De Vlaamse Gids. Jaargang 42
(1958)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Abraham Verhoeven en de pers
| |
[pagina 144]
| |
Abraham Verhoeven van 1618 tot 1622 in klein 4o formaat. Bij dezelfde partij waren gevoegd een afzonderlijk nummer van de ‘Nieuwe Tijdinghen’ (Maart 1621, nr. 36), en een andere uitgave van Verhoeven (Februari 1621, nr. 22), maar waarbij de titel ‘Nieuwe Tijdinghen’ weggelaten is. Alle nummers verkeren in goede staat. In de bundel zijn ook enige andere uitgaven opgenomen. Het is een oude, vrij goed bewaarde band die op de rug de vermelding ‘Gazet Ao 1618’ draagt. Verscheidene nummers van deze bundel komen niet voor in onze bibliotheken. Bij een onderzoek van de verzameling rijst de vraag of sommige uitgaven, die ingebonden zijn samen met deze van Verhoeven er toch geen verband mee houden. De lijst van nieuwe boeken te koop in de Frankfortse Messe, gedrukt in Den Haag in 1619, en meer nog de ‘Remonstrantie’ van Johan Oldenbarneveldt, uitgegeven in Den Haag door Hillebrandt Jacobszn (1618) kunnen best verkocht zijn geworden in de winkel van Verhoeven. Terloops dient erop gewezen, dat de verzameling niet eindigt in 1622 maar dat er ook een nummer van 1623 in opgenomen is (Maart, nr. 31) met het verhaal uit Duinkerken hoe de koninklijke oorlogsschepen in de Noordzee een deel van de Hollandse schepen ‘in de grond gezet hebben’. De verzameling, welke de Koning aangekocht heeft, is bijzonder spannend en belangrijk. Spannend wegens de gebeurtenissen, want in 1618 loopt het Twaalfjarig Bestand tussen Spanje en de Verenigde Provinciën (1609-1621) bijna ten einde en breekt in Bohemen de Dertigjarige Oorlog uit. In 1619 wordt de Groot Pensionaris Johan van Oldenbarneveldt gehalsrecht op aanstichting van Maurits van Nassau. In 1621 overlijdt aartshertog Albrecht en alhoewel aartshertogin Isabella landvoogdes blijft tot haar dood in 1633, keren de zuidelijke Nederlanden terug naar de Spaanse kroon. Antwerpen is de voornaamste stad in de Nederlanden, maar de Schelde is gesloten. De stad is het centrum geworden van de Contra-Reformatie en alles wat verband houdt met de godsdienstige stromingen, ook in Noord-Nederland, staat in het brandpunt van de belangstelling. En dan zijn er de krijgsverrichtingen in Bohemen waaraan regimenten ‘Walen, Bourgondiërs en Nederlanders’ deelnemen en waarover de ‘Nieuwe Tijdinghen’ nr. 54 van april 1622 aankondigt, dat zij wel naar onze gewesten zouden kunnen ‘teruggebracht’ worden, zodat tegen de zomer een ‘geweldige oorlog tegen de Hollanders’ zou kunnen plaats hebben. De weerslag op de handel wordt niet uit het oog verloren. In september 1621 (nr. 138) worden de namen medegedeeld van de Hollandse schepen en schippers ‘die genomen of gebleven zijn in de slag te water tegen de Spanjaarden’ en ook van vijf schepen, die de strijd hebben ontweken en | |
[pagina 145]
| |
hun reis konden voortzetten. In april 1622 (nr. 54) is er een tijding van een ‘geweldige Armada van zijne majesteit Catolica’ die zou uitvaren naar de golf van Venetië om ‘de Trafficq’ van de Venetianen in de war te sturen en de hoop wordt uitgedrukt dat de Hollandse scheepvaart er door zal getroffen worden. Aan de koning van Spanje die alle schepen heeft opgevorderd wordt gewenst: de Heere geve hem goed succes. Heel wat leedvermaak is merkbaar in nr. 52 van april 1621 met het kort verhaal ‘hoe subtyl en wonderlyck’ Hugo Grotius met een koffer uit zijn gevangenis te Loevenstein in Holland is ontkomen en het prentje op de eerste bladzijde, dat de geopende koffer voorstelt, is in zijn soberheid van bijtende spot. Men ziet hieruit hoe in weinige jaren grote tegenstellingen tussen de noordelijke en zuidelijke provinciën der Nederlanden waren ontstaan.
