| |
| |
| |
Aleid Truijens
Een ambitieuze vertelling
In 1963 verscheen een roman, ‘De magere heilige’, van de toen 22-jarige debutant Rudolf Geel. De tekst op de achterflap van dit boekje waarschuwde de lezer al dat deze, wanneer hij niet met een rijke fantasie is begiftigd, dit boek moeilijk zal kunnen doorkomen. De meeste critici bestempelden het indertijd dan ook als een warrig, onrijp boek, waarin ze nauwelijks een verhaal konden ontdekken en waarvan een ongebreidelde, erotisch geladen fantasie het meest in het oog springende kenmerk was. Slechts een enkele onder hen herkende tussen de overladen symboliek en de in vaagheid uitmuntende dialogen een schrijfstijl en een thematiek die ‘veelbelovend’ genoemd konden worden.
In dit verhaal is de jongen Paul op zoek naar de liefde. Deze wordt voor hem belichaamd in het meisje Kathinka. Terwijl Paul vanaf zijn twaalfde tot op hoogbejaarde leeftijd een wanhopige speurtocht naar haar blijft ondernemen en zij hem op het allerlaatste moment toch weer ontglipt, blijft het meisje even oud en natuurlijk ook even onwerkelijk mooi.
Nu, zestien jaar en verscheidene, meer succesvolle, romans en verhalenbundels later, doet de roman ‘De ambitie’ ons weten hoe het inmiddels is gegaan met dit streven naar het onbereikbare. De hoofdpersonen in deze roman zijn de Liefde reeds lang geleden tegengekomen. Na een tijdje verloor ook zij veel van haar glans en bleek zij ook veel ongemakken met zich mee te brengen. Konden zij de eeuwige schoonheid niet bewaren, hun eeuwige souplesse in het verduren van teleurstellingen bleek ook aan slijtage onderhevig, net zoals hun vermogen de werkelijkheid in te ruilen voor fantasie.
In dit artikel wil ik proberen een interpretatie te geven van deze roman. Ik ga hierbij niet uit van enige literairtheoretische methode, maar ik wil antwoorden vinden op vragen die ik mijzelf stelde na lezen en herlezen van de roman. Het zal dus een subjectieve interpretatie worden, maar ik hoop dat mijn lezersreactie overeenkomsten vertoont met die van andere lezers. Hierna wil ik nog enige aandacht besteden aan de plaats die dit boek zal innemen temidden van het overige werk van de auteur.
| |
| |
Eerst zal ik, chronologisch en in het kort, de inhoud van de roman weergeven:
Nila, de hoofdpersoon in ‘De ambitie’, is vierendertig jaar oud. Zij brengt samen met haar twee kinderen de vakantie door op het eiland Ibiza. Haar man Frits kon niet met hen meegaan, omdat hij het druk heeft als advocaat van de oorlogsmisdadiger Melgers. Nila merkt dat zij alleen, zonder Frits, tot weinig in staat is. Ze denkt dat ze hem mist, maar dat verplicht haar meteen om vast te stellen wat zij nu eigenlijk mist. Daar vindt zij nu aile tijd voor. Zij denkt na over hun huwelijk, het geringe contact dat zij met elkaar hebben. Zij vraagt zich af hoe het komt dat Frits' ambitie hem zover heeft gedreven dat hij iemand verdedigt die volgens hem eigenlijk moet hangen. Zij raakt in verwarring en geeft zich graag over aan het gezelschap van een echtpaar van haar leeftijd, Henk en Ronnie Volnaar. Ronnie en Henk zijn een soort mensen, dat zij in een andere situatie nooit zou hebben opgezocht: Vriendelijke mensen, met weinig intellectuele interesses. Beiden tonen vanaf het eerste moment een ongewone belangstelling voor Nila. Vooral Ronnie laat een aanhankelijkheid en een onbaatzuchtige aandacht blijken die nieuw voor Nila is. Als Nila op een avond met Ronnie uit gaat, vertelt Ronnie dat zij verliefd op haar is. Ook Nila begint Ronnie steeds aardiger te vinden, ook omdat zij haar aandacht op dat moment goed kan gebruiken. Zij vrijen met elkaar, terwijl Henk op hun kinderen past.
De volgende dag, op het strand met haar kinderen, krijgt zij een angstaanval. Twee keer die dag had zij een angstige droom, waarna zij zich steeds meer bewust werd van iets dreigends. Zij denkt dat haar zoon Frank verdronken is. Panisch loopt zij hem te zoeken, tot zij buiten bewustzijn raakt. Hals over kop gaat zij weer naar huis. Frits begrijpt niet veel van haar overspannenheid. Hij bestempelt haar tot zieke en laat haar over aan de zorg van een gezinshulp. Pogingen van Nila om een nauwer contact met Frits tot stand te brengen stranden, waardoor er geen enkele verbetering in haar toestand optreedt. Zij brengt de tijd door met op bed liggen, dagdromen en herinneringen ophalen aan de tijd dat Frits en zij elkaar pas kenden. Plotseling komen er bij haar herinneringen aan haar jeugd bovendrijven. Zij besluit deze op te schrijven. Het eerste dat zij opschrijft is de passage over haar grootmoeder, waarmee de roman begint. Oma wordt weggehaald door broeders van het krankzinnigengesticht, terwijl haar kinderen erbij staan en zien hoe zij tegenstribbelt. Het is dan vlak na de oorlog. De Duitsers hadden bezit genomen van haar huis, zij en haar man werden in de schuur gestopt. Toen de bevrijding eenmaal een feit was, kon zij zich niet meer losmaken van haar woe de op ‘die vuile rotmoffen’ en kreeg zij waanvoorstellingen. Nila was toen vijf. Nu probeert zij enkele gegevens die zij via haar vader ooit heeft opgevangen met elkaar te verbinden.
Omdat zij genoeg krijgt van alle goedbedoelde bemoeienissen besluit zij op een dag haar bewakers te ontvluchten en gaat naar Amsterdam. Ze
| |
| |
loopt wat door de stad en winkelt. Alles gaat goed, maar zij beseft dat het een loos bezoek is geweest, bedoeld om te bewijzen dat ze niet gek is. Om Frits' aandacht uit te lokken maakt ze ruzie met hem, beledigt hem, verdenkt hem van een vriendin, neemt hem het verdedigen van Melgers kwalijk. Het enige resultaat is dat hij haar nu nog minder serieus neemt en zijn moeder laat komen om haar op Nila te laten passen.
Het gaat steeds slechter met Nila. Zij isoleert zich en vlucht weg in dagdromen, prettige herinneringen en orgasmes, die haar voor een ogenblik veiligheid suggereren.
