en politiek geëngageerde poëzie schreven.
Ted Hughes bereikte onmiddellijk een grote faam met zijn eerste dichtbundel, ‘Hawk in the Rain’ in 1957. Hij onderging de invloed van het Middle English, dat hij in Cambridge stuurde. Aan deze universiteit leerde hij de mede-studente Sylvia Plath kennen, met wie hij in 1956 trouwde. Haar eerste dichtbundel, ‘The Colossus’, werd heel gunstig onthaald, maar haar tweede bundel, ‘Ariel’, verschenen na haar zelfmoord in 1963, zou haar blijvende faam bezorgen.
Christopher Logue verbleef van 1952 tot 1957 in Parijs, waar hij de invloed onderging van dichters als Bertolt Brecht en Pablo Neruda. Na zijn terugkeer in Engeland schreef hij toneelstukken voor het Royal Court Theatre.
Hij was een pionier van de Poëzie-en-jazz-avonden, die over heel het land werden gehouden. In 1958 begon hij met gedichten op posters te laten drukken, een formule die een zeer groot succes zou kennen. Hij schreef ook liedjes voor de night club ‘The Establishment’ en in de jaren zestig schreef hij om de veertien dagen een column in ‘Private Eye’.
Adrian Mitchell werd de bekendste protest-dichter van Engeland. Hij kan als de Britse tegenhanger van de Amerikaanse Beat-dichters worden beschouwd. Maar tijdens de historische eerste nacht van de poëzie, die in 1965 in Albert Hall te Londen werd gehouden, viel het verschil met de Amerikanen op toen Adrian Mitchell zijn gedichten las samen met Allen Ginsberg, Gregory Corso en Lawrence Ferlinghetty. Als sociaal dichter wil Adrian Mitchell de woordvoerder zijn van wat in de bredere lagen van de bevolking wordt gevoeld en gedacht.
In het midden van de jaren zestig ontstond in Liverpool een nieuwe poëziestroming, die aansloot bij de jongste ontwikkeling in de popmuziek. De belangrijkste dichters van deze groep, die soms ook de dichters van ‘The Mersey Sound’ worden genoemd, zijn Adrian Henri, Roger McGough en Brian Patten. Het pop-element in deze poëzie werd sterk benadrukt in de anthologie ‘The Liverpool Scene’, die Edward Lucie Smith in 1967 publiceerde, waarbij hij tevens wees op de opvallende verbinding tussen poëzie en schilderkunst in deze groep.
Adrian Henri is de theoreticus van de Liverpool-groep. Hij is tegelijkertijd dichter en kunstschilder en hij probeert in zijn poëzie ook beiden te verbinden. Hij schreef o.m. het lange gedicht ‘De intrede van Christus in Liverpool’, geïnspireerd door het bekende schilderij van James Ensor. Adrian Henri meent dat poëzie als communicatiemedium veel directer en minder ambigu is dan de schilderkunst.
Roger McGough was lid van de satirische pop-groep ‘The Scaffold’ en schreef hiervoor sketches en eenakters. Hij schrijft een ‘performance poetry’, waarin aanvankelijk ook reminiscenties aan E.E. Cummings opvielen. Van alle pop-dichters benadert hij het meest de geest van de pop-muziek.
Brian Patten is de jongste van de Liverpool groep, en tevens de meest traditioneel gerichte. Hij streeft naar een zuivere lyriek volgens de romantische traditie.
Aansluitend bij de Liverpool-groep dient nog Jeff Nuttall vermeld, die ook als kunstschilder en vroeger ook als jazzmusicus bedrijvig was. Hij heeft vooral geëxperimenteerd op het gebied van de multimedia en was uitgever van een gestencild avant-garde-tijdschrift ‘The Own Mag’. Sterk autobiografisch is zijn kritisch boek ‘Bomb Culture’.
Net als deze popdichters was de jonge Tom Raworth in zijn eerste gedichten gericht op een grote verstaanbaarheid. Later ging hij zich meer en meer toeleggen op montageachtige procédé's, waarbij hij met opzet gaten laat in de anecdote en in de structuur van zijn gedichten.
Na de bundels ‘The Relation Ship’ (1967) en ‘The Big Green Day’ (1968) zocht Tom Raworth ook aansluiting bij de Amerikaanse dichters van de Black Mountain School. Hij woont nu in Cambridge. In 1978 verscheen bij de Bezige Bij een bundel ‘Live uit Athene’, vertaald door Peter Nijmeijer.
Ook van de wat oudere dichter Christopher Middleton verscheen bij de kleine uitgeverij Marsyas te Amsterdam een bundel, ‘In het geheime huis en andere gedichten’, vertaald door H.C. Ten Berge. Middleton werd in 1926 geboren te Truro in Cornwall. Hij publiceerde vijf dichtbundels, waarvan ‘The Lonely Suppers of W.V. Balloon’ (1975) en ‘Carminalenia’ (1980) de meest recente zijn. Sinds 1966 woont Middleton in de Verenigde Staten waar hij als hoogleraar is verbonden aan de Universiteit van Texas in Austin.
Belangrijke bloemlezingen als ‘Children of Albion. Poetry of the “Underground” in Britain’ van Michael Horovitz in 1968 en ‘British Poetry since 1945’ van Edward Lucie-Smith in 1970 verschenen, tonen de