De Vlaamse Gids. Jaargang 69(1985)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Hedwig Speliers Alpestre Uit de gelijknamige bundel die in het najaar 1985 verschijnt bij de uitgeverij Manteau Ja te zeggen tegen jozua, de zon terzij en het lichaam monoliet van taal naar lied, levende betrokken bij het verlokkende van de barokke beeldentaal: schrift, geschrevene geschreven met de nagels in het bloed - terwijl ik in haar lichaam daal. Archeologisch mijn bestemming zoek. Geringe constellatie van dingen: aarde, weerkaatsend in de edelsteen van onze ringen; de kandelaar als het nachtjuweel, de warmte onderandere en de sporen spaarzaam uitgespaard van spieren spannend om de mond, waar onder rivieren van stilte en hun traag verval - dat al palmt in, van slaap naar sterfbegin. De ongewenste dood van de betrapte spin. In jou vind ik het karakter der dingen, steen op de streepjeslijn, serafijne cirkel van reukseringen, bruine stemmen van stammen: paradijselijke paradigma's uit de tuin van toen het jongetje zijn grijze schortje droeg. Jij het antwoord in den vleze op wat het vroeg maar later eerst van mond tot mond vervuld. Beminnen & het duizendjarige geduld. In oorden van subtiele orde ingegaan, jij mijn chaos - mijn tendensen tot bestaan: het landschap dat mij leeft is misverstand, bevrijd van alle dingen als ik ben nu ik je ken en in dit kennen sterf en weer verander, verlaat ik lichamen, ben ik de ander in de ander die ik was. Voetafdruk van gras, genezen van de wereldwijde wonde die ik was. Ik was een jongen, een meisje, een struik, een vogel en een sprakeloze vis die opspringt uit de zee. Weldra ben ik de vlinder die op de Etna sterft, doch onder al deze gestalten sterf ik slechts voor haar. Ongezien aan zoveel onzin te ontkomen, ontkom ik niet aan haar begin: trilling, overwintering, gewin. Verbale objekten, zuiver en onafhankelijk als een zwaard of als een zilveren ring - in een nimbus van bloesems word ik je ooggetuige, betekenissen velerlei trekken traaggewolkt aan je voorbij. In mijn mond sta ik op je te wachten tot de dingen schitteren uit zichzelf. Metalen, edele, waarin je beeld weerklinkt. [pagina 11] [p. 11] Liefde - brandend in dit looddragende kristal, Bachs Brandenburgs heelal, daarin wij als een god en een godin leven herbeleven van zijn prilst begin. Tussen hout verweven en geheveld uit het oude goud van vele eeuwen reiken wij de geringde hand, de kelk van het bestaan gevuld tot aan de rand. Bellen van goud vormende in dit vocht een ketting die ons verblindend bindt - terwijl in het ontzettend licht van zijn trompetten Vivaldi zingt, de priester in zijn rosse pracht. Kracht van decennia, en zij in mij weer kind. Laat de avond vallen, maar niet te vlug. Wij, gelijk gelijnden. Brug. Vorige Volgende