Beb Vuyk
Onder de groene bomen
In memoriam A.E.J.-S.M.
Zondag 's morgens na kerktijd kwam de hele familie koffiedrinken bij grootmoeder. Ze zat bij het raam van de voorkamer in haar donkere japon met een mutsje van zwarte chenille op haar dunne witte haar, in het midden gescheiden en glad achter de oren naar achteren gekamd. Ze had nog een mooi profiel; een licht gebogen neus domineerde een gezicht met weinig rimpels, maar dat wel heel bleek zag, want ze kwam nooit buiten. In haar achtenvijftigste jaar was zij op die stoel gaan zitten en daar zat ze tot enkele maanden voordat ze stierf, kort voor haar negenentachtigste verjaardag. Hier vandaan tiranniseerde zij haar kinderen, de getrouwde en ongetrouwde, met uitzondering van haar jongste dochter, die zich wist te handhaven zonder ooit in conflict met haar te raken. Tante Fien verzorgde de huishouding en hielp haar broer met de administratie van zijn incassokantoor, terwijl de oude vrouw de hele dag voor het raam zat, haar bevelen gaf en door het spionnetje het gebeuren op straat gade sloeg en voor haar kleinkinderen breide. Op uiterst fijne pennen breide ze lange zwarte kousen voor de tien jongens en voor haar beide kleindochtertjes (mijn zusje en ik) bovendien onderjurkjes tegen de rheumatiek, die wij van haar via onze moeder zeker zouden erven. Ze breide ze in een ingewikkeld pauweverenpatroon als fijne kant, maar van gezondheidswol van een gore beige kleur. Tegen die breisels protesteerde ik, zonder resultaat, want onze moeder was hysterisch bang voor haar eigen moeder en voor de rheumatiek aan welke doem ze onvoorwaardelijk geloofde. Ik trok aan draadjes en peuterde gaatjes in de wollen gruwels van zwart en beige, wat weer tot straf en huiselijke scenes leidde. Ik revolteerde, moeder handhaafde haar gezag met overmacht en grootmoeder breide alle jaren van mijn kindertijd. Toch nam ik dat haar nooit kwalijk. Moeder haatte ik ettelijke malen per week, fel en totalitair, hoewel nooit lang. Zij dwong mij daarmee tot een opstandig, onrustig en strijdbaar bestaan.
De herinnering aan grootmoeder wekt geen emoties in mij op, noch van liefde, noch van haat. En toch kwam ik graag bij haar; iedere Zondagmorgen en in de vakanties een hele dag en soms mocht ik er logeren. Dan sliep ik in een hemelbed met een groene beddekwast, waaraan ik als een aap heen en weer slingerde en waarmee ik mij later, als ik ook rheumatiek zou hebben, zou kunnen optrekken om overeind te komen, want daarvoor diende dat ding. Als ik dan een poos geslapen had kwam tante Fien en liet me een plasje doen in een grote tinnen po. Een heerlijke po met een brede platte rand, waarop je prettig kon zitten met je hoofd tegen haar rok. Het plasje kletterde heel hard, veel harder dan thuis in de w.c. pot, waarop je uit je warme bed zo maar werd gedumpt en zonder dat er een rok was om met je slaperige hoofd tegen aan te leunen. Van tante Fien hield ik veel, zij moet de reden geweest zijn, waarom ik zo graag bij grootmoeder kwam. Ze speelde spelletjes met me en vertelde verhaaltjes, allemaal dingen die moeder nooit deed. Ze was twaalf jaar kinderloos gebleven. In die periode concentreerde zij zich uitsluitend op haar eenzelvige, zwijgzame man, haar huis en Brinio, haar Italiaanse koordpoedel. Zijn foto stond tussen de portretten van andere overleden familieleden op het notehouten salonkastje. Zij was de dochter van een dierenarts en had slag om met honden om te gaan. Kinderen laten zich echter niet als honden trainen, die moet je anders aanpakken. Moeder kon dat niet, tante Fien kon het wel. Ze leerde me ook versjes, zij zong en ik zong mee, erg vals want ik kon geen wijs houden, maar daar zei ze nooit iets van. Ze leerde me prachtige versjes die ik nooit helemaal begreep, versjes hoef je ook niet helemaal te begrijpen, ze moeten iets in je opwekken, iets in je doen klikken en dat deden ze.
Er was eens een oorlogschip, er was een oorlogschip, dat was al op een oortje na gezonken op een klip.
Tot zover was het nog wel gewoon, want schepen konden zinken op klippen. Maar de volgende coupletten reikten buiten mijn voorstellingswereld en dat was juist het boeiende.