Op een ochtend krijgt zij een anoniem telefoontje van iemand die iets met de zaak Melgers te maken heeft. De man wil dat zij, in het belang van Frits, naar Amsterdam komt om hem te ontmoeten. Hij suggereert dat Frits' positie nogal wankel is. Nila gaat naar de stad en wacht op het afgesproken terras. Zij is doodsbang, maar er komt niemand opdagen. Zij gaat de Bijenkorf in, ze is zo verward dat ze wil geloven dat het telefoongesprek nooit heeft plaatsgehad, maar een produkt is van haar overspannen gedachten. Zij krijgt een tweede angstaanval, waarbij ze denkt dat ze staat te schreeuwen en niemand haar hoort. Zij haalt Frits op van zijn werk, maar vertelt hem niets over het gebeurde. In een boekhandel zoekt Nila naar een boek over de 2e wereldoorlog, om aan Frits te laten zien, als aanknopingspunt voor een gesprek. Ze koopt niets. Onverwachts komt Ronnie op een ochtend langs. Zij vertelt Nila dat ze geen leuke vakantie heeft gehad, dat het slecht gaat tussen Henk en haar en dat ze Nila erg gemist heeft. Ze gaan met elkaar naar bed. 's Avonds zegt Nila tegen Frits dat Ronnie geweest is. Frits stelt voor Ronnie en Henk uit te nodigen. Nila belt, het gesprek met Ronnie verloopt stroef. Ze wil Ronnie duidelijk maken dat ze twijfelt, waarop deze in tranen uitbarst.
Kort daarna belt ‘de man’ weer op. Hij blijkt inderdaad een aanhanger van Melgers te zijn die denkt dat Frits geen goede verdediging voert. Walgend breekt Nila het gesprek af. Zij informeert naar Frits' mening over Melgers. Frits vindt dat hij gestraft moet worden, maar ook een oorlogsmisdadiger is een mens en moet de kans krijgen zich te verdedigen. Wanneer Ronnie en Henk komen, blijkt al spoedig dat Henk en Frits elkaar niet erg mogen. Nila vindt het leuk dat Ronnie er is, maar zij bewaart afstand, wat Ronnie zeer droevig stemt. Henk en Frits krijgen ruzie over de zaak Melgers. Frits heeft grote minachting voor mensen als Henk, die oorlogsmisdadigers het liefst zonder verdediging hun gruwelijke straf zien krijgen. Hij verdedigt het rechtssysteem, zijn manier om orde in de wereld te scheppen. Als Henk even later indruk probeert te maken met zijn kennis van Sartre, mept Frits zijn gespreksgenoot met enkele schimpscheuten superieur van tafel. Nila voelt weerzin tegen beide mannen, die zo nodig van elkaar moeten winnen. Zo wordt zij vanzelf Ronnie's kant opgetrokken, vooral wanneer er banale toespelingen op een verhouding tussen hen gemaakt worden. Ronnie en Henk blijven slapen,
| |
| |
omdat er te veel gedronken is. Na een korte ruzie met Frits, waarbij hij toegeeft wanhopig te worden van haar buien, trekt Nila zich terug om tot zichzelf te komen. Ronnie denkt dat zij op haar zit te wachten. Frits treft hen aan wanneer ze aan het vrijen zijn. Hij reageert kalm en cynisch. Nila voelt dat ze Ronnie in deze benarde situatie niet meer alleen kan laten. In de maand die volgt proberen Frits en Nila pratend tot een oplossing te komen. Frits vindt dat zij moet kiezen; Nila is hier niet toe in staat. Ronnie wel, zij is bereid van Henk te scheiden. Als Ronnie bij hen is, stelt Frits voor dat zij het een tijdje met elkaar proberen. Zij besluiten dat Nila en Ronnie samen een week naar Parijs gaan.
In eerste instantie lijkt dat heel leuk te worden. Zij gaan uit en vermaken zich, eindelijk hebben ze alle tijd om zich met elkaar bezig te houden. Maar Nila's goede stemming zakt snel, zij overziet de chaos die ze zojuist heeft aangericht. Wanneer Ronnie vraagt of Nila van haar houdt, kan zij haar niet geruststellen. De volgende dag bezoeken ze samen het Centre Pompidou. Ze krijgen ruzie. Een tentoonstelling over de jaren '20 heeft een deprimerende uitwerking op Ronnie, die Nila vraagt of ze weg zullen gaan. Nila, die zich juist uitstekend vermaakt, wordt woedend en beledigt Ronnie door te zeggen dat ze maar moet gaan winkelen. In een poging het weer goed te maken gaan ze naar een café, waar Ronnie het treurige verhaal van haar huwelijk vertelt. Nila heeft het gevoel dat haar medelijden geëxploiteerd wordt. Ze besluiten die middag alleen op pad te gaan. Als Nila weer in het hotel terugkomt ligt er een briefje van Ronnie; zij is vertrokken.
Nila beseft dat ze Ronnie's vooruitzichten heeft kapotgemaakt. Ze overweegt Frits te bellen, de nederlaag te accepteren. Ze voelt zich weer even opgejaagd en bedreigd als een tijd daarvoor. In een opwelling besluit ze haar vader te bellen. Deze komt meteen naar Parijs. Zij gaan samen eten, haar vader vertelt dat Melgers zijn advocaten de deur heeft gewezen. Haar vader zegt voorzichtig dat hij het opbreken van hun huwelijk zinloos vindt, het is niet precies Frits voor wie Nila op de vlucht is. Nu pas vertelt hij Nila dat hij zelf ook ooit voor een dergelijk besluit heeft gestaan. Samen lopen ze door Parijs. Nila weet dat ze, wil ze haar leven nog een zinvolle bestemming geven, weer van voren af aan moet beginnen.
Het bovenstaande vormt in vogelvlucht de inhoud van ‘De ambitie’, dat wil zeggen, het geeft een opsomming van feiten op het meest oppervlakkige niveau, dat van de geschiedenis die verteld wordt.
Hiermee is nog niets gezegd over de processen die plaatsvinden bij de hoofdpersonen in de vijf weken dat het verhaal zich afspeelt. Allerlei vragen rijzen bij mij op, zoals:
- Wat is er precies mis met het huwelijk van Nila en Frits?
- Wat wil het eigenlijk zeggen dat Nila ‘in de war’ is, ‘overspannen’ en ten prooi valt aan ‘angstaan vallen’?
- Waarom begint Nila ineens te schrijven, en waarom over haar
| |
| |
grootmoeder? Wat is de reden van haar gedrevenheid het verleden terug te halen?
- Wat is precies de rol van Ronnie in het geheel en waarom eindigt Nila's verhouding met haar zo abrupt?
- Wat is uiteindelijk de oorzaak geweest van haar verwarring?
