macht gebleven, zij zouden optreden zoals de Sovjets, maar wat bewijst dat, tenzij dat Soltjenitzin niet de Sovjets contesteert, maar de Russen.
De betekenis van Soltjenitzin dat hij tijdens zijn negenjarige strafgevangenschap werkelijk begon te houden van dat tot het naakte bestaan teruggebrachte leven, herinnerde mij aan een onvergetelijke beschrijving van dat raadselachtig welbehagen door Tchechov. De hoofdfiguur van dat zeer mooi verhaal beweert niet alleen dat de mens volstrekt niets nodig heeft, geen vrouw, geen kroost, geen woonst, geen akker, geen vriend, geen verwant, geen ideaal, geen vermaak, geen hoop, niets, niets, niets, hij affirmeert zelfs met grote kracht dat de mens slechts gelukkig kan worden wanneer hij dat alles volledig heeft verzaakt. Ik herinner mij dat het kamp waarin die wijsgeer van het nihilisme evolueert in schrikwekkendheid de Goulagarchipel wijd overtreft.
De behandeling van Soltjenitzin door de Sovjets deed mij denken aan de toch nog altijd ietwat grotere schrijver graaf Leo Tolstoi, die door de Heilige Synode op 22 februari 1901 werd geëxcommuniceerd, een ban die, door de vereniging van godsdienstig en wereldlijk gezag in de persoon van de tsaar, dubbel zwaar viel. De censuur trad zeer streng op tegen de schrijver van ‘Wederopstanding’. Het dagblad ‘De nieuwe tijd’ mocht geen telegrammen over zijn gezondheidstoestand opnemen. Het was verboden zijn portret op te hangen in de bibliotheken.
Op 14 januari 1902, elf maanden na de excommunicatie van Tolstoi, publiceerde de auteur Amphiteatrow in het dagblad ‘Rusland’ de bijdrage ‘De Obmanow’. In het Russisch betekent ‘obmane’ leugen en de naam Obmanow geleek te zeer op Romanow, familienaam van de tsaar. Amphiteatrow viel dus de leiders van de Russische staat aan zoals Soltjenitzin dat thans op zijn beurt doet. Welnu, het dagblad ‘Rusland’ werd definitief verboden en Amphiteatrow werd uit Moskou verbannen. Het verschil is klein.
De tsaren lieten subversieve literatuur verbranden tot in 1887. Toen viel deze weinig benijdenswaardige eer voor het laatst te beurt aan de novellenbundel ‘De mensen uit de krotten, studies naar de natuur’ door Guiljarowski. Nadien werden de verboden boeken machinaal versneden en naar papierfabrieken gestuurd. Dat gebeurde nog onder Nicolaas II, de laatste tsaar. Wat Soltjenitzin heeft ondergaan wegens zijn kritiek op de Sovjets is dus identiek hetzelfde als wat al de Russische schrijvers die hun regering hebben bekritiseerd, ondervonden hebben onder de tsaren.
Soltjenitzin kan zijn vaderland nu verder roskammen in Zwitserland. Zijn voorman, de eerste Russische contestant, Kotoschikin, (ob. 1667) deed het in Zweden. De tweede, Krischanitsch, (ob. 1686) deed het in Rusland en werd voor vele jaren naar Siberië verbannen, waar hij het naar alle waarschijnlijkheid minder goed had dan Soltjenitzin in Zürich. Radischtchew (ob. 1802) wees in zijn ‘Reis van Petersburg naar Moskou’ de lijfeigenschap aan als de voornaamste