| |
| |
| |
Poëzie en narcose
door Simon Vinkenoog
Schrijvers en tijdschriftlezers bijeen is meestal een treurig gezicht. Zoveel hoofden, zoveel zinnen, zoveel verslaafden aan koffie, thee en cacao, tranquilisers en opwekkende middelen. Zovelen, die meer dan 1 sigaret per dag roken, meer dan één glas met het een of andere alcoholische vocht drinken.
Zoveel warhoofden bijeen, voorwaar een treurig gezicht. Ik beledig hier niemand, en ben de uitzondering die dit bevestigt: ik drink thee, bier en koffie, rook sigaren en sigaretten.
Misschien zijn er andere overeenkomsten tussen u en mij, waar zoveel andere dingen ons hoogst waarschijnlijk scheiden; het moet bij ons allen opvallen, dat de democratie - of wat daarvoor doorgaat - van alle zijden wordt belaagd, maar verwacht hier toch van mij geen protest! Er wordt ons trouwens dagelijks door de pers voorgeschoteld, waarom wij niet hoeven te protesteren. Als in Turkije het leger de regering afzet mag dat, omdat het regime een trouw hoewel verrotte bondgenoot in NATO-verband was waarvan de president deze maand aan De Gaulle een bezoek zou brengen.
Als in Algerië Franse troepen martelen, mogen wij er niet teveel over spreken, want Frankrijk is een niet te missen schakel in de NATO. Bestaat het Duitse officierenkorps uit vroegere nazis, is dat alleen maar omdat deze de allereerste ervaringen opdeden bij de bestrijding van het bolsjevisme. Neen, wij protesteren zekerlijk niet. Deze ontwikkeling, waarbij een geestelijke volwassenheid voor de mensheid is uitgesloten, deze ontwikkeling die ons slachtoffer zal kunnen doen worden van onze eigen voortvarende techniek, ligt overigens in de lijn van deze verlichte eeuw, deze onophoudelijke industriële revolutie.
Ik wil hier graag een ander grootspreker aanhalen, op een congres voor intellectuelen, een maand geleden in Den Haag gehouden, t.w. Prof. Dr. Fred L. Polak: ‘Wij zijn schier onopgemerkt meegesleurd
| |
| |
naar een ten enenmale afwijkend en bovendien nog goeddeels ondoorzichtig tijdsbestek, dat zonder meer een breukpunt vormt in de beschavingsgeschiedenis. Een nieuwe, nog volslagen onevenwichtige tijd, met welke geen andere vroegere periode op aarde ook maar bij benadering vergelijkbaar is, zelfs niet ten tijde dat het menselijk leven aldaar zijn aanvang nam, evenmin toen de tot dusver als 's mensen meest revolutionair geldende uitvindingen, nl. die van de landbouw of van het vuur dan wel van de eerste werktuigen of wapens ten tonele van onze wereld verschenen’. Polak gaat verder: ‘Een toekomst, die ons de hoogste, welhaast bovenmenselijke eisen gaat stellen, fenomenale eisen van omvang, zwaarte, complexiteit en intensiteit, als nog nooit eerder gesteld. De stroom der revolutionaire wonderen van wetenschap en techniek zwelt gedurig aan, zonder dat men zich doorgaans bewust is, dat deze in steeds toenemende mate ook de mensen rechtstreeks in hun denken en doen, in hun wezen en streven, ja tot in het diepst van hun zieleleven zullen gaan beïnvloeden, individueel en collectief, ten gunste én ten ongunste.’ Als voorbeelden noemt hij dan de hidden persuaders (de massa-manipulatie van het onderbewustzijn, uitgeoefend door Amerikaanse adverteerders), de gemechaniseerde politiestaat, het propaganda- en indoctrinatie-apparaat van de overheid, de hersenspoeling, de lobotomie, het waarheidsserum, technieken van genocide en discriminatie, etcetera...