De antwoorden op al deze, en misschien nog wel meer vragen, zouden tezamen een beeld moeten schetsen van wat de essentie is van wat mij als lezer wordt meegedeeld, met andere woorden, wat de ‘thema's’ in deze roman zijn.
Allereerst moet er rekening worden gehouden met het gekozen vertelperspectief. In welke vorm presenteert de auteur zijn tekst aan de lezer en waarom doet hij dit juist op deze manier? De verteller in ‘De ambitie’, de ‘stem’ in de tekst, is onzichtbaar, hij neemt niet als personage deel aan het verhaal. Hij is echter alleen in staat te verwoorden wat de hoofdpersoon Nila denkt en voelt. Hierdoor ontstaat voor de lezer de beperking dat hij Nila niet kan controleren, hij weet bijvoorbeeld nooit of haar vermoedens over de drijfveren van Frits of Ronnie juist zijn, of dat zij elkaar geheel verkeerd begrijpen. Het effekt is dat de lezer snel geneigd is met haar mee te leven en haar te geloven. De sympathie van de lezer wordt haar kant opgestuurd. Alleen de door de verteller aangedragen verhaalfeiten kunnen Nila's gedachten op hun betrouwbaarheid toetsen. Een voorbeeld: Wanneer Nila twijfelt of het eerste telefoongesprek met de aanhanger van Melgers wel echt heeft plaatsgevonden, wordt het de lezer duidelijk dat het geen waanbeeld van haar was wanneer de verteller de man opnieuw laat opbellen. Binnen dit vertelkader schrijft dan Nila nog eens enkele herinneringen op, onder andere over haar grootmoeder. Wanneer de roman begint met deze notities (dl. I)., weet de lezer nog niet dat Nila aan het woord is, vooral ook doordat zij eerst niet in de ‘ik’-vorm schrijft maar in de 3e persoon. Pas in deel III wordt dit duidelijk:
p. 111: ‘Toen Nila de aantekeningen die zij over haar grootmoeder had gemaakt met elkaar vergeleek, vielen haar enkele dingen op.’
Door van een van de personages tijdelijk een verteller te maken, op een manier dat dit deel van de handeling uitmaakt, wordt de structurele kunstgreep, het gebruiken van ‘flash backs’, heel onopvallend en natuurlijk.
Belangrijk zijn de beschrijvingen die de verteller geeft van Nila als toeschouwer van haar eigen gedrag. Nila probeert haar ‘gek worden’ te begrijpen en constateert daarbij dat ze helemaal niet gek is, maar eindelijk eens haar eigen ontwikkeling onder de loep neemt. Zij probeert het door haar geschrevene thuis te brengen. Ze analyseert haar voorstellingen, dromen en angsten. Aan de lezer is de taak om bier nogmaals orde in aan te brengen en de leemtes te overbruggen.
Een probleem bij het beantwoorden van de door mij gestelde vragen is, dat ze niet los van elkaar beschouwd kunnen worden. Waar het naar toe moet, is het antwoord op de vraag: Wat is de oorzaak van Nila's verwarring?
| |
| |
Om te beginnen licht ik enkele passages eruit waar Nila haar relatie met Frits beschouwt.
Op Ibiza denkt ze dat ze Frits mist. Maar tegelijk beseft ze dat ze hem al veel langer mist, omdat hij de laatste tijd nauwelijks aandacht aan haar besteedde.
p. 27: ‘Op een afstand van vijftienhonderd kilometer leek haar eigen man het meest begeerlijke wat er bestond. De gewaarwording maakte haar vrolijk en tegelijkertijd woest. Waarom was hij er dan niet? Hij had haar als een hond naar een dierenpension gestuurd. Hij vond het wel best zo. Een en al redelijkheid. Maar wel van het dodelijke soort. Zij had ook geen zin om hem met gelijke munt terug te betalen. Ze had zin om tegen hem te schreeuwen, hem iedere mislukking die zij kon bedenken voor de voeten te gooien. Daarna zou hij haar in zijn armen nemen en met haar naar bed gaan.’
Ruzie maken en getroost worden, allebei een vorm van aandacht eisen. In deze vorm houden zij hun huwelijk in stand, stabiel, zonder enige ontwikkeling.
p. 50-51: 'Zij wilde iets om naar te verlangen. Zoals zij naar een kind had verlangd. (...) Zij wilde iets in handen houden dat zij nooit kon kwijtraken. Er bestond geen naam voor dat verlangen. Maar het was altijd om haar heen.
Maar ook het kind vormt, als het er eenmaal is, een bedreiging: je kunt het kwijtraken, doordat het sterft, of uit zichzelf bij je wegloopt. Mannen en kinderen vreten aan je, alvorens je in de steek te laten en je te laten ontdekken dat er niets van je is overgebleven. Hier kom ik later nog op terug.
Nila's gedachten gaan steeds terug naar vijftien jaar geleden toen zij met Frits op Ibiza was, toen het eiland nog geen pretpark was en hun verhouding nog vol beloftes leek. Frits nam een beschermende houding aan, Nila liet zich gewillig meevoeren door de jongen die alles wel voor haar zou regelen. Maar in de loop der jaren laat Frits zijn aandachtige houding varen om zich met voile kracht op zijn carrière te werpen. Nila ontdekt dat ze geen enkele bezigheid tegenover die van hem kan zetten. In plaats van iets te ondernemen wordt ze er alleen maar treurig door. Zij is niet met hem meegegaan toen hij volwassen werd:
p. 90: ‘Hij kwam moe van zijn werk en liet haar problemen gelaten over zich heen gaan. Maar ze gleden van hem af. Zijn volwassenheid was een glad en ondoordringbaar schild, waarbinnen hij zijn leven leidde. Wat hij niet begreep, was dat zij volwassenheid haatte. Het was een ander woord voor roest. De tijd dat de ideeën zijn uitgewoed en de idealen verstikken in een rijstebrijberg ironie. (...) Frits hield van vrouwtjes, wilde met vrouwtjes naar bed.’
Als Nila teruggekomen is van vakantie, kan de lijfelijke aanwezigheid van Frits haar verlangen naar hem niet bevredigen. Zij zitten tegenover elkaar op een stoel en praten langs el- | |
| |
kaar heen. Frits zinkt steeds verder weg in zijn problemen met Melgers, hij begrijpt niet waar zij nu overspannen van kan worden. Frits heeft zich de zaak met de oorlogsmisdadiger volledig ten eigen bate op de hals gehaald, hij wilde in de publiciteit komen. Hierdoor schudt hij de verantwoording voor Nila van zich af, en ook de verantwoording voor mensen die onder de wandaden van iemand als Melgers hebben geleden, zoals de joodse ooggetuigen die hij moet tegenspreken, en, concreter voor Nila, haar grootmoeder.
