De Vlaamse Gids. Jaargang 63(1979)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Claude van de Berge Drie gedichten Ik zal voor het eerst voor je bestaan, alsof we altijd op de aarde zijn geweest, met de rotsen, de dood, en de woorden. We hebben dezelfde dingen gezocht. We hebben dezelfde wereld aangekeken. We zijn door dezelfde avonden gegaan. Ik ken de geluiden van het opwaaiend zand in de beddingen, de vormen van de stenen, de grenzen van de stenen, de kernen van de stenen. Wie ben je. Wat zoek je. Wie ben je. Ik weet dat we een ogenblik bestaan, maar altijd op de aarde zijn. En voor het eerst besta ik voor je. We hebben dezelfde woorden geroepen. We hebben dezelfde deur gesloten. We zijn beiden gestorven zoals vissen sterven in de vreemde leegte. En voor het eerst zien we dat we ver van elkaar zijn. En voor het eerst weten we dat we elkaar niet vinden. [pagina 50] [p. 50] [We zijn naar onze gezichten teruggekeerd] We zijn naar onze gezichten teruggekeerd alsof we naar een huis terugkeerden maar onze gezichten zijn niet langer van ons. We trachten te weten wie ze zijn, maar herinneren ons niemand die ze kunnen zijn. We zijn naar onze gezichten teruggekeerd als naar een huis waarvan we langzaam de deur openen We zijn teruggekeerd omdat niets nog ons gezicht is. We kennen het zand dat ruist als zijde en het gras dat glanst, we kennen de sneeuw die de dingen uitwist of met elkaar verbindt, of van elkaar verlost. We zijn teruggekeerd als in een leeg en vaal huis. We openen het raam en horen de ruimte binnenstromen. We zien de dingen als blinden, als dromenden. We weten wat ze zijn maar herinneren het ons niet. We zijn naar onze gezichten teruggekeerd. Onze gezichten herinneren zich ons. Ze zeggen ons wie we zijn, en wij luisteren, en kijken naar hen. [pagina 51] [p. 51] [Ik zit bij de tafel] Ik zit bij de tafel en wacht tot ik je zal zien. De dennen die zich weerspiegelen in de tafel en de muren, worden steeds onzichtbaarder. De wind waait door hun toppen die niet bewegen, alsof het regent op het gras. Ik wacht tot iets zich uit mij losmaakt, iets waarover ik kan spreken, iets dat in de wereld is waar ik ben, iets dat in een wereld is, waarin het kan verdwijnen, waarin het kan sterven. Daarna sta ik op en ga onder de sterren langs de onzichtbare dennen door het platgereden gras. Vorige Volgende