De man in de straat, wiens hoofd bij het horen van al deze gevaren duizelt, en die er inderdaad niet van wil horen spreken, als hij al begrijpt waar het om gaat, wordt de slaaf van technici, managers en andere executives, gespecialiseerde bruggehoofden van een nieuwe mentaliteit. Een niet-wetenschappelijk ingesteld persoon heeft geen flauw benul van al wat zich rondom hem afspeelt, de wetenschapsman is nauwelijks op de hoogte van wat er op ander dan eigen beperkt terrein gebeurt: alle experimenten voor atoom- en chemische oorlog, biochemische proefnemingen, neuro-fysiologische onderzoekingen... En beiden staan zij machteloos, de een in de straat, de ander achter zijn reageerbuizen, tegenover grote problemen, die de wereld nu al belagen: ondervoeding, honger, diplomatieke oorlog, ellende, de ruimte, het niets. Aardige dingen, bijna niets hier van te merken.
Zeker, zeker, zeker. Wat kunnen we al niet wél! Nog altijd schijnt dezelfde zon boven dezelfde zeeën en werelddelen, maar hoeveel is er de laatste honderd jaar niet veranderd. Torenhoge gebouwen verrezen waar eens oerwouden groeiden, bergketens werden door tunnels en snelwegen doorboord, klimaten wisselden door de rook uit fabrieksschoorstenen, de mens leerde vliegen en de eerste vluchten in de ruimte zijn niet langer meer lachwekkende fantasie. Van 30 km.
| |
| |
hoogte onderscheidt de U-2 ten slotte een Russische voetganger van een Moskovitische fietser. Steeds dieper worden de mijnen, steeds verder strekken de boortorens zich in zee uit, tot diep in Afrika leveren krachtcentrales elektriciteit door water uit stuwdammen en stuwmeren. Wel 20 landen bouwen op dit ogenblik aan een vreedzame atoomtoekomst. Ongeneeslijke ziektes zullen verdwijnen. Zeewater zal gedronken en gegeten kunnen worden, de zon zal ook schijnen en warmte geven als hij niet schijnt, en over 10 jaar reizen wij zo comfortabel als thuis in een fauteuil gezeten met de snelheid van 3 maal het geluid van de ene hoofdstad naar het andere vermaakscentrum, van kleurentelevisie naar cinemascope, aha, we zullen gevaarlijk leven op de grens van onze kennis, macht en mogelijkheden, oprukken tot de kern van alle fysica en misschien zelfs 10, 20 of 30 jaar ouder worden dan onze vaders en grootvaders.
Om terug te keren: geen protest dus. Het is te groot, en wij zijn te klein, om te protesteren. Hitler is dood al leeft Armando. Stalin ligt opgebaard, Trotski's moordenaar is vrijgelaten, 2 kale mannen schudden elkaar de hand en de wereldvrede ligt weer een paar ogenblikken op haar bed uit te rusten van een korte dronken nacht.
In zo'n wereld zal de schrijver zich niet kunnen terugtrekken op zijn eigen welomlijnde IK, hij zal zich, - of hij wil of niet - op de hoogte moeten stellen van de kille cybernetica en het onhoorbaar zoemen, flikkeren, branden en lichten van transistoren, hij zal mee moeten vechten met de rebellen in de bergen, slecht gewapend tegen gifgassen en vlammenwerpers, op de straathoeken met zwarte leren vestendragers rebelleren tegen de politie, in de moderne jungle is hij een nieuwe Shatterhand, hij zal honderden afkortingen weten thuis te brengen, zijn hart moet kloppen met dat van de beat generation, en zijn hoofd zo koudwaterig zijn als dat van de angry young men. Hij zal, als Harry Mulisch, ingewikkelde woorden binnen een fractie van een seconde van achteren naar voren weten te herhalen, als Hugo Claus alle namen weten van alle zevenderangsacteurs in alle zevenderangsfilms en als Willem Frederik Hermans de berg zijn die een muis baart, dezelfde berg waar de goden wonen, dezelfde berg onderweg naar Mohamed. Taboes zullen omvergeworpen worden, het onvoorleesbare, onreproduceerbare, onpubliceerbare zal voorgelezen, aangehoord, bestudeerd en bezien worden.
