niet bepaald kan toegewezen worden aan de relativerende, realistische strekkingen der laatste jaren.
Ja, hoe onwaarachtig de symbolistische schilderkunst ook mag lijken, misschien schuilt er toch een visie achter waarvoor de publieke belangstelling nu weer vatbaar schijnt te zijn in het hedendaagse denkpatroon waar geen plaats meer voor grootsheid aanwezig is. Het principe van het heldendom is gesneuveld op het slagveld van de sociale revolutie, heeft afgedaan sinds de uitspraak: ‘Alle Menschen werden Brüder’.
Laat de nood aan een nieuwe grandeur zich weer gevoelen en worden de symbolistische werken daarom dan ook toegankelijk?
Met deze redenering zou dan ook het bewijs geleverd zijn dat het grote publiek maar vatbaar is voor waarachtige kunst - of het nu symbolistische kunst is of andere doet er niet toe - in de mate dat deze kunst aansluit bij de ‘heersende smaak’.
Daarmee is dan ook te verklaren dat on-modische kunstenaars als J.M. LEGRAND slechts door insiders gekend zijn en dat LEGRAND, spijts meer dan vijftig tentoonstellingen over de laatste tien jaren, voor het grote publiek praktisch onbekend is gebleven.
Waarom dit hele betoog over het gewone en ongewone, over het ‘maken’ van kunst en kunstenaars door de kunsthandel en over het symbolisme vooraleer de naam LEGRAND gevallen is? Eenvoudig omdat zijn werk slechts doorheen deze begrippen kan benaderd, verklaard en begrepen worden.
LEGRAND is inderdaad een ongewoon kunstenaar, is inderdaad afkerig van elke heersende strekking en is naar de geest op vele punten nauw verwant met de vroegere symbolisten.
De kunstkritiek heeft zich ‘uitgesloofd’ hem in één of ander vak onder te brengen. In de periode 1962-72 werd zijn werk gekwalifieerd als ironisch realisme, magisch of fantastisch realisme of zelfs als surrealisme.
Maar deze kwoteringen zijn slechts pogingen om LEGRAND in één of andere ‘algemeen geldende waarheid’ onder te brengen. De werkelijke artistieke waarheid is wel wat complexer dan dat.
Twee voor de hand liggende vaststellingen kunnen wij maken: de alledaagse werkelijkheid is een standvastig uitgangspunt voor zijn werken en de figuratieve vorm is een even getrouw als moeizaam verworven uitdrukkingsmiddel.
Doch wie de dag van vandaag realistisch en figuratief wil schilderen moet wel iets méér in zijn mars hebben om de toeschouwer iets ‘te vertellen’. En de manier waarop LEGRAND iets wou en wil vertellen heeft men bestempeld als ironisch, magisch, fantastisch of surreëel om het kind een naam te geven. Hij maakte in de periode van '62-72 gebruik van middelen als schaalvergroting of -verkleining, collage elementen die nauwelijks te onderscheiden waren op olieverfschilderijen of aquarellen, andere trompe l'oeil-effekten en hij assembleerde - nu nog - vaak tegen elkaar opbotsende, bevreemdende elementen.
Sterke voorbeelden uit deze periode zijn het poëtische landschap