boekenmarkt in Den Haag vond hij in 1936 een boekje, dat Een ontgoocheling heette en ingeleid was door Jan Greshoff. In deze inleiding werd het gedicht Het huwelijk opgenomen, wat Carmiggelt ertoe aanzette het boekje van de hem toen nog onbekende Elsschot te kopen. Het lezen van Een ontgoocheling werd een ingrijpende ervaring. Carmiggelt vond dit proza de perfectie van een schrijverschap en besloot alles van Elsschot te lezen. Hij beschouwde de Antwerpse auteur voortaan als zijn leermeester en deze bewondering is hij steeds blijven koesteren en was ook de aanleiding tot het schrijven van deze Ontmoetingen.
De figuur van Willem Elsschot blijft onvatbaar. Hij heeft nooit verklaringen afgelegd onder deze naam, maar tekende er alleen zijn romans en gedichten mee. Verder verhulde hij zich achter de burgerman Alfons De Ridder. Deze liet echter ook nooit iets los over de auteur Elsschot. Wie bij De Ridder op bezoek kwam, kreeg er nooit een werkkamer of zelfs een schrijftafel te zien!
De eerste persoonlijke ontmoeting van Carmiggelt en Elsschot dateert van maart 1948. De Nederlandse schrijver belde aan in de Lemméstraat te Antwerpen en bij deze gelegenheid las Elsschot hem het gedicht over Borms voor. Hij vertelde er niet bij dat hij dit gedicht naar de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift had gestuurd, waar het zulke verontwaardiging had gewekt dat het comité, opgericht voor de viering van zijn 65ste verjaardag, uiteenspatte.
Deze ervaring schreef hij wel in een brief aan een Nederlandse vriend, dr. A. Kaas. Hierin vertelt hij ook hoe de Vlaamse Academie hem had gevraagd of hij lid wilde worden, maar toen zij van dit gedicht hoorden, werd zijn naam onmiddellijk geschrapt.
Toen in 1957 het Verzameld Werk van Elsschot verscheen, vroeg zijn uitgever Van Kampen hem of hij in Nederland een reeks voordrachten wilde houden. Elsschot stemde erin toe gedurende een half uur voor te lezen en stelde Carmiggelt als zijn inleider voor. Hij stond er bovendien op dat hij niet in Nederland zou overnachten maar telkens nog dezelfde avond met de auto naar Antwerpen zou terugkeren.
Uit een brief aan Jan Greshoff blijkt hoe hij de term ‘Lijmen’ ook gebruikte voor zijn dagelijks werk in de publiciteitsbranche. In sommige brieven blijkt ook hoe de dichter Elsschot en de zakenman De Ridder soms hand in hand gingen.
Op zondag 29 mei 1960 had de laatste ontmoeting van Carmiggelt met Elsschot plaats. Hij belde aan in de Lemméstraat en Elsschot deed zelf open. ‘Ik kan u niet onderhouden’, zei hij, ‘ik moet naar bed om te gaan rusten. Want ik kom net uit het ziekenhuis, waar ik een operatie heb ondergaan’. Carmiggelt antwoordde: ‘Ik kom alleen maar even gedag zeggen’.
Twee dagen later is Elsschot overleden. Nog een paar dagen later ontving Carmiggelt een brief, die door Elsschot op maandag was geschreven en waarin hij zich verontschuldigde omdat hij zijn vriend niet had herkend. Zo bleef Elsschot tot zijn laatste levensdag een correct, wellevend en vriendelijk man.
Willem M. Roggeman