Het schema voor zulk een tentoonstelling, gewijd aan Taboes, circuleert op dit ogenblik onder ingewijden in Amsterdam voor voortdurende uitbreiding en aanvulling. Er zal veel gebeuren, er zullen veel slachtoffers vallen, de tien oude geboden zullen ter plaatse uitgevoerd worden, maar dan in de goede volgorde: gij zult doden, gij
| |
| |
zult echtbreken, gij zult andere goden voor uw aangezicht hebben en zekerlijk zult gij stelen. Gij zult pornografie bedrijven, en verminkte schaamte ont-dekken; gij zult martelen en gemarteld worden; gij zult beledigen en beledigd worden, gij zult uw lichaam ijdelijk gebruiken, en vrijelijk prostitutie bedrijven.
Er zullen ook nieuwe geboden uitgaan: gij zult onverstaanbare gedichten schrijven en lezen, onvoorstelbare schilderijen maken en bewonderen, Finnegan's Wake uit uw hoofd leren, en proeven aan nooit gekende sensaties.
Poëzie en Narcose, Welk een onderwerp, welk een mystificatie! Ik zal het in kort bestek met u hebben over de smeltende sneeuw onder de bloedende moeders, het bloed van beulen dat versteent, het netvlies vergroot van het lezen der namen, een brullende boom van licht, een brandstapelgod met moordenaarszaad dat wortels schiet - een kleine uitgelezen schare moderne dichters dus. Tot zover de poëzie, genoeg van alle tedere desperado's die de Parnassos beklimmen, ieder met zijn eigen wapens, de een nog ondeugdelijker dan de ander.
Nu aan ons de narcose, het kunstmatige paradijs.
Hasan-i-Sabbah, de oude man van de berg (de berg Alamut) gaf de naam van zijn stam, de Hashishins, aan een kruid dat al werd beschreven in een boek over de artsenijbereidkunde van de keizerlijke Chinese hand van Shen Neng in het jaar 2737 vóór Christus.
Hasjisj is de naam voor de hars, komende uit de gedroogde, bloeiende of vruchtdragende toppen van de vrouwelijke hennep-plant Cannabis sativa, vroeger geheten Cannabis indica. Hasjisj wordt onder verschillende namen over de hele wereld gebruikt door 250 miljoen mensen; kif, dagga, ganja, bhang, siddi, gangha en bij ons marihuana. Door de Spanjaarden in de 16e eeuw uit het midden-oosten naar Midden-Amerika geëxporteerd als Maria Juana kwam het na de be vrij ding in de jaren na '45 in Europa terug onder schuilnamen als weed, reefers, tea, stuff, shit of pot. We waren er in Europa niet helemaal onkundig van gebleven; met dawamesc - een lekkernij, niet groter dan een hazelnoot, bestaande uit hasjisj, suiker, kaneel, nootmuskaat, kruidnagel, kardemom, amandelen, muskus en ananaspitten - uit Algerië door Dr Moreau de Tours aangevoerd, hielden de leden van Le Club des Hachischins hun experimenten in Hotel Pimodan op de Parijse linkeroever. Théophile Gautier en Baudelaire schreven hun bevindingen neer; u kent ze wellicht. Geletterden! Maar zoals met zovele poëzie het geval is, het is in het vergeethoek geraakt en op zon- en feestdagen komt de delicatesse genaamd dawamesc niet meer voor op ons dessert.
| |
| |
In de V.S. werd marihuana het eerst door seizoenarbeiders uit Mexico geïmporteerd. De Amerikaanse dagbladpers ontdekte zo kort voor de oorlog Een Groot Gevaar, misdaden werden de rokers van marihuana aangerekend en naar aanleiding van luid geroep om maatregelen stelde burgemeester Fiorello La Guardia in 1943 een eerste daad: het bijeenroepen van een commissie, samengesteld door de New York Academy of Medicine, die verslag moest uitbrengen over het marihuana-gebruik in de staat New York. In '44 verscheen hun verslag: marihuana is, zeiden zij, eerder een minor nuisance dan een major menace, - meer een last dan 'n bedreiging, - nadat ze het hele fenomeen vanuit sociologisch, psychologisch, farmacologisch standpunt hadden bezien. En er bestond geen verband tussen de jeugdmisdaad, zedendelicten en marihuanagebruik.
