beelding van mensen en hun situaties is zo scherp in zijn natuurlijkheid dat je die al aanvaard hebt voor het tot je doordringt hoe goed die eigenlijk is. Haar sterkste punt is wel haar dialoog, uitermate levendig en authentiek, terwijl er toch geen sprake is van copiëren van een realiteit.
Kan men eigenlijk wel spreken van een volk bij zoveel verscheidenheid en gescheidenheid? In elk geval is het zo dat Bea Vianen behoort to de grootste groep: de Hindostaanse.
Haar voornaamste werk, waarmee zij ook haar naam gevestigd heeft zijn de drie hier behandelde romans.
‘Sarnami, hai’ - Suriname, ik ben, - heeft wel een autobiografische basis maar het is en blijft een roman. Ter vergroting van de afstandelijkheid noemt de schrijfster haar voornaamste figuur gewoonlijk S. en pas op den duur ontdekt men dat het meisje Sita heet. Zo duidt zij ook het later geboren kind aan met ‘de jongen’. Het meisje Sita leeft in het huis van haar Creoolse vader, haar moeder is dood en haar jongere broer is ondergebracht bij een Hindostaanse familie die min of meer ondergeschikt is aan Sita's vader, maar hem aan alle kanten bedriegt. De situatie is voor een niet-Surinamer wat moeilijk te vatten, verhelderend is dat men in het oog houdt dat de man, de vader, in dit land de almachtige is. Zijn wil is wet, ook al blijft hij als verzorger van zijn kinderen in gebreke. Dit aspect komt men telkens tegen in Vianens romans. Sita ziet hoe haar vader te grazen genomen wordt, maar zij kan niets zeggen.
Sita's vriendin Selindah is een Mohammedaanse. Zij wil trouwen met een Hindoe. Als haar vader achter deze plannen komt, wordt zij grondig afgerost ten aanschouwe van de hele omgeving. Maar het paar weet een middel, een dwangmaatregel ten bate van het fatsoen. Selindah wordt zwanger en na veel wanhoopsmisbaar bekeert haar geliefde zich in de kortste keren tot de Islam en het huwelijk wordt met veel vertoon voltrokken. Opvallend is dat men zoveel kosten maakt bij een huwelijk. Deze show kost de toch arme mensen zoveel, dat een gezin daar jarenlang krom voor moet liggen, als ik mij wel heb laten inlichten. Maar een mens moet toch wat hebben in zijn leven en schaamte is, als ik het goed begrijp, de sterkst ontwikkelde karaktereigenschap van de Surinamer.
In Sita groeit het zelfbewustzijn. Zij is heel intelligent en maakt het plan via die eigenschap verder te komen. Zij wil verder leren en dan naar ‘Holland’. Want dit is wel duidelijk: studeren, naar Holland, met daarbij gevoegd een zo licht mogelijke huid waren de idealen van de gemiddelde Surinamer. Maar de liefde belaagt ook Sita en haar geliefde, die veelbetekend Islam heet, bedriegt haar zodat ook zij zwanger wordt. Zij trouwt wel met de man, maar weet zich met oneindig veel list en ten koste van veel ellende van hem te ontdoen. De weg is vrij, maar zij moet haar kind afstaan aan ‘het vuil van je familie’.
In ‘Strafhok’, haar tweede roman, spitst zij haar problematiek toe op speciaal die gesloten gemeenschappen, de strafhokken zoals zij ze noemt. De voornaamste figuren zijn hier twee mannen, twee onderwijzers.