Haar steeds sterker wordende verlangen naar liefde en aandacht geeft zij een naam: Frits. De persoon die haar in haar gedachten die aandacht kan geven is de Frits waar zij jaren geleden verliefd op was, met wie zij al haar emoties deelde. Maar verliefdheid leidt tot misvattingen, zoals:
p. 118: ‘Het idee dat je samen in staat zou zijn de eenzaamheid tegen te houden, dat wil zeggen, de onaangename kanten van de eenzaamheid.’
Na vele pogingen om met hem een moment als van ‘vroeger’ mee te maken, vraagt ze zich af:
p. 124: ‘Zij waren toch nog niet zo oud dat zij elkaar alleen nog een plezier konden doen door hun stilte te schenken, het resultaat van hun eenzelvigheid?’
Zij gaan met elkaar naar bed, Frits blijft op haar verzoek een dag thuis, maar het brengt hen geen stap dichter bij elkaar. Nila's dagdromen worden steeds abstracter, de ‘Frits’ wordt een man zonder gezicht, een symbool:
p. 120: ‘Een wezen dat er uitsluitend voor haar was, dat zich uitgebreid had georiënteerd op haar noden, dat erop uit was haar in zijn onafzienbare liefde op te nemen, ter bescherming van hen beiden tegen de dagelijkse routine. De ontkenning van verveling, het verdriet van alleen moeten voortmodderen, de vermoeidheid die kinderen veroorzaakten, de overwerktheid van een echtgenoot.’
Dat Ronnie, met haar grenzeloze belangstelling en opofferingsgezindheid voor Nila, deze lege plaats in Nila's leven moeiteloos kan vervullen, wordt nu duidelijk. Behalve in deze funktie, die haar door Nila is toebedacht, bestaat Ronnie helemaal niet. Geen enkele eigenschap van Ronnie, behalve haar liefdevolle aandacht voor Nila, kan Nila boeien. Daarbij komt dat Ronnie een vrouw is, waardoor voor Nila de kans dat zij zich als een tweede Frits zal ontpoppen, klein lijkt.
Maar Nila kiest uiteindelijk ook niet voor Ronnie. Zij trekt alle registers open om Frits maar wakker te schudden. Zo maakt zij bewust ruzie met hem, ze wil kijken of ze voor hem nog wel de moeite van het kwaad worden waard is.
p. 162: ‘Terwijl zij schreeuwde, besefte zij haar onmacht. Waarom konden ze niet gewoon doorpraten, doordringen in elkaar gebied, zich aan elkaar overgeven in plaats van zich voor elkaar te verbergen’
Maar Frits' gebied ligt grotendeels buitenshuis. Dit beseft zij wanneer zij
| |
| |
door de onbekende man wordt opgebeld. Zij is de onbelangrijke vrouw van een belangrijke man. Ze zijn nu eenmaal een keurig echtpaar geworden:
p. 186: ‘Waarom kronkelden ze niet ongegeneerd over de grond? Waarom lachten ze zich nooit een ongeluk? Waarom vertelden ze elkaar niet wat ze werkelijk dachten? En waarom hielden ze niet van elkaar op een niets en niemand ontziende manier? Allemaal zo voorzichtig, halfslachtig, zo ver van elkaar vandaan. Waarom hadden ze zichzelf zo ingepakt?’
Frits is een uitgesproken theoreticus. Alles wat hij meemaakt onderwerpt hij aan een objectieve beschouwing, geeft hij een naam en past hij systematisch in; hij wil niet voor verrassingen gesteld worden. Nila is juist voortdurend op zoek naar verrassingen en wil zich overgeven aan de buien die haar overvallen. Zo kan Nila nog razernij voelen over een zin uit De Telegraaf waarin gesteld wordt dat de socialisten van nu de plaats innemen van de oorlogsmisdadigers van vroeger; Frits niet; hij kan erom lachen.
p. 200: ‘Even had ze het gevoel dat ze iets van de machteloosheid kon begrijpen die de slachtoffers van Melgers gevoeld had den.’
Deze reacties begrijpen ze niet van elkaar. Nu Nila er eindelijk over na gaat denken, ziet ze dat Frits en zij onontgonnen gebieden voor elkaar zijn gebleven.
p. 201: ‘Nu stelde zij zich op als een archeologe die maar in het wilde weg begon te graven’
Frits beschouwt het geval Melgers als een intellectuele uitdaging, waar hij zijn emoties buiten wil laten. Dit lukt hem niet. Ook Nila probeert te vechten met de wapens van Frits. Zij wil een boek kopen over de oorlog dat hij nog niet kent, ze wil indruk maken. Tegelijkertijd beseft ze dat dit de aflopende lijn in hun verhouding bevestigt.
p. 207: 'Terwijl ze daar rondliep, besefte ze de idiotie van een dergelijke onderneming. Of moest je het wanhoop noemen? Mensen beminnen elkaar oprecht en hevig. Een paar jaar later willen ze elkaar beleren via boekjes die zij uitkiezen op de interessante flaptekst. De geschiedenis van haar huwelijk in een paar aanprijzende bewoordingen. Maar een dergelijke tekst wilde zij niet verzinnen.
Een burgerlijk soort romantiek vormde de peiler van hun huwelijk. Binnen die gedachte heeft Frits Nila veroverd en opgeborgen. Naar eigen zeggen houdt hij van haar, zij is het ‘beste wat hem overkomen is’, al is ze nu dan een beetje ‘lastig’.
p. 172: ‘Misschien vond hij datgene wat hem overkomen was, zo goed dat hij het niet nodig vond er verder aandacht aan te besteden. Het volmaakte houdt zichzelf in stand. De Mona Lisa van Frits. Net als de echte in het Louvre opgeborgen achter spiegelglas. Wat een vooruitzicht.’
Pas op de avond dat Ronnie en Henk op bezoek zijn lijkt het of Nila als objectieve
| |
| |
toeschouwer kan bepalen waaraan zij zich zo ergert bij Frits. Dit, en niet liefde voor Ronnie, drijft haar naar Ronnie toe. Frits laat zich tegenover mensen die hij te makkelijk aankan, kennen als de arrogante intellectueel, die eigenhandig orde in de chaos heeft aangebracht en daarom bewonderd wil worden. Mensen die niet de noodzaak van een ordenend systeem, zoals het rechtstelsel zien, zijn ronduit dom en dienen vernederd te worden.