In de inleiding kon burgemeester La Guardia dan ook met genoegen vaststellen, al zou hij de wetten die het marihuana-roken, bezitten en verhandelen strafbaar stelden, blijven uitvoeren: ‘Ik ben blij dat de sociologische, psychologische en medische kwalen, die zo algemeen aan marihuana worden toegeschreven, overdreven werden wat New York betreft’. Zijn commissie had niet meer gedaan dan het bevestigen van wat een hoofdartikel, een jaar daarvoor in '43 in The Military Surgeon, had ingehouden: ‘...het roken van de bladeren, bloemen en zaden van cannabis sativa is niet gevaarlijker dan het roken van tabak of koningskaars (mullein) of de bladeren van de looiersboom (sumac)... de wetgeving inzake marihuana is slecht doordacht... als een dreiging en misdaad wordt een zaak van triviaal belang gedoodverfd... wij hopen dat er geen heksenjacht in militaire dienst zal worden ingesteld over een probleem dat niet bestaat’... een argumentatie die enkele jaren geleden een bekend Haags strafpleiter in marihuanazaken, Mr. M.H. Huygens - willens en wetens? - overnam in een van zijn pleidooien: ‘De actie van de politie is een heksenjacht... Nederland zal niet ten onder gaan aan marihuana.’
Wetten blijven dus achter bij een bewezen werkelijkheid. Onze havensteden leveren ons een onafzienbare stroom marihuana, maar wij moeten er op velerlei slinkse wegen aankomen, via onbetrouwbare bronnen, zoals de sterke drank in Amerika tijdens de Prohibition.
Waaróm moeten wij er aan komen?
Wat de mens van het dier onderscheidt, is zijn bewustzijn, de mogelijkheid bewust te voelen en te denken. Hij wil ook weten waar zijn onderbewustzijn zit, wat dat doet, in hoeverre dat van belang is. Het verlangen boven onszelf uit te stijgen, het verlangen naar het onervaarbare zit al in ons sinds we in holen woonden. De mens heeft altijd met zijn gevoelens en gedachten gespeeld, met min of meer moeite.
| |
| |
Filosofen liepen in tonnen rond of eindigden hun leven in krankzinnigengestichten. De mens heeft ook door zelfkastijding, meditatie en yoga, bachhanalen, sadistische orgieën en priapische gelagen, aan zijn bestemming weten te tornen.
Geschiedenis zou opnieuw geschreven kunnen worden in termen van ontsnapping en inzicht. Zonder mystiek of religieus te worden, kunnen wij met Jack Kerouac als opgave stellen: ‘I want God to show me his face’. Laat God dat doen, en laten wij hem een handje helpen. Niet door tranquilizers, die ons een valse rust geven, of door psychische energie-inblazers, de wekaminen die ons harder doen werken - laten we harmonieus blijven, vol innerlijke kalmte en standvastigheid. Dat willen ze allemaal: Christenen, Boeddhisten, Taoisten, Vedantisten en niet-zo-zeer-belijders; geluk zeggen zij is niet te bereiken zonder kalmte van binnen uit - en godsdienstigen, filosofen, heiligen en bezetenen hebben via de zelfdiscipline getracht deze staat te bereiken.
