Dino en Nina zich aan het wassen waren, beval Dino een sarong aan te trekken en kondigde fier aan dat ze binnenkort zou trouwen. Ze was gekomen om te leren kussen. De twee hielden hun lach in. ‘Wel dan, toon me hoe het moet’, vroeg ze. Ze wreven hun neuzen over mekanders kaken en lachten toen ze zagen hoe teleurgesteld Dillah was. ‘Een orang putihliefdeskus wil ik zien’, fluisterde ze, ‘geen Maleise’. Ze kusten mekaar. ‘Niet zo vlug’, zei Dillah.
‘Ik zal jou kussen, dan weet je hoe het gaat’. Dino kreeg een slag in het gelaat als antwoord op zijn vriendelijke uitnodiging. Ze deden het nog eens traag over, Dillah's ogen plakten tussen hun monden. Ze stak haar tong uit, bewoog haar mond en sloot tenslotte haar ogen terwijl ze haar armen op hun schouders legde. Ze keken haar aan terwijl ze verder bleef oefenen. Dan was Aminah binnen gekomen.
‘Dillah!’
‘Ze heeft leren kussen’, suste Dino haar. ‘Ze is klaar om te trouwen’.
Er was blijkbaar meer nodig om te trouwen, mijmerde Dino op de brug en herinnerde zich haar waanzinnig gehuil van daarstraks. Ze had bittere air mata geweend omdat ze een eerste mata air - minnaar - had afgewezen.
Hij hoorde verscheidene keren het schrille geschreeuw van vleermuizen eer hij hun schaduwen zag boven het nipahbos. Zijn gedachten werden weggelokt en hij bleef weer kijken naar de belichte wereld van schaduwen. Het kontrast maakte hem rustig. Rond hem waren tweemaal water, maan, een gebroken en een horizontale lijn. Hij voelde de schijnbare kalmte van de landschapsstruktuur. Hij zag klaar over de rivier langs de geronde monding de zee in, de verte tegemoet. Daarin herkende hij zichzelf, herkende hij herinneringen van herinneringen van bijna vergeten, stille momenten die in zijn hati opgestapeld waren en slechts op andere stille ogenblikken weer opgerakeld werden. De zetel van emoties was voor Maleiers de lever, hati. Voor een volk dat niet hoorde te drinken was dat begrijpelijk, maar voor Dino die ooit een leveraandoening had gehad, was het een vies woord. Toch gebruikte hij het vaak want hati had hij in het begin verward met api, vuur, en sedertdien had het woord hem steeds vurig geklonken.
Dino hield van deze stilte. Het was voor hem een uitdaging geweest in een praatgrage gemeenschap te verblijven, maar van nature was hij wereldvreemd en verlegen. Verlegenheid werd hem echter vlug ontnomen door de Maleiers. Zonder zijn natuurlijke verlegenheid had hij de gewoonten van de Senokmensen uit het oog verloren. Eens hij zich thuis voelde, gedroeg hij zich zoals thuis. Het was de nooit aflatende nieuwsgierigheid van de Maleiers die hem tenslotte dwong hun gewoonten voor eens en voor altijd te leren: linkerhand voor de aars, rechterhand om mee te eten, kleermakerszit wanneer er volk was, buigend handgebaar om tussen twee zittende mensen door te lopen. Zo werd de orang putih langzaam gekneed en merkte hij na al die maanden nauwelijks het verschil tussen zijn en deze samenleving op. Hij was ondergedompeld in het Senokleven. Zonder