Wanneer Henk een staaltje van zijn belezenheid wil tonen door zijn lijfspreuk ‘l'enfer c'est les autres’ te poneren, snoert Frits hem deskundig de mond: oppervlakkig gezien lijkt het of ‘de anderen’ de oorzaak zijn van alle ellende. Hij geeft als voorbeeld zijn eigen doodsangst, het probleem dat je niet wilt sterven, maar ook niet altijd door wilt leven. Hij vervolgt:
p. 254: ‘Het gaat erom, (...) dat ook hier de rede het moet afleggen tegen de drijfveren die je niet kunt beheersen, waarvoor je je hele leven lapmiddelen zoekt. Af en toe wordt het duidelijk dat die niet bestaan, of tekortschieten. Dat is wat mij betreft de hel. Want die “anderen” kennen dat ook. Misschien kunnen we beter collectief medelijden met elkaar hebben.’
Deze mooie theorie van Frits, ‘elkaar troosten’, ‘verantwoording voor elkaar dragen’, komt niet overeen met zijn praktijk, waarin hij Nila niet kan troosten, zijn verantwoording afschuift. Hij verlangt rust. Nila betrapt hem hierop wanneer Frits hun zijn liefste wens onthult: een reis om de wereld maken, alleen, in een boot. Nila is kwaad:
p. 260: ‘Wat een fijn stel vormen jullie. (...) Moet je ze zien zitten. Maken ruzie over de vraag wie de knapste is. Maar als ze over hun kinderachtige dromen gaan vertellen wil de ene op een vlot naar het andere eind van de wereld en de ander verlangt naar een hutje op de hei. Wat een romantische geesten, wat een fantastische opvatting over wat je kunt doen met je leven: Er vandoorgaan. Als je ze laat kiezen willen ze er vandoorgaan!’
Als Frits Ronnie en Nila ziet vrijen neemt hij uit zelfbehoud een spottende houding aan. Ook Nila moet zich schikken in de rol van ‘overspelige’. Doordat ze geen van beiden zeggen wat ze voelen, dreigt de breuk die avond definitief te worden:
p. 272: ‘Hij zei dingen die hij in andere gevallen verafschuwde. Zij voelde zich treurig als ze naar hem keek. Kon ze hem maar vertellen wat ze werkelijk over haar verhouding met Ronnie dacht. Maar daarmee zou ze haar vriendin in een onmogelijk eenzame positie brengen.’
Nila moet de beslissing nemen om weg te gaan of bij Frits te blijven. Dit kan zij absoluut niet. Het is niet Frits die zij niet meer kan verdragen, maar de manier waarop hun leven is ingericht. Zij verlangt naar een nieuw, ander leven, zij wil ongekende emoties beleven, Ronnie is slechts een voorproefje. Dit zegt zij niet, omdat het ook niet tot de keuzemogelijkheden behoort, haar wens is niet te realiseren. Zo gebeurt het toch dat Ronnie en Frits voor haar beslissen.
| |
| |
Op het allerlaatste moment maken ze nog ruzie, ‘het had er even op geleken alsof zij zich over een uitgestrekt stil gebied een weg terug naar huis schreeuwde’. Zij verwijt hem dat hij haar zomaar laat gaan. Eigenlijk had ze niet met ruzie willen vertrekken.
p. 300: ‘Zij had naar haar eigen bed gewild, tegen hem aan willen liggen, met hem praten over de dingen die haar dwarszaten.’
Steeds lijkt het of Nila in gedachten vol goede wil is om het contact met Frits te hernieuwen. Maar zij brengt er net zo weinig van terecht als hij. Zij schreeuwt en huilt als een klein kind om aandacht en troost. Zij vermoedt Frits' problemen met Melgers, maar onderneemt weinig pogingen om hem te helpen, ze voelt zich alleen gepasseerd als haar hulp niet gevráágd wordt. Op het moment dat de zaak Melgers Frits lijkt op te slokken, zijn verlies dreigt, laat ze hem in de steek.
Als Ronnie niet in staat blijkt om Nila's aanvankelijk goede humeur langer dan een dag op peil te houden, denkt Nila aan Frits, ze heeft medelijden met hem:
p. 318: ‘Wat deden zij elkaar aan, wat voor mechanismen hitsten hen op elkaar te bestrijden?’
Het woord ‘mechanismen’ wijst er op dat alles buiten haar om gebeurt, niet bewust door haar geleid. Ook haar verhouding met Ronnie legt zij naderhand uit als een onbewuste poging om Frits te vernederen. Zo staat zij als het ware naast Melgers, die, zoals zij van haar vader hoort, zijn advocaat aan de kant heeft gezet. Melgers, de beul, heeft ten slotte zijn verdediger, die via zijn rug wou opklimmen, even hard weer naar beneden getrapt. Vergelijk hiermee de passage waar Nila opeens de machteloosheid van de slachtoffers van Melgers begrijpt. Het wordt duidelijk dat Nila in enkele weken is veranderd van iemand die het slachtoffer was, in iemand die slachtoffers kan maken; Frits en Ronnie. Iemand, zij het in haar geval maar tijdelijk, die zijn verantwoording aflegt en eigen genoegens botviert.
Wat haar huwelijk betreft is Nila in een vacuüm terecht gekomen. Als haar vader en zij praten over een scheiding, over wie de kinderen neemt, klinkt Nila achteloos, alsof het allemaal niets meer uitmaakt. Haar vader lijkt gelijk te hebben: Hun scheiding zou toch maar leiden tot ‘rondzwerven en ongelukkig zijn’. De oude vrolijkheid komt toch niet meer terug, maar waarom zou je elkaar plompverloren moeten laten zakken, waarom jezelf met zo'n schuldgevoel laten doorleven, met de twijfel toch niet de juiste beslissing te hebben genomen. Beslissingen zijn vaak schijn:
p. 353: ‘Alsof dingen kunnen eindigen (...). Zelfs de dood maakt geen einde aan verhoudingen.’
De roman heeft een open einde, maar de lezer vermoedt dat het huwelijk zal blijven voortkabbelen, en dat het nooit meer zal worden wat het geweest is. Het thema ‘verantwoording voor elkaar’ komt later ook nog aan de orde.
Er wordt in deze roman een beschrijving
| |
| |
gegeven van iemand die door baar omgeving ‘overspannen’ genoemd wordt. Deze situatie maken wij mee, gezien door de ogen van de overspannen persoon zelf.
Nila's verwarring heeft enkele duidelijke verschijningsvormen: In confrontaties met anderen heeft zij soms de gewaarwording dat zij uit zichzelf stapt en van een afstand haar gedrag observeert. Het lijkt erop dat zij zichzelf wil verplichten de gebeurtenissen in de hand te houden. Altijd hebben anderen dit voor haar gedaan. Zij mag van zichzelf niet meer meedoen in het ‘echte’ leven, voor zij weet wie zij is. Wanneer zij voor het eerst met Ronnie vrijt:
p. 74: ‘Maar terwijl zij daar lagen en op een niet gehaaste manier met elkaar speelden, kon Nila zich niet aan de gedachte onttrekken dat zij naar zichzelf lag te kijken. Zij was een toeschouwer bij dit gebeuren waaraan zij steeds minder kon deelnemen.’
