heeft gekozen, drukte dat gevoel heel geestig uit in zijn bekende vers over zijn verlangen naar Nederland, dat besluit met de vaak geciteerde regel: ‘Maar ik heb liever heimwee dan Holland’.
Een van de waarheden van Gijsens ‘sotternij’ is, dat de door Amerika aangeraakte, of hij nu terugkeert naar Europa of niet, nooit aan het heimwee ontkomt, tenzij hij geestelijk volkomen blanco is. Dan laat hij zich helemaal door Amerika vullen, zoals gebeurt met één van de hoofdfiguren in ‘De vleespotten van Egypte’, de wat slappe Belgische Baron Andreas van Bever. Deze aristocraat treft me als een constructie, een niet helemaal geloofwaardig karakter, veel minder overtuigend dan de jonge Belgische historicus, dr. Robijns, de verteller van het verhaal, die om zichzelf geestelijk te handhaven naar Europa terugkeert, met de zekerheid van het komende verlangen naar de ‘vleespotten’. Aan hem heeft Gijsen veel van zichzelf meegegeven.
In Robijns heeft Gijsen tegelijk Europa in het ootje genomen. Deze jonge Europeaan is een knappe, maar wat dogmatische geleerde, soms een bekrompen jongen van het platteland. Toch heeft de schrijver hem ook verrijkt met heel wat intelligentie en inzicht. Het boek bereikt een hoger peil telkens als Robijn, buiten zijn beperktheid stappende, mag spreken met de zoveel wijzere stem van de auteur. Wel wordt daardoor aan de eenheid van Robijns karakter enig afbreuk gedaan.
De oude barones Van Bever, die met geslaagde ironie wordt geschetst, stuurt de jonge historicus met haar zoon voor een jaar naar Amerika. De eerste wil er studeren. De Belgische baron hoopt onder toezicht van Robijns van een zelfmoordcomplex af te komen. Enigszins gechargeerd, wat mag in een ‘sotternij’, toont Gijsen ons in deze aristocraat aan hoe een tot een uiterst pessimisme vervallen figuur, dank zij een injectie van Amerikaanse vitaliteit, tot een ander uiterste kan overslaan van een gezond optimisme en levensaanvaarding. Dat lukt hem des te makkelijker dank zij zijn verliefdheid op het met humor beschreven Amerikaanse meisje Vivian, de soort vrouw die haar man verovert en hem dan voor de rest van zijn leven, voor zijn eigen bestwil natuurlijk, wil beheersen.
Zelfs de oude barones verandert in Amerika als bij toverslag in een typisch jongdoende Amerikaanse van middelbare leeftijd. Daardoor raakt ze de distinctie kwijt die haar in haar eigen land toch een persoonlijkheid maakte.
Deze wat plotselinge ‘bekeringen’ zijn wat te haastig en schetsmatig uitgewerkt. Natuurlijk schuilt er veel waars in Gijsens suggestie, dat juist de Europeanen, die zich van uit een lege traditie en streng vastgehouden levensvormen in Europa konden handhaven, in Amerika opeens dit lege hulsel verliezen om zonder vorm van protest te veramerikaniseren. Zoiets zou nooit lukken, zo wordt ons duidelijk gemaakt, met de geestelijk werkelijk levende Europeaan, die voortbouwt aan een zinrijke traditie, al kan ook zo'n man in Amerika het best leren hoe aan verstarring te ontkomen.