bestaan af te remmen. ‘Doe niet zo gek’, zei mijn moeder. ‘Kom laten we hier weggaan.’
Zij stond eens op het punt Oostenrijk te verlaten na het proeven van haar eerste Nudel. Zonder ook maar een ogenblik te aarzelen had zij begrepen dat een land waar men Nudeln serveerde in plaats van aardappelen, niks goeds kon voortbrengen, behalve Sacher Torte.
Wie zich zo opstelt tegenover de menigvuldige verschijnselen in deze wereld, kan het nooit verkeerd gaan. En wie dit vermogen met het moederinstinct weet te verbinden om uit de tienduizenden zonder aarzelen haar kind te herkennen en te koesteren, is de best mogelijke trainster van huidige en toekomstige kampioenen.
Zo zijn vrouwen, denk ik wel eens. Zij trekken de man, die zich een vogelmens waant, terug naar de aarde. Verankeren hem aan zijn plichten, herinneren hem aan zijn ambitie, zwepen hem op om dagelijks weer tegen de stroom in te roeien die hij zichzelf op de hals heeft gehaald, dat wel.
Zo trok mijn moeder ijlings aan het klokgetouw wanneer mijn vader zich weer eens boven de kerktoren dreigde te verheffen. Maar stel eens dat het anders was geweest.
Mijn vader had zich wellicht al spoedig burgemeester van heel Nederland gewaand. Zonder vrouwen als mijn moeder had de wereld er heel anders uitgezien. Een onafzienbaar cirkus volgestouwd met burgemeesters, Wat dit laatste betreft is het volgende stomdronken acrobaten en zeepkistredenaars.
Wat dit laatste betreft is het volgende nog van belang:
Als kind wilde mijn vader dominee worden. Hij trok een jak aan van zijn moeder, stelde zich op voor de spiegel en voerde tot zichzelf het woord. Hij had toen al iets te vertellen, wilde zijn stem laten klinken, beklom als een soort rare fladderende vogel de kerktoren en bestreek op die wijze met zijn stem een heel stadje.
Zonder mijn moeder hadden we hem nog op de Eiffeltoren zien staan, de wereld verkondigend op welke wijze een heer zich in dit leven diende te gedragen.
Mijn moeder wou niet op de Eiffeltoren, die wou een goed gebouwd en aangenaam verwarmd huis. Mijn moeder wilde kinderen en spulletjes, mensen om zich heen die haar vertrouwd waren.
Zij was voor mijn vader de belofte en tegelijk de ontkenning daarvan.
Daarin was zij precies als iedere andere vrouw. En hoe kan het anders? Het volmaakte dat voortdurend met zichzelf in harmonie verkeert, is saai en levenloos. Uit het volmaakte komt geen nieuw elan voort, de ambitie gaat erin verloren, de lucht is niet langer bezaaid met stuurloos rondvliegende kampioenen die denken dat ze beter kunnen stuiteren, tollen en meiden versieren dan het treurige volk op de grond.
Pas als het vliegende volkje omlaag