De Vlaamse Gids. Jaargang 60
(1976)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Sybren Polet
| |
[pagina 19]
| |
don't block the door. / You will all go home after round four’, waarna hij zijn tegenstander, Clay Moore, in de vierde ronde versloeg... - Een in hoge mate praktiese en operabele poëzie dus en met zelfs proskopiese trekken, tenzij de jonge dichter al in zo'n vroeg stadium gekorrumpeerd was door de literatuur, dat hij - evenals zijn kollega's literatoren - de werkelijkheid op zijn poëzie afstemde en zich opzettelijk in de ring inhield om zijn poëzie tot realiteit te maken. Na enige tijd was zijn zelfvertrouwen zo toegenomen dat hij meende wel aan een wedstrijd van beatnikdichters in Greenwich Village deel te kunnen nemen. De titel van zijn gedicht luidde: ‘Ode aan een kampioen.’ Toen men het toch het niet beste vond riep hij zichzelf tot kampioen uit. Ik geloof niet dat een van de anderen hem toen aan de kant heeft durven duwen. In feite was zijn zelfvertrouwen zo groot dat hij nog op de hoge leeftijd van 31 jaar werkte aan een glorieuze come back; hij was toen niet meer ‘de mooiste’, maar nog wel ‘de grootste’. (Bron: Haagse Post 20-10-73. Cherry Duyns.) | |
2. De dubbelgangerIn de dubbelganger dupliceert een mens zich niet, maar hij konfronteert zich met een zelf dat gedeeltelijk een ander is of de ander; van een exakte verdubbeling is geen sprake, alleen al omdat de mens dit niet wenst, hoe'n eenzame Adam hij ook mag zijn; de dubbelganger is daarom óf komplementair van karakter, óf kontrastueel, afhankelijk van het gewenste op een bepaald moment in een bepaalde situatie en is dus emotioneel bepaald; dit geldt ook voor het dubbel als personifiëring van half- of onderbewustzijn. Het dubbel is ego en non-ego tegelijk, is zowel ik als een ander en naarmate er meer wensdroom, wensprojektie of sociaal geweten in het spel komt zal het dubbel meer en meer het karakter krijgen van de ander: een duidelijk niet-ik, een sociale identiteit met vlaggen van sociaal geweten en zelfverwijt; het is dan soms een geprojekteerd zelfverwijt. Dubbelgangers zijn dus meestal niet alleen maar psychiese afsplitsingen van 1 ego, zoals vaak gedacht wordt, gefragmentariseerde en geobjektiveerde identiteiten die ‘een eigen leven’ zijn gaan leiden; ze zijn daarvoor vaak veel te ‘moreel’ van karakter en. hun funktie is te sociaal bepaald, al is het sociaal bepaald in zeer individuele, individualistiese zin. De dubbelganger staat evenals het dubbel-bijuitstek, de schaduw, ook wel voor ‘ziel’, in meer diffuse zin- lichaamsvormloos, onstoffelijk, ektoplasmaties bijna -, zoals dat ook al bij oude volken als de Egyptenaren het geval was, maar ook hier is het niet zuiver een dubbel, integendeel: als het andere al niet dualisties en kontrastueel tot de gastheer staat, bv. als (eeuwige) geest tot (tijdelijke) stof, dan vertegenwoordigt het op z'n minst de essentie ergens van, essentie van het andere, een ander ik. Het tweede ik staat dan ook tot het eerste ik in een dualistiese, dialektiese positie en dialogiseert niet zelden, _ voert niet zelden oppositie, hoewel het alleen in patologiese gevallen een volstrekt oppositionele figuur is: echte dubbelgangers duelleren maar doden elkaar zelden, ze verjagen el- | |
[pagina 20]
| |