Maar er bestaat een andere weg om tot zelfkennis én godskennis te komen, een niet gevaarlijke wijze, geen cocaïne-krankzinnigheid, geen alcohol-dronkenschap, niet de morfine-verslaafdheid. Deze delightgiver is marihuana, maar op dit ogenblik moet zelfs een hooggeleerde als professor Dr. D.H. Wester in een populair boekje ‘Narcotica, genot en gevaren’ opruiende taal bezigen om zijn angsten voor het kruid te herbergen. Bedrog, chantage, diefstal, het voorportaal van de dood, executie, knechtschap en aftakeling horen in dit woordenboek thuis, alsof ook de relatie van Virginia met longkanker en koffie met hartaandoeningen al niet omstandig is vastgesteld! Zoals aan minderjarigen geen alcohol mag worden verschaft (Franse cijfers van het vorige jaar: 16.000 sterfgevallen door overmatig alcoholgebruik, 60 % van alle misdaden en zedendelicten, 40 % van alle brandstichtingen begaan onder invloed van alcohol, en enkele duizenden miljoenen guldens aan sociale verzekeringen, volksgezondheid en justitie) - zo hoort hasjisj niet verstrekt te worden aan geestelijk minderjarigen, de ongeborenen en niet-creatieven. Ik pleit voor een nieuwe elite die een eigen wereld mag beleven, zich een nieuwe werkelijkheid eigen maken - échter dan deze wereld, die volgens Hans Lodeizen de echte niet was en waarvan wij soms uitgestoten zijn omdat we de Sahara kennen, en de hongerwinters van toen en nu.
Zoals eens de surrealisten uitriepen: ‘Open de krankzinnigengestichten’, roep ik hier vandaag in deze wereld anno 1960: ‘Open de apotheken’.
In deze theoretische beschouwing ga ik niet in op de invloed van marihuana op de gedachten, gevoelens en sensaties: in een recente
| |
| |
uitgave Drugs and the Mind van Robert S. de Ropp, (Evergreen edition, Grove Press, New York), zult u meer over de effecten vinden.
Voor een dichter zijn deze soms verbluffend: woorden nemen diepere betekenissen aan, laten zich leiden, het onderscheidingsvermogen wordt doorzichtig, elk gebaar krijgt duizenden nuances. Kleuren worden tot object, zen is het einde, je bent één met de wereld, je bént de wereld, en de dingen schitteren als nieuw voor je op: een geestelijke hergeboorte, die men kan oproepen al naar de voorraad strekt.
Het grote probleem met marihuana is de hysterie van zogenaamde idealisten, die heropvoeden willen waar niets te reclasseren valt, en die de misdaad zoeken in de hoek waar gelachen wordt en gevrijd, rock 'n roll gedanst en opgewonden wordt gepraat. ‘Wie eenmaal aan Indische hennep verslaafd is... vervalt onherroepelijk tot een lichamelijk en geestelijk wrak!’ stond boven een verderfelijk dagbladstuk van Professor Wester. Zie mij aan, ik ben niet verslaafd, en kén ook geen verslaafde marihuana-gebruikers en wrakken zijn onder hen niet te vinden.
Mescaline, zegt Henri Michaux in Misérable Miracle, est ennemie de la poésie, de la méditation, du mystère. Voor Henri Michaux, die in 9 maanden tijd vier doses mescaline nam, is het middel een hel, voor Aldous Huxley (getuige zijn ervaringen neergelegd in de 2 boekjes, Doors of Perception en Heaven and Hell) is mescaline, het extract van peyote, Mexicaans cactus-vlees, de toegangspoort tot de hemel, en de hel alleen voor diegenen die een leveraandoening hebben. Overigens een hallucinogeen, dat al honderden jaren in de vorm van peyote door indianen in Noord- en Centraal Amerika wordt gebruikt, zonder schadelijke gevolgen.
Als dysergic acid diethylamide tartrate (LSD-25) werd enkele jaren voor de tweede wereldoorlog bij toeval door Dr. Albert Hoffman in de Bazelse Sandoz laboratoria een chemisch middel ontdekt, dat overeenkomst vertoont met mescaline. Het wordt op dit ogenblik in de V.S., Canada, Engeland, Duitsland, Zwitserland en ook in Nederland toegepast bij de behandeling van lijders aan neurosen en psychopathieën, die voor andere vormen van psychotherapie niet toegankelijk zijn en in sanatorium ‘Groot Batelaar’ onder leiding van Mr. G.W. Arendsen Hein bij neurotische en psychotische delinquenten.