Een andere uitingsvorm van haar verwarring is haar ziekelijke bezorgdheid voor haar zoon Frank:
p. 25: ‘Frank werd iedere dag opnieuw geboren. Zij voelde de angst dat hij het niet zou halen, dat zijn hart plotseling ophield.’
Als er dan werkelijk een aanleiding is om te denken dat Frank verdronken is, wordt zij geheel door haar angst in beslag genomen, dit wordt een ‘angstaanval’ genoemd. Tijdens deze aanval heeft ze de gewaarwording dat ze Frank opnieuw baart. Frits zat aan haar bed:
p. 100: ‘Waarom besefte hij niet dat hij zijn ondergang onder bereik had, dat zich de enig onontkoombare vorm van verdriet aan hem presenteerde.’
Al voordat het kind er is, is Nila bang dat het haar zal verlaten. De achterliggende gedachte is volgens mij deze: Om hun leven een bestemming te geven, iets tegenover de eigen sterfelijkheid te stellen, schaffen mensen zich kinderen aan, leggen zichzelf een slopende verantwoordelijkheid op. Zodra het kind geboren is, begint de moeder af te sterven, haar bestaan heeft geen doel meer.
p. 91: ‘Zij voelde zich voltooid, klaar om bijgezet te worden in de vitrine van de ouderdom.’
Het kind ‘eet haar op’:
p. 101: 'En het kind groeide, kwam zijn wieg uit, klom op haar schoot, droogde haar tranen en beet in haar wang. Zij gilde, maar niet van pijn. Zij genoot van zijn aanraking, maar hij werd steeds groter. Zoals hij in haar had geleefd, leek het nu alsof zij verdween in hem. Zij had niets meer van zichzelf. Zij had niets te betekenen.
Nila's ambities waren nooit erg groot geweest. Zij ambieerde moeder te worden, om zichzelf daarmee onmisbaar te verklaren. Maar daarmee sneed ze zichzelf de pas af, voor het kiezen van een vak om haar leven zin te geven, was nu geen plaats meer.
p. 102: ‘Een normale moeder. Afgesloten van de wereld waarin zij vroeger een plaats had bekleed.
| |
| |
Haar huidige positie was onaanzienlijk. Zij leefde opgesloten in het getto van jonge moeders.’
Maar voordat Nila moeder werd was zij zelf nog het kind van haar ouders. Haar moeder is aan kanker gestorven. Zij had Nila beschermd tegen de buitenwereld:
p. 308: 'En mijn moeder haalde mij vanachter haar rokken tevoorschijn en zei: ‘Kom maar op voor jezelf Nila. De mensen zijn er heus niet allemaal op uit je kwaad te doen.’
Vlak voor Nila's angstaanval verschijnt haar moeder in een droom. Nila wordt daarin achternagezeten door bloeddorstige honden:
p. 95: ‘Toen ze op een meter afstand van haar bleven staan, zag zij pas dat ze aan lange leidsels vastzaten. Die leidsels kwamen samen in de hand van haar moeder. Het was een grote, eeltige hand. Geen hond zou er zich aan kunnen ontrukken.’
Dat de gedachte aan haar moeder niet terloops komt, maar als aankondiging van een angstaanval is verklaarbaar. Direct na haar dood probeerde Nila alle herinneringen aan haar uit te wissen. Zij wilde haar moeder niet meer missen, voor verdriet was in haar leven geen plaats. Dat de gevolgen hiervan niet uit konden blijven realiseert Nila zich veel later, in Parijs, wanneer zij al veel van haar jeugdherinneringen aan het papier heeft prijsgegeven:
p. 290: ‘Maar sommigen zogen het ongeluk naar zich toe. Zelf was zij zo iemand. Zij had verdriet buiten de deur proberen te houden; zij had de dood van haar moeder gerationaliseerd; zij stopte aile lieve beelden weg en deed haar oren dicht wanneer zij innerlijk huilde. En daarom was zij altijd alles blijven horen.’
Haar vader is degene die ze in Parijs, wanneer er niemand is overgebleven, opbelt, die haar troost en opvrolijkt.
Via haar vader kent ze bij flarden de geschiedenis van haar grootmoeder. Wanneer Nila begint met het opschrijven van herinneringen, iets waartoe zij een gedrevenheid voelt die zij niet kan verklaren, iets ook dat zij voordat zij overspannen werd nooit deed, begint zij met hetgene dat het verst verwijderd is, haar grootmoeder. Haar herinnering is zo verbrokkeld dat haar reconstructies op gissingen berusten.
Dat de grootmoeder in haar angsten steeds ten tonele gevoerd wordt is oppervlakkig makkelijk te verklaren: krankzinnige oma-krankzinnige Nila. Ook Nila zelf speelt met deze gedachte, ‘het slaat één generatie over’ die ze echter vrijwel meteen verwerpt. De verwantschap die zij voelt heeft volgens mij ook niet zozeer met Nila's - vermeende - krankzinnigheid te maken. Er is een andere parallel tussen deze twee. Over oma:
p. 16: ‘Maar zij bleef gericht op de kernvragen: waarom trekken mensen in het huis van een ander? En waarom aanvaarden zij dat als iets vanzelfsprekends?’
De Duitsers blijven beleefd, slaan
| |
| |
haar niet weg, duwen haar alleen achteloos opzij, als een makkelijk te nemen obstakel.
p. 16: ‘Pas na de bevrijding barstte de wanhoop hierover bij haar los. En zij begon te schreeuwen. Zij maakte zich op haar bezetters te prikkelen tot een voor haar herkenbare reactie. Zij wilde hen doldriest maken van kwaadheid. Opdat zij hen kon uitlachen, omdat zij mensen waren. “Maar die Duitsers”, zei Nila's vader, “waren een beetje timide weggegaan, hun Wirtschaftswunder tegemoet. En je oma sloten wij met bloedend hart op, omdat ze niet meer paste in onze wereld.”’
