anders gezegd, tot bezinning bracht. Ik wist dat hij al een jaar of tien in vrijwillige ballingschap te Parijs woonde. Ik wist dat hij intens betrokken was bij de situatie in Zuid-Afrika, ook dat hij met een Vietnamese vrouw was getrouwd. Maar in Poetry International was hij de eerste, die het festival als een forum gebruikte. Dat bracht mij wat dichter bij hem. Niet, dat er nu meteen urenlange gesprekken op volgden. Ik was allang blij als ik aan een dichter eens wat minder aandacht kon besteden. Aan Breyten had ik eigenlijk geen omkijken, maar toch, het had op de een of andere manier geklikt.
Ik vertelde hem dat ik zijn zeefdruk zo mooi vond. Hij vroeg mij of ik het origineel wilde hebben. Een dag later waren er wat organisatorische moeilijkheden, die onmiddelijk moesten worden opgelost. Haast op hetzelfde ogenblik stond Breyten achter me en vroeg of hij misschien kon helpen.
Poetry '71 liep ten einde. Iedereeen kreeg het druk met afscheid nemen, handjes geven, omhelzen en alles wat daarbij hoort. We zouden elkaar allemaal blijven schrijven, we zouden elkaar gauw weer terug zien, en we meenden het allemaal echt. In vele gevallen was dat ook zo, in vele andere uiteraard niet.
Met Breyten lag dat anders. We zeiden elkaar zonder veel ophef gedag, maakten nog een vaag plannetje voor de uitgave van zijn poëzie in Nederland en wisten dat we elkaar gauw weer zouden zien. Daar hoefde niet over te worden gepraat.
Enkele maanden later was hij opnieuw in Rotterdam - met een nieuw idee. Voor Poetry '72 wilde hij een speciale protestnacht organiseren en daarvoor kwam hij nu met zijn voorstellen. Ze werden geaccepteerd en we gingen met elkaar aan de slag.
Nog weer een paar maanden later waren we samen te Londen, ook voor de voorbereidingen van Poetry '72. Er werd gestaakt en de straatverlichting brandde niet in de stad. We hebben urenlang in het donker gewandeld. We voerden besprekingen, deden boodschappen, waren hier en waren daar en ik moet zeggen dat ik steeds meer waardering voor hem kreeg. Wat mij bij Breyten opviel, was dat hij kon luisteren - naar iedereen eigenlijk. Hij zocht mee naar oplossingen, gaf adviezen, was bereid zelf hard mee te werken. We leefden die paar dagen heel bescheiden te Londen. Bij Poetry gaat het nu eenmaal niet van de grote hoop, maar Breyten bleef er tevreden bij.
Hij gaf mij een van zijn boekjes. Over zijn werk praten deed hij niet.
Sindsdien is het contact met Breyten steeds frequenter geworden. Voor Poetry '72 kwam hij maar wat eerder naar Rotterdam. Hij dacht dat er nog wel wat werk voor hem zou zijn. Samen met de Rotterdamse dichter Leyn Leynse vergaarde en niette hij de stencils met gedichten en vertalingen, een monnikenwerk. Een dag eerder had hij te Leiden de C.W. van der Hoogtprijs in ontvangst genomen voor zijn literaire oeuvre. Breyten had zijn eigen programma binnen het festival: protest in poëzie. Het werd een daad van trots verzet. ‘Dichters maken geen revoluties, de revoluties maken dichters’, zei hij, voordat hij zelf twee gedichten las: ‘Vietnam, en die dood se naam is Amerika’ en ‘Brief van een balling aan Vorster, de slagter’. Het