De Vlaamse Gids. Jaargang 51(1967)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 541] [p. 541] Hedwig Speliers Ten Zuiden van Helm, kruis en regenscherm - van louter schaamte zon splijt op de horizont, haar individualiteit verliest de aarde. De polen polemiek vanouds van koude, het is een oud verhaal. Het is een krank verhaal. Bloed, de inkt waarmee geboekstaafd. □ Dalend is de andere Dante naar de donkerste dag van de zon, triptiek van hitte die thans stuiptrekt in de hemel. Beatrice, een monster dat koelte ademt - onder de navel is het lichaam lichaam voldoende voor een moessoen van orgasme. Guerilla gevoerd door cellen en de grens een herderlijk vergrijp. □ [pagina 542] [p. 542] Rakelings is het gebeuren van de warmte in, en om ons. Verwant met het accidentele van de sterren; diamant, struikelend met gebroken licht in der vingeren bruiloft. Latent een lente, tevens, in het logboek de beweging opgetekend. Onvoltooid altoos, aldoor volmaakt. □ De rangorde van de dingen die er wonen, in onderlinge stilte, zij onderhandelen met de stilte - in deze mate is zon geen huis waarin geboorte zorgen baart. Het paswoord warmte wordt er met een parker onderstreept. □ Adekwaat een kwelgeest is de inquisitie van de winter; versplintert niet ter plaatse de vegetatie van het bloed? De boom, belazerd een geraamte bij het blad. Zoelte voor de ziener, de mol bezint zich op zijn hoogseizoen: hij graaft de namaakhitte, integraal, doch onderaards. □ [pagina 543] [p. 543] Verdord en dun de spermatozoïden van het licht - tot scha en schande zien hoe vuur de vlam beschadigt, de schade een schaduw groot; totaal verstild, de agonie van velerlei gestalten stervend om hun eigen as. □ Lombroso, zo broos geen land en zonder zon als dit. Kiemt niet, van de zaadcel uit, in kerselaar, klimop en klaver kalm de kanker? Hoe weinig duldzaam dus het proletariaat van wind en hagel - de cholera een regenrug in het predestinaat der polders. □ Lidmaat van het licht, langzaam uitgewist worden de wonden van de vorst, de toorn gedooid, zo doolt het dier. Zie hoe op de horizont de zinklijn beeft en nauw een vadem ver, Venus valt de verten te gemoet. □ Gehaard, de sikkel van de hitte - zo valt minder zwaar de zwade van het licht te onzer laste. Want, verbeelding en verbazing, beide zijn bezit. In dezer voege: de ratelslang verovert, terwijl de krekel zint op vrede. [pagina 544] [p. 544] Geëtst, de stalen julizon doch hard een demiurg beveelt december - er hoeven intervallen van het licht willen, keihard als een convex, protuberansen branden dan, als om een heelal te takelen, men takken toevoegt en onder de hanebalk van regenbogen bezonde hemels in zijn vel voelt. □ Onbekommerd als een goddeloze god aldus, verrijst de mistral, magistraal, hier hitte blazend in het hoofd ginds schaamte voor de apostaat. Schaduwrovend, onderwijl, boort door de noösfeer de zon haar spoor. □ Dauwverbrand, de til benadert deze doffer, zuidervirus heeft hem tot in het merg gemerkt - altijd trager, de glijvlucht een metalen stap. De landtong een druppel bloed, het luik een niet meer te verdagen genadeschot. Vorige Volgende