Op Nila is ook beslag gelegd, door Frits en haar kinderen. Zelfs zo, dat zij niets meer van zichzelf overhoudt en de leiding aan Frits moet overgeven. Als dit eenmaal zo is, vindt hij het niet meer nodig om naar haar te luisteren, hij duwt haar achteloos opzij voor zijn carrière. Om iets te herstellen is praten niet genoeg, net als oma moet Nila schreeuwen, ruzie maken en gek worden, om tenminste enige menselijke reactie te krijgen. Dit is misschien de eerste, onbewuste reden dat ze dit opschrijft. Een tweede reden kan het volgende zijn: Nila draagt een schuldgevoel met zich mee dat ze lange tijd beeft weggedrukt. Theo, haar vader, heeft de verantwoording voor zijn aftakelende moeder laten varen, door haar in een gesticht op te sluiten. Nila dicht hem wroeging toe voor deze daad, door hem in haar verhalen met een loodzwaar schuldbesef te laten terugkeren van zijn bezoekjes aan het gesticht. Als kind beeft Nila het gevoel dat zij het moet goedmaken, door haar oma een aardige kleindochter te gunnen. Zij vraagt haar ouders:
p. 310-311: ‘Waarom komt ze dan niet bij ons wonen? Waarom komt mijn lieve oma niet hier wonen? Waarom kan ze hier niet beter worden? Je kunt toch niet beter worden in een huis met allemaal gekken? Dat heb je zelf gezegd. Waarom nodigen jullie haar niet uit en gaat ze wonen in de logeerkamer.’
Woedend, maar vol schuldbesef, sturen haar ouders haar naar bed. Ook schrijft Nila een passage op waarin zij op een familiefeestje in de keuken staat, waar zij een visioen krijgt van haar gekke oma, die van het feestje geweerd wordt en rond het huis doolt. Door het keukenraam ziet Nila haar in de tuin staan, terwijl zij haar armen naar Nila uitstrekt. Het is de weergave van het beeld dat zij steeds weer ziet op Ibiza.
p. 17: ‘Zij wilde oma terughalen en haar beter maken, haar dubbel leven geven wat zij haar had onthouden.’
Maar Nila doet dit niet, tenminste in haar - gewilde - reconstructie. Zij rende weg, bang voor het oude wijfje, hiermee kwetste zij haar oma zo vreselijk dat zij haar de laatste nekslag toebracht.
Nila is bang dat ook Frank op zo'n manier van baar weg zal rennen.
Er is nog een andere, misschien wat ver gezochte, verwantschap tussen de
| |
| |
grootmoeder en Nila: Beiden zijn zij slachtoffers van de oorlog. Haar oma op een directe manier, de Duitsers hebben haar gek getreiterd, Nila via de oorlogsmisdadiger Melgers. Frits' occupatie met de smeerlap richt Nila te gronde, ten eerste doordat Frits haar daardoor verwaarloost, ten tweede doordat Nila door een handlanger van Melgers verder ‘gek’ gemaakt wordt.
Frits en Nila zijn beiden in de oorlog geboren. Voor Frits is het verdedigen van Melgers een soort intellectuele opruiming van zijn jeugd; hij wil voor zichzelf hewijzen dat zijn systeem zegeviert boven sentimenten. Zonder dat hij dat wil komt hij hierdoor bijna op een lijn te staan met Melgers, de gewetenloze, een man aan wie elk verantwoordelijkheidsgevoel vreemd is.
Nila heeft een grote drang net zo makkelijk van haar verantwoording af te komen als Frits, zoals ik hierboven al gezegd heb over Nila's wraak op Frits. Bij haar wordt deze houding ‘gek’ genoemd, hij Frits niet:
p. 132: ‘Zij besefte dat haar huidige moeilijkheden te maken hadden met haar steeds groeiende verlangen alles uit de wereld te halen wat deze inhield, iedere emotie die haar kon verrijken, al kon zij niet precies onder woorden hrengen wat die rijkdom precies zou inhouden’.
Nu zij toch gek is, heeft zij een vrijbrief zich in het bruisende leven te storten:
p. 298: 'De dagdroom waarmaken, een gebaar dat haar leven in snelle vaart zou doen neerstorten: maar eerst steeg zij op naar de sterren, voelde zij dat zij niet voor niets had geleefd.
Maar deze wervelende verjongingskuur zou slechts bestaan uit één dineetje bij kaarslicht, een geforceerd verblijf in een café waar de ‘kunstenaars van toen’ kwamen en enkele voorspelbare vrijpartijen op een hotelkamer. De kater kwam al snel. Na twee dagen zwerft Nila alweer in haar eentje door de stad. Als een kind dat haar laatste oortje versnoept heeft wordt ze door de verantwoordelijke vader opgehaald, haar moeder als schim op de achtergrond. Met deze zinnen eindigt de roman:
p. 355: ‘Nila dacht aan haar moeder. Het was alsof haar onzichtbare arm zich naar haar uitstrekte en haar gehood haar vader een hand te geven. Een ogenblik leek het alsof ze weer klein kon worden en alles opnieuw beginnen.’
In het bovenstaande heb ik geprobeerd die zaken uit de roman te lichten die volgens mij de thema's en het verband tussen deze thema's moeten verduidelijken. Iets concreter: het thema ‘verantwoording voor jezelf en anderen’, als voorwaarde voor een enigszins evenwichtig bestaan en als reden voor veel ellende wanneer iemand het wat verantwoording betreft laat afweten, vormt volgens mij de kern van deze roman.
De lijn grootmoeder-moeder-Nila-Frank staat model voor de uitheelding van enkele facetten van de niet-zelf-gekozen verantwoordelijkheid, die van ouders tegenover kinderen, en van kinderen ten opzichte van ouders.
| |
| |
De zelfgekozen verantwoordelijkheid, zoals in het huwelijk, is nog een zwaardere opgave, omdat de mogelijkheid tot weglopen hier wél bestaat. Weglopen in letterlijke en figuurlijke zin, het volgen van eigen ambities kan ook weglopen van de ander betekenen. Maar uiteindelijk blijken noch huwelijk, noch ambitie in staat het leven zinvol te vullen, geen van beiden kan de eenzaamheid van ieder individu opheffen.
Hier komt naar mijn mening nog iets bij. Alle zaken die ik hierboven heb opgenoemd worden in deze roman in een bepaald licht gesteld, namelijk dat van de dood.
Nila is vierendertig jaar. De, veronderstelde, eerste helft van haar leven is voorbij. Het ziet er naar uit dat de helft die zal volgen niet de leukste van de twee is. In de eerste helft van je leven doe je dingen die je in latere fasen van pas kunnen komen: Je kijkt overal wat rond, je probeert zoveel mogelijk genoegens uit je leven te slepen, de ongenoegens komen later wel. Je kunt gaan studeren om wat meer greep op de gang van zaken in de wereld te krijgen, of je kiest een bezigheid waar je een deel van je leven mee wilt vullen. Om niet altijd alles alleen te hoeven oplossen zoek je iemand om mee te leven, een soort voortdurende getuige van wat je meemaakt en om je eigen voortbestaan althans gedeeltelijk te verzekeren zorg je dat je kinderen krijgt.