***
De eerste bijdrage van Abraham Verhoeven tot het journalisme is aldus geweest de levendige voorstelling van zaken, door zijn titels en door de illustratie. Daarbij kwam een merkwaardige zin voor de praktische diensten, die een blad kan bewijzen aan de lezers. We hebben reeds gewezen op het vermelden van de namen van schepen en schippers. In nummer 37, dat gedrukt werd op 11 maart 1622, belooft Verhoeven aan het slot aan de ‘Goede leser’ een verslag over de ‘Heerlijcke en de Magnifique Uutvaert van wijlen zijne Doorluchtige Hoocheydt (saligher ghedachten) hoe ende in wat manieren de Ordre van de Heeren ende Princes ghegaen is’. Het betreft hier de lijkplechtigheden van aartshertog Albrecht waaraan een ongenummerde uitgave gewijd werd, eerst gedrukt op 18 maart 1622. Dit was dan het ‘breder’ relaas van de ‘Royael Uutvaert’ in tegenstelling met het kort verhaal zoals de meeste van zijn nieuwstijdingen betiteld worden. Blijkbaar moest de journalist, ook in die tijd, zich inspannen om het nieuws samen te vatten. In ieder geval komt in het breder relaas een soort ‘carnet mondain’ voor met de namen van de deelnemers aan de uitvaart in hun rechtmatige volgorde. Dit was in een vorig nummer aangekondigd geworden om de verkoop te bevorderen en hier ziet men een tweede overeenkomst met de huidige regelen van de journalistiek: een verslag wordt officieel uitgegeven en dan is het een document, maar wanneer een blad een officieel document overneemt dan is het ter voorlichting van de lezers en omdat er een werkelijke behoefte voor schijnt te bestaan. Met Verhoeven beleeft men de opkomst van het nieuwsblad. Goovaerts stelling als zou hij de oudste courantier zijn geweest is sinds lang aangetast geworden, onder meer door Van den BrandenGa naar eind(2) en op de vooravond van de tweede wereldoorlog door de ontdekking van een partij oude Nederlandse nieuwsbladen in de Koninklijke Bibliotheek te StockholmGa naar eind(3) maar Verhoeven blijft een van de eerste uitgevers van een nieuwsblad in Europa | |
[pagina 146]
| |
en de eerste in België. Goovaerts vergiste zich toen hij uit het octrooi, dat in 1605 aan Verhoeven werd verleend, de gevolgtrekking haalde dat de drukker van toen af aan geregeld een nieuwsblad had uitgegeven. In zijn studie laat hij nochtans doorschemeren, dat het drukken van nieuwstijdingen vermoedelijk afnam na de ondertekening van het Twaalfjarig Bestand en opnieuw toenam bij het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog. Toen het Twaalfjarig Bestand, bijgenaamd Bestand van Antwerpen, in 1609 gesloten werd had het privilegie van Verhoeven geen reden van bestaan meer, schrijft hijGa naar eind(4). Nadere opheldering kan men vinden in de teksten van de privilegies die voorkomen in de door Koning Boudewijn aangekochte verzameling. In de nieuwstijding over de graaf van Bucquoy die ‘wederom’ opgetrokken is met tienduizend man en de ‘Bemerse’ in Oostenrijk geslagen heeft (gedrukt op 13 maart 1620) komt aan het slot de officiële tekst voor van het octrooi dat op 28 januari 1620 door de aartshertogen aan Verhoeven werd verleend. In volgende uitgaven (na augustus 1620) wordt aan het slot een omstandige tekst medegedeeld waarin verwezen wordt naar het eerste octrooi, dat Verhoeven in 1605 had bekomen.
Dienvolgens kan men zich de ontwikkelingsgang voorstellen als volgt:
1. In 1604 wordt Verhoeven opgenomen in het Sint Lucasgilde als ‘cunstdrucker’Ga naar eind(5). Dit betekent geenszins, dat zijn uitgaven zich onderscheiden op het gebied van de inhoud of van de typographie. In een overzichtelijke studie over de Antwerpse drukkers vermeldt Maurits Sabbe hem alleen bij naamGa naar eind(6).
