De Vlaamse Gids. Jaargang 60(1976)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Hans van de Waarsenburg Please mr. postman Waar het kouder is dan de ijstijd wind onbarmhartig heersend chirurg huid en tijd opensnijdt Waar dieren bevroren in wit het beeldenpark zijn van voorbij leven Waar paring en taal bekocht worden met snerpende slagen van de beul Daar kan men in een briefomslag tegenkomen de D onberispelijk vermomd als schots, ijspegel of sneeuwvlok, verleidelijk als een sneeuwhut, vriendelijk als een ijsbeer Iedere traan verzilvert hij, elk spoortje adem wordt gestold; In de lente wordt de buit door de D uitgestrooid en niets vermoedend zonlicht wist het uit, Please, Mr. Postman...... [pagina 47] [p. 47] Omtrent Amsterdam Van de steden vervreemd word ik zuidwaarts herkenbaarder In het groen waar ik mijn heuvels vouw in de stilte waar ik ingegraven word Zwijgzaam geworden trekken de treinen mij voortdurend noordwaarts Verwissel ik landschap na landschap voor ander oud stenen zeer Zoals iedere vreemdeling vergeet ik mijn taal, mijn woorden Weiger ik slachtoffer te worden van een herhaalde safari in steen en beton Alles is hier al gebeurd in dit getto van voorbije warmte en vergane volksmuziek De oude dékors zijn vernietigd, neergehaald door slopers, autoblik, waanzin in beton En of het nu de P's zijn of 't Mandje, de nostalgiese warmte van vriendschap tussen de tot straat vermaakte grachten, ik ben er niet terwijl ik wandel en ren. Reiziger verkreukeld in regenjas De zichtbare lijnen die topografie in zich bergen vertrekpunten aangeven aankomsten schuilhouden omgekeerd heimwee verstoppen in tickets en treinkaartjes (het verleden dat niet te beschrijven, te bespreken, te noemen is) [pagina 48] [p. 48] Rolverdeling die nooit afgesproken op tafel komt, zich aandient als klimaat van warmte, of regen, natte moesson of klamme hitte van lijven Tijd die zich vastzet in de knopen van het schip, afvaart en roergang; Waar ben ik roept de reiziger verkreukeld in zijn regenjas; Ik kan aan afspraken geen tijd passen, aan landen geen zee Ik kan aan muziek geen bloemen passen aan tranen geen huilen; En de reiziger plakt tegen de huid van het schip voelt het ijs kruien, roept om drank, weet dat de winter blijft duren; Dat aankomst thuiskomst moet worden, nestelen in voor- of achtertuin tussen de slakken en laag groen dat tot in de aars groeit; Mits de passer draaibaar blijft niet in hout of onderliggende kaarten gaat haken Zich blijft verplaatsen van tijd tot tijd, weer na weer, Een dood peukje sigaret, een puntje gloeiende as dat kilometers aflegt Omdat niets te vinden, dat niets te vinden, dat niets meer vindt, Een onvolledige schaduw van kaartkennis, gesplitst door zee of meer. [pagina 49] [p. 49] Yad Vashem Het beeld van dood is hier zo stil geworden dat ik na jaren, opnieuw, aandachtig bijna, geen traanklier die zich roert langs begane wanden van pure misdaad wandel; Gedempt hoor ik het gemompel van de anderen en hun zachte geluiden van verontwaardiging waarmee ze verder lopen; In mezelf loopt cirkel na cirkel terug, dwing ik me hun vage tempo te blijven volgen; Toerist bij moord, bij dood onder de wintersblauwe hemel van Jeruzalem en iedere naam, verbrand tot massa Geluid komt niet over de lippen, de stem verstomt tot as, De hand draait en trekt in het gras van een baard. Vorige Volgende