kaar of absorberen elkaar, veranderen, transmuteren, straffen elkaar met abstraktie, maar ze elimineren elkaar niet. Kortom, het dubbelgangerspaar symboliseert de geëxternaliseerde tweestrijd van één persoon (individu is in deze kontekst een vreemd woord) en is als zodanig een ‘persoonlijker’ ekwivalent van de maatschappelijke dialektiek, een tussenvorm, met natuurlijk veel minder en veel zwakker maatschappelijke implikaties, en vaak ook eerder psychologies dan primair sociologies bepaald. Het dubbelgangerspaar vertegenwoordigt - om nog even in sociologiese termen te blijven - het konfliktmodel: de tweestrijd wordt voortgezet tot de stasis, de harmonie is bereikt, indien ooit. Vooral in die zin is het dubbelgangerspaar, als verschijningsvorm van mens en tegenmens tezamen, variabel en fluktuerend: het dubbel als anti, het antidubbel in strijd tegen dreigende homeostase. Want na een kortstondige harmonie, een tijdelijke vrede, wederzijdse absorptie in een samengevormde mens, treedt een nieuwe ‘dubbelganger’ naarvoren, die opnieuw de strijd aanbindt met zijn voorganger, de tweestrijd om een ander mens. En zo verder, zo lang er leven is.Ga naar voetnoot*) Roman Jakobson: ‘Just as the creative “ego” of the poet is not coextensive with his actually existing self, so conversely the Jatter does not take in all of the former.’ (In zijn klassiek opstel over Majakovski: ‘On a generation that sqaundered its poets’.) | |
3. Dubbelganger en verdubbelingWerkelijke verdubbeling betekent de dood van de oorspronkelijke persoon. Ik wordt X, waarna ik sterft. Maar ook het omgekeerde is het geval: als X volledig ik wordt, verdwijnt de buitenwereld, het niet-ik. En zo wordt Iks opnieuw heen en weer gezogen tussen deze twee polen. In een wereld die te zeer bevolkt is met ik/ikken - een typiese ik-wereld dus - is meer x-heid een kwestie van levensbelang, van overleven, zowel voor het ik als voor de anderen (: ikkelijkheid in die zin is ziekelijkheid): binnenwereld verlangt naar buitenwereld, het ik naar een anti-ik, de ander, hoezeer ikj ook vaak een ander is (Rimbaud: ‘Ik | |
[pagina 21]
| |
is een ander’): ikheid roept om x-heid. Maar in een wereld die te zeer uit x en uniforme X-en bestaat - een typiese hetwereld dus - betekent meer ego-isme letterlijk meer eigen-belang en een grotere psychiese gezondheid; steeds iemand anders zijn of dezelfde andere betekent geen eigen identiteit bezitten, dwz. niet meer het gevoel hebben te zijn die men moet zijn, wat een permanent gevoel van onvoldoende zijn met zich meebrengt. Paradoksaal gezegd: wie niet zichzelf is kan ook niet goed een ander zijn; hij zal zichzelf, d.i. zijn eigen identiteit blijven zoeken dus aan een ander niet toekomen: ik is steeds een ander, dwz. een ander ik, maar nooit werkelijk iemand anders, m.a.w. er. vindt geen sociale identificatie plaats in de zin van: ik is anderen. Wie zelf niet redelijk gelukkig, of tevreden is kan het een ander ook niet maken psychologen hebben dit al vaker benadrukt. Maar ook hier de fatale omkering: een zwak ikgevoel noodt uit tot komplete identifikatie & empatie en deze doden de oorspronkelijke persoonlukheid: niet-ik doodt ik en dat niet-ik is meestal geen wijGa naar voetnoot*) maar een ander (lijdend) ik, dat zich bij overlijden steeds laat vervangen. Daarom vullen voor een redelijk gezond, d.i. niet al te neuroties mens beide dingen elkaar aan: ik in een wij-wereld, ik in X, X(Iks) in ik en zij zoeken elkaar zoals gezworen dubbelgangers elkaar zoeken en het zijn vaak weer de veelvuldige transformaties die hen hiertoe in staat stellen, in het bewustzijn, de verbeelding, de literaire realiteit. | |
4. Narratio of FellatioHet woord eruit of erin. |
|