Nila echter heeft een paar dingen overgeslagen. Zij heeft in haar jeugd weinig geestelijks ondernomen, zij heeft slechts enkele jaren gestudeerd, zij heeft haar leven op zijn beloop gelaten door zich volledig aan Frits uit te leveren. Nadat zij haar twee kinderen had gekregen, strekte zich voor haar de onafzienbare leegte van de tweede helft van haar leven uit. Zij beseft op pijnlijke wijze dat ze deze met niets kan vullen. Het enige dat zij heeft zijn een man en twee kinderen en deze vormen juist geen garantie voor troost. Alsnog wil zij in een verhoogd tempo alles wat zij verzuimd heeft inhalen. Zodra zij dit gaat realiseren, in de vorm van een verhouding met Ronnie, waaraan een gemakkelijk soort erotiek een vrolijk tintje geeft, mislukt haar poging. Want: als je in het begin van je leven iets nieuws op poten zet, doe je dat in het licht van alle tijd die nog ongebruikt en bemoedigend voor je ligt. Doe je dit als je een met verantwoordelijkheden gevuld leven met je meedraagt, toont de dagdroom al gauw zijn ware gezicht, dat van mislukking, dat van de dood.
p. 355: ‘Altijd dat einde van de dingen, de dood die zich voortdurend liet zien.’
Het enige dat zijn, tijdelijke, waarde blijft behouden is de aandacht, waarmee je elkaar op de been moet houden. Leeftijd speelt hierbij geen rol: de vader van Nila gaat op hoge leeftijd nog eens trouwen. Hij is ook degene die haar doet inzien dat er geen definitieve oplossingen bestaan: Leuk wordt het toch niet meer, maar schuif de dood nog maar een tijdje van je af. De vader is volgens mij, ondanks zijn geringe rol in het verhaal, een belangrijk personage, omdat hij een soort ‘laatste
| |
| |
stem’ heeft. Misschien staat hij wel van alle personages het dichtst bij de auteur. Uiteindelijk kan ik misschien stellen dat het de bedoeling van de auteur is geweest om door middel van iemand die een versneld proces van zelfinzicht meemaakt, enkele universele mogelijkheden en beperkingen van iets als ‘het’ leven aan de orde te stellen. Maar tenslotte is dat de bedoeling van de meeste romans.
‘De ambitie’ is een roman die in het werk van Rudolf Geel een heel eigen plaats inneemt en misschien wel een nieuwe fase in de ontwikkeling van de auteur inluidt.
Ik wil hier niet te diep op ingaan en beperk me tot het markeren van de lijn die mij opvalt.
In het begin van dit artikel had ik het even over ‘De magere heilige’. De zeer directe schrijfwijze, waarmee breeduitgesponnen fantasieën kleurrijk maar weinig gestructureerd werden verbeeld, heeft bij het verschijnen van het vijfde boek, ‘De terugkeer van Buffalo Bill’, inmiddels rigoreus plaatsgemaakt voor een meer essayistische aanpak die ook de verhalenbundels ‘Bitter & Zoet’, ‘Genoegens van weleer’ en de roman ‘Een gedoodverfde winnaar’ kenmerkt. De manier van schrijven werd ‘zuiniger’, de verhalen hadden vaak geen echte ‘plot’, maar waren reeksen impressies van een ik-figuur, vaak door middel van ingewikkelde structuren weergegeven. Dit verslag van de werkelijkheid was meestal ironisch, met een treurige ondertoon.
De problematiek in deze drie bundels, om nu maar even sterk te generaliseren, leek veel op die in ‘De ambitie’. De hoofdpersonen hebben het maatschappelijk goed geschoten, soms op artistiek, soms op wetenschappelijk terrein. Maar er schort iets aan, de idealen zijn verwaterd, relaties met anderen kunnen nooit lang stand houden. Beroemdheden en publiciteit blijken zoethoudertjes te zijn; het uiteindelijke verval en het besef kansen te hebben verspeeld kunnen nooit uitblijven. Maar: De vertellers, de ik-figuren, blijken niet tot hetzelfde, verdoemde soort te behoren als de personen die zij beschrijven. Zij staan aan de kant met een zelfverzekerd glimlachje, zij houden het hoofd boven water door de stuwende kracht van de ironie, de vrolijkheid die hún dreigende ondergang versluiert. In de op één na laatste roman, ‘Een gedoodverfde winnaar’, gaat de verteller al iets meer meedoen in het verhaal, maar zodra hij echt in verwarring raakt, door het ordenen van het archief van zijn gestorven vader, die vakbondsleider was, ontsnapt hij nog door scheidsrechter te gaan spelen in het huwelijk van zijn vrienden.
In ‘De ambitie’ nu, is de ironische ik-figuur achterwege gelaten. Het perspectief is verplaatst naar de hoofdpersoon Nila en deze heeft geen ironische kijk op de gebeurtenissen, zij staat er niet boven, maar is juist ontvankelijk voor indrukken. Er gebeuren dingen met haar, zij probeert ze te begrijpen, ze wil kijken wat ze met haar doen, maar ze maakt zich nergens van af door er vrolijk overheen te walsen. Hierdoor wordt zij zeer sympathiek. Het type ‘ironische com- | |
| |
mentator’, verbaal begaafd, mentaal enigszins gehard, wordt nu vertegenwoordigd door Frits. Het zijn juist deze eigenschappen van hem, zijn volwassenheid en zelfverzekerde ordening van feiten die Nila begint te verafschuwen en waardoor ze op een blinde muur stuit.
p. 45-46: ‘Ik kan niet tegen vriendelijke mensen, dacht Nila. Ik ben ze ontwend. Ik ben opgewassen tegen mensen die vriendelijk in mijn gezicht zijn en achter mijn rug kwaadspreken. Ik ken uitsluitend arrogante klootzakken zoals Frits. Mensen die nooit iets zeggen zonder een achterliggende bedoeling. Schaakspelers in woorden. Wereldhervormers ten bate van zichzelf. Halfzachte radicalen met een wijnkelder. Plannenmakers die zich behaaglijk schurken bij de gedachte dat ze ze zelf niet hoeven uitvoeren.’
Het lijkt alsof in deze roman definitief wordt afgerekend met de distantie, de ironie. Zij het dan nu nog door de mond van een hoofdpersoon, bovendien een vrouw, aan wie elke vorm van bespotting vreemd is. Wat mij betreft hoop ik stellig dat deze tendens wordt voortgezet. Want de ironie bracht wel prettig leesbare produkten voort, maar bleek niet in staat tot het aandragen van oplossingen.
Ik raad deze roman van harte bij de lezer aan.
|
|