verder. Deze smaakmakers lezen niet uitsluitend teksten of denken niet uitsluitend na over ‘het wezen’ van de literatuur. Neen, zij brengen ook verslag uit van hun lectuur en denken, en dit door middel van teksten die door hénzelf en andere smaakmakers en door de door deze teksten tot literatuur-schrijvers gepromoveerde makers van teksten, ook alweer ‘literatuur’ worden genoemd. Kunnen deze smaakmakers zich dan niet vergissen? Neen, de smaakmakers kunnen zich niet vergissen.
Waarom kunnen zij zich niet vergissen?
Omdat zij zélf zeggen dat zij zich niet vergissen.
En aangezien de smaakmakers uitgaan van premissen, die zij zelf vaststellen, hebben zij objectief gezien volstrekt gelijk - altijd, binnen het kader van het door hén van de premissen uitgaand opgebouwde spel of decor.
Belangrijke vraag: heeft dit door de smaakmakers vastgestelde literaire spel raakvlakken met andere hedendaagse menselijke activiteiten, in het bijzonder in de informatieve-, ontspannings- en creatieve sectoren? Ik meen, nauwelijks - later kom ik hier op terug.
Literatuur is dus, om de draad van mijn betoog weer op te vangen, een structuur gesloten als een conserveblik. Buiten het circuit tekstenmaken - denken over ‘het wezen van’ - schrijven, krioelt inderdaad de enorme massa profanen voor wie in feite de teksten bestemd zijn, maar die het denken ‘over het wezen van de literatuur’ delegeerde. De massa delegeerde dit denken aan de smaakmakers. De door de smaakmakers als literatuur geklasseerde teksten worden dan in de scholen als dusdanig voorgesteld, door bibliothecarissen aangekocht en op rekken geplaatst waar de houtworm niet meer inzit wegens het veelvuldig gebruik van insecticiden en moderne materialen, zodat deze teksten te eeuwigen dage op deze rekken blijven staan.
Ik heb nog niet gedaan met de smaakmakers, want er blijft een belangrijke vraag open: op welke manier brengen de smaakmakers hun waar aan de man?
Dit is een heel mysterieus en tevens heel triviaal probleem.
1. Wanneer de maker van teksten zich bijvoorbaat dichter, romancier of essayist noemt, heeft hij 80 t.h. kans dat hij door de smaakmakers meteen zonder meer als behorende tot de literatuur geproclameerd wordt. Ik wees reeds op de voorkeur van de smaakmakers wat de prezentatie van de teksten betreft: de kansen van de aspirant-schrijver stijgen nog met 20 t.h. wanneer hij zijn tekst via de erkende uitgever en de erkende boekhandel in erkende uitvoering aanbiedt.
2. De smaakmakers hebben hoe dan ook toch een voorkeur voor een bepaalde soort teksten: enerzijds de kunstmatig gecompenseerde fictie met illusionaire tijds- en plaatselementen, anderzijds de in stukken gehakte volzinnen, die men dichtregels noemt.
3. Om zijn smaak aan zijn collega's smaakmakers op te dringen, heeft de smaakmaker diverse taktieken ontworpen. Ik vernoem o.a.
- | de overredingskracht soms door middel van ofwel een grote mond of de juiste mond of het juiste oor; |
- | een vernuftig stel van jury's, schrijversbonden, vak- of literaire tijdschriften, lectorraden, recensiediensten en literaire bijeenkomsten als beide die nu te Knokke plaatsvinden. |
Ik kom nu terug tot de vraag of deze bezigheid raakvlakken heeft met andere maatschappelijke structuren, en of wij verder de generatietegenstellingen in de literaire structuren terugvinden. Ik antwoordde zelf reeds in negatieve zin op deze vraag en heb hiervoor de volgende argumenten opgetekend:
1. De literaire structuur is bijzonder gesloten, eng, duf, eigenwijs, irreëel, kleinburgerlijk. Deze gesloten structuur ontwikkelde een eigen manier van denken en oordelen, die de werkelijkheid van het leven niet weerspiegelt. Deze structuur werd daardoor doel in zichzelf niet een waarheid voor zichzelf. Literatuur bureaucratiseerde in hoge mate.
2. Een kwart eeuw geleden was prestige, zowel op intellectueel als maatschappelijk vlak, een kenmerk van het produceren en publiceren van geschreven teksten. Dit prestige ging verloren door de bureaucratisering waarvan sprake in sub 1 en door oorzaken in sub 3, 4 en 5 nog te bespreken. Dit besef van het teloorgaan van het prestige is nog niet doorgedrongen in de kring van de smaakmakers en de literaire tekstschrijvers. Dit is begrijpbaar: het erkennen van de eigen nutteloosheid en onbeduidendheid is een pijnlijk proces, dat tot gevolgen kan leiden, die door psychiaters bestudeerd worden. De literatuurmensen geloven uit psychisch zelfbehoud in de mythe, waarbij zij zelf betrokken zijn. En de mot zit in de mythe.
3. Waaraan is het prestigeverlies in sub 2 vernoemd (nog) te wijten? Aan de geringe doelmatigheid van de geschreven tekst als expressie- en communicatiemiddel in een cultuur als de onze, die over middelen beschikt om oeroude expressiemiddelen