100 gamma LSD-25, één tiende milligram, zijn voldoende om iemand gedurende 6 uur in een bijzondere psychische toestand te brengen, waarbij bewustzijn, gedachtengang, oordeel en andere psychische functies veranderingen ondergaan, die vergeleken kunnen worden met
| |
| |
krankzinnigheid, maar de gezonde proefpersoon blijft in staat om de belevingen, die worden ondergaan, te objectiveren.
Deze ervaringen, opgedaan door een groep van 43 proefpersonen in de psychiatrische en neurologische universiteitskliniek van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam werden ook mij deelachtig, 2-maal, in februari 1959 en in januari 1960. Na het ‘aanvaarden’ van het begrip onderbewustzijn door de lezing van boeken van Freud heb ik pas vorig jaar voor het eerst lichamelijk ervaren in hoeverre dit onderbewustzijn, buiten de droom en de poëzie, de kunst en absurde dadendrang om, levend, aanwezig, overheersend, culminerend is. Of niets van dat alles omschrijvende: Het Is. Psychotisch weliswaar, en voor de proefpersonen schizofreen, of degeneratief, of hysterisch of manisch, maar het is. Het is er nog; het bepaalt niet mijn daden maar heeft mij opnieuw doen leven, het vergezelt mij waar ik ook ga. Ik ben er de persoon niet naar om in een mystieke ervaring los te breken, poëzie is een daad en geen droom, geen inspiratie maar transpiratie - maar zowel geestelijk en lichamelijk is de LSD-proef een gewaarwording niet in woorden te beschrijven. Bovenaards? Nee; onderaards? Misschien. Is het onderaards dat een mens geboren wordt, dat hij die belevenis weer helemaal opnieuw ondergaat, dat hij de moeder is en de barensweeën voelt in zijn bekken, maar ook de naakte spartelende en schreeuwende pasgeborene? Is het geboren worden een gelukzalige wellust, een ellendig wonder, een misérable miracle? Hallucinaties, die geen hallucinaties zijn maar illusies; want onderhand is er een deel van jezelf dat analyseert en zich mee verwondert, visioenen die werkelijkheid worden, en kleuren die niet bestaan? Werelden vergaan, beschavingen gaan onder, je lichaam een verdwijning, je geest - Wat dat dan ook moge zijn - een helse kaleidoscoop zonder pijn: dood en leven, liefde en geboorte, alle clichés van de mensheid waargemaakt door zes blauwe pilletjes.
Maar de wetenschap schrijdt verder dan ik: een recent rapport van het Amerikaanse leger wijst er op dat LSD 25 en verwante stoffen in uiterst geringe hoeveelheden, psychische stoornissen bij de vijand kunnen veroorzaken, die voldoende zijn om een vijandelijke groep of leger een tot twee dagen uit te schakelen; een wijze van oorlogvoering die menselijke maar ook tactische voordelen biedt - zegt het rapport - boven de gebruikelijke nieuwe gifgassen die de zenuwuiteinden blokkeren, verlammingen veroorzaken en de dood doen volgen.
Hoe ziet de toekomst er uit? Blijft de mens beperkt in zijn emoties, de literator ontoereikend in zijn beschrijvingen? Komen er chemische heiligen? Nieuwe tovenaars en alchimisten?
Zeker is, dat er een vreemd en nieuw terrein van onderzoekingen is
| |
| |
blootgelegd. Hier, zegt De Ropp, kunnen we uitstijgen boven onze tegenwoordige tamelijk kinderachtige bezigheden met raketten en ruimteschepen, om de laatste taak, die onze tijd stelt, te aanvaarden: hoe geestelijke volwassenheid te bereiken voordat wij onszelf vernietigen. ‘Het is geen overdrijving om te zeggen’, eindigt De Ropp, ‘dat de toekomstige vooruitgang en misschien zelfs het toekomstige voortbestaan van de mens afhangt van zijn mate van vooruitgang op dit terrein.’
Ik heb een nieuw wapen ontdekt, het ligt in mij wakker, gewapend tot de tanden, erfgenaam van mijn geboorte, erfvijand van mijn dood. In poëzie en narcose vind ik het terug, een trillende neerslag van mens-zijn, anders-zijn, léven en láten leven.
|
|