sen van wie de vader een handarbeider was. Alles hangt ervan af wat men met arbeider bedoelt. Het wordt tijd dat men dat begrip ontdoet van zijn enge inhoud: de man die kaart speelt op de trein, die alleen maar oog heeft voor zijn huisje en een tuintje, voor zijn wagen, voor zijn duiven. Zo gezien loopt de wereld vol arbeiders, van hoog tot laag. Ik geloof dat Freddy De Vree het eerder gemunt had op de Vlamingen. Indien het waar is dat de enkelingen die nu eenmaal behoren tot wat men het ‘Vlaamse Volk’ noemt, er in enkele decennia in geslaagd zijn hun geestelijke horizon te verruimen van de kerktoren tot de T.V.-antenne, dan zie ik niet in waarom de kunstkritiek er niet zou in slagen de vroegere kloof tussen elite en massa te overbruggen. Naast zijn hogergenoemde kaarten, auto, duiven, wielerkoersen, heeft onze
‘arbeider’ wellicht ook gehoord van Picasso. Het heeft echter geen zin om schoolmeesterachtig te doen en onze arme ‘arbeider’ te gaan overstelpen met kunsthistorische inzichten, vergelijkende vormstudies, kunstkritische beschouwingen. Wat er nodig is en wat bijzonder moeilijk is: laat de onverschilligen, de massadieren, de afgebeulden, de uitgebuite sukkelaars gewaarworden dat Picasso, Rembrandt, Sol Le Witt, Kienholz, niet dood zijn, geen übermenschen zijn, dat zij een deel van ieder van ons zijn, dat zij zich bezighouden met dingen, die ieder van ons bedrijft, zou willen bedrijven, heeft vergeten te bedrijven, heeft afgeleerd.
Ik heb het geluk gehad te zien hoe men in Nederland, Duitsland, Amerika (V.S.A.) vecht voor deze zaak. Ik begrijp heel goed de ontmoediging van Freddy De Vree. Na zoveel jaren CELBETON-activiteit te Dendermonde zou ik ook de armen kunnen laten hangen en uitroepen: merde, dat de wereld stikt in zijn geld, in zijn bekrompenheid. Maar dan komt de kunst steeds weer op de proppen, steeds anders, steeds nieuw, steeds veeleisender. En ik moet weer voort.
Ik meen te weten dat de grote meerderheid van de mensen zich afkeren van de ‘kunst’ omdat het woord allerlei valse klanken en inhouden heeft gekregen, juist door de schuld van de elite. En ik voeg er onmiddellijk aan toe, dat het niet de sociale hervormers, de politiek geëngageerden zijn, die de zaak van de kunst zullen redden, integendeel. De ene elite lost de andere af en de ene is niet beter dan de andere. Individualisme dan. Ja, als het gaat om het individueel verwerken en aanbrengen van waarden die de mens gelukkiger, actiever, vindingrijker, wispelturig, veranderlijk, standvastig, enz. maken. Neen, als individualisme betekent: geslotenheid, ziekte, pretentie, moord. Onder de eersten rangschik ik de kunstcritici die men met genoegen, interesse leest. Over de anderen zwijg ik liever. Ik weet niet of mijn houding toe te schrijven is aan het feit dat ik in het lager onderwijs sta: ook daar is het oppassen geblazen voor ontmoediging, ook daar moet er gevochten worden in de eerste plaats tegen zichzelf.
Misschien zijn er zoveel soorten kunstcritici als er mensen zijn, want iedere mens ziet de dingen rondom hem anders. En de objectiviteit dan? Het ene sluit het andere niet uit. Ik pre-