Marnix Gijsen
Dankwoord
Uitgesproken op het Koninklijk Paleis van de Dam, Amsterdam, op zaterdag 5 oktober 1974.
Mevrouw, Excellenties, Dames en Heren,
Een paar weken geleden werd mij meegedeeld dat ik vandaag voor mijn dankwoord ten hoogste over zeven minuten tijd mocht beschikken. Aanvankelijk maakte me dit ietwat kregelig. Was dat een nieuwe manifestatie van de proverbiale Nederlandse zuinigheid? maar ditmaal was men zuinig op mijn woorden!
Toen dacht ik echter aan een gezegde van een Amerikaanse dominee die er mij eens attent op maakte dat het hele scheppingsverhaal in het eerste boek van de Bijbel, de Genesis, maar zeven minuten lectuur vraagt. En wat staat daar niet in? De zon, de maan, de sterren, het vasteland en de zee, de vogels, de vissen, de viervoetige dieren en ten slotte dan, wij die het meesterstuk zijn, de man en de vrouw. Maar helaas, ik ben Mozes niet en kan U niet waarborgen dat ik, wat ik te zeggen heb, binnen de perken van die zeven minuten zal kunnen bergen.
Het is mijn eerste en zeer aangename plicht Hare Majesteit Koningin Juliana te danken omdat ze me de eer aandoet mij deze prijs persoonlijk te overhandigen. In tweede instantie gaat mijn dank naar de leden van de jury, zo Nederlanders als landgenoten, die me deze hoge eer hebben waardig gekeurd. Wanneer men, zoals ik, een zekere leeftijd heeft bereikt; wanneer men, zoals de pers dat elegant uitdrukt, ‘op de valreep van het leven’ staat, dan interesseert men zich niet meer voor kritiek maar dan waardeert men het des te meer dat men door zijn meerderen en zijn gelijken wordt erkend.
Wie moet ik, op dit voor mij plechtig moment, nog danken? Mijn voorouders, die ik het leven schuldig ben, waren mensen zonder geschiedenis, eerbare schoenmakers of kosters die geen sporen hebben nagelaten. Aan mijn ouders heb ik schuld: aan vader de Frohnatur waarvan Goethe spreekt, aan moeder de zin voor humor en sarcasme.
De man aan wie ik geestelijk de grootste schuld heb, is mijn oudere broer Renaat. Vanaf mijn tiende of twaalfde jaar heeft hij me in handen genomen: hij heeft me leren lezen, goede boeken; hij heeft me leren kij-