De Vlaamse Gids. Jaargang 66
(1982)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Het paviljoenHet lijkt een onbegonnen taak
één voor één te moeten sterven
In de paviljoenen
wordt het langzaam stiller
De handen worden wit
vallen roerloos langs de sponde
of knijpen een laatste krampachtige keer
naar houvast
Er is niemand meer
| |
[pagina 38]
| |
Het licht gaat uit
Het paviljoen ligt stil
in wat overdag een groen land is geweest
je hoort alleen
het ritselen van handen
als vallende blaren
De verfomfaaide lakens
ruiken naar zweet
De angst kruipt rond
En je zit verweesd
bijna vergeten te kijken
in het donker
hoe sterven sterven heet
het wegzinken in een niet
te noemen stilte
na een laatste gebaar
een niet meer beantwoord
teken
Je loopt op de gang
Niet haastig
want zij is verleden
Je meent te moeten wenen
Maar er is geen gevaar
Je bent verdampt
Van al het grote weten
ben je vreemd
aan misbaar
Dan keer je naar huis
voor dag en dauw loop je
op kousevoeten in de nacht
waarin het zalig is
als in een leugen
Dat merk je aan de bomen
Er is niet aan te ontkomen
stil vallen de handen
Is het gedaan?
|
|