zegt de volksmond dan. Daar bedoelt men dan mee interpretatie, verzinsel, flauwe kul, rekbaar, zelfs ronduit leugenachtig.
De soort literatuur die hiermee wordt bedoeld, zal men dan ook hoofdzakelijk aantreffen bij de aanhangers van de pure fiktie, bij degenen die voorbij gaan aan de werkelijkheid. Voor degenen die niets te vertellen hebben, is het ook de enige oplossing, want als je de fiktie verlaat en je zegt tegen de lezer of kijker: er staat wat er staat, dan moet er ook inhoud zijn. Het is voor bepaalde kunstenaars een redding dat men hun werk benadert via de al of niet aanwezig dubbele bodems, de bedoelingen die tussen de regels schuilen, de stijl, de symboliek, het magische en meer van die romantische begrippen.
Als er dan al zo vaak over een kommunikatiestoornis wordt gepraat tussen de kunstenaar en de lezer of de toeschouwer, dan ligt die stoornis niet bij het volk. maar bij de kunstenaar die zich isoleert, en liefst op een voetstuk. In de werken van deze kunstenaars bestaat de werkelijkheid niet meer. Hun verbeelding laat geen werkelijkheid meer toe. Er ontstaat een vervreemding, vervalsing, een droomwereld, een vlucht uit de werkelijkheid, zowel voor de kunstenaar als voor de lezer, de toeschouwer, de luisteraar.
Verontschuldig me de vergelijking met sinterklaas. Voor toch nog altijd een groot aantal mensen is dat een probleem, ze vragen zich af op welke leeftijd ze hun kind nu maar eens best vertellen dat sinterklaas niet bestaat. En vaak hoor je dan: ach, gun ze nog een jaartje de illusie, gun ze nog zolang die droom, het leven is al hard genoeg.
Dat gaat ook op voor de kunst, denk ik. Als men de pure verbeelding, de illusie noodzakelijk vindt, dan vertelt dat niet veel goeds over de werkelijkheid waarin we dagelijks leven.
Dat geldt niet alleen voor de kunstenaar, het geldt ook voor de lezer en de toeschouwer, vooral degenen die zich ervaren noemen, kenners, degenen die de anderen vertellen hoe ze moeten lezen, kijken of luisteren. Via de analyse van het kunstwerk, de psychologie, de haast hermetische struktuur kan de kenner zijn eigen kennis etaleren. Ook die mensen leven in onvrede met de werkelijkheid. Die vinden ze vervelend, banaal, oninteressant, het haalt hen voortdurend uit hun illusie.
Wat kan zo'n kenner zeggen als hij gekonfronteerd wordt met de nuchtere opsomming van de handelingen gedurende één dag militaire dienst? Hij zegt niets, hij wordt vaak woedend. Hij zegt dat het geen kunst is en om de anderen daarvan te overtuigen zal hij soms heel persoonlijk worden in zijn aanvallen op de maker.
Hij zal vlugger iets aksepteren dat zweveriger is, iets dat in het aanvaarde vakje van de kunst past. Dat kan niet meer verontrusten.
Zelfs de persoon, het voorkomen van de kunstenaar past in die gedachtengang. Iemand die zich opvallend anders gedraagt, praat of kleedt dan de