2. Volgens de tekst van het octrooi van 1605 is hij een gezworen boekdrukker, die de toelating krijgt te drukken en te snijden in hout of op koper, en die gemachtigd wordt nieuwsbladen uit te geven en te verspreiden over de overwinningen, belegeringen, innemingen van steden die de aartshertogen zouden ondernemen of bekomen in Friesland of omtrent de Rijn. Dit privilegie wordt in 1620 uitgebreid tot berichten uit Duitsland, Bohemen, Moravië, Oostenrijk, Silezië, Hongarije en de andere provinciën van het keizerrijk, alsmede tot Holland, Brabant en de andere provinciën van Overmaas. Boekdrukkers, boekverkopers, kramers, enz. mogen deze uitgaven niet nadrukken of namaken op straffe van boete.
3. Verhoeven geeft houtsneden en kopergravuren uit op grote schaal. Volgens de Liggeren van St. Lucas kocht de St. Jacobskerk van Antwerpen 1.800 prenten bij hem in 1628, het volgend jaar 1.700, vervolgens 1.600 in 1630 en 2.100 in 1637Ga naar eind(7). Veel van zijn prenten handelen echter over actuele gebeurtenissen en het blijkt dat indien er propaganda | |
[pagina 147]
| |
voor wordt gemaakt in een nieuwsblad of indien ze er in opgenomen worden op de eerste bladzijde, de verkoop er alles bij te winnen heeft.
4. De nieuwstijdingen behandelen aanvankelijk een of ander wapenfeit en verschijnen dus niet regelmatig. Weldra nemen ze toe in aantal en de drukker begint de volgorde aan te duiden eerst door de hoofdletters van het alfabet, vervolgens door een hoofdletter gevolgd door een of meer kleine letters. Ten slotte duidt hij de maand en zelfs de dag aan gevolgd door een volgnummer. In de verzameling, welke Koning Boudewijn aangekocht heeft, vermeldt het exemplaar over de halsrechting van Oldenbarneveldt het jaartal 1619. Stilaan wordt in de tekst van de titel de datum aangeduid waarop het blad ‘eerst gedrukt’ is. De eerste genummerde uitgave in de verzameling vermeldt bovenaan: Januari 1621 - 7 en uit de tekst blijkt dat het exemplaar op 18 januari van de pers kwam.
5. Verhoeven haalde zijn berichten uit nieuwsbrieven of gedrukte uitgaven in het Duits of het Frans, die hij liet vertalen ‘in onse Nederlantsche Tale’ of ‘in onse Nederlantsche Sprake’. Het nieuws werd soms vrij vlug overgebracht en gedrukt. De nieuwstijding, welke gedrukt werd op 13 maart 1620, bevat berichten uit Wenen van 19 februari en uit Parijs van 5 maart. De tijdingen uit het leger van Spinola, eerst gedrukt op 27 oktober 1620, bevatten een bericht uit het leger te Oppenheim van 25 oktober, wat bijna onmogelijk schijnt. Stilaan wordt de berichtgeving uitgebreid: Praag, Straatsburg, Rome, Amsterdam, Breslau, La Rochelle, Augsburg, Wesel, Venetië, Konstantinopel (September 1621, nr. 129).
6. Vanzelfsprekend hebben de berichten meestal betrekking op krijgsverrichtingen, maar de politieke en godsdienstige tijdingen blijven niet achterwege en het eerste diplomatiek nieuws duikt op in nr. 54 van april 1622.
7. Een militaire censuur bestond niet en militaire geheimen blijkbaar al evenmin. Goovaerts heeft in dit verband het verhaal overgedrukt over een lichting krijgsvolk in onze gewesten door Spinola en de tocht van zijn leger van Brussel naar DuitslandGa naar eind(8). Men vindt daarin een opsomming van de compagnies ‘fraey voetvolck’ met de namen van hun aanvoerders, de vermelding van het aantal tonnen buskruit en de wagens ‘gheladen met ysere Ballen’ in het kasteel van Antwerpen, ja zelfs het aantal tonnen en tonnekens gevuld met goud!
8. Binnenlands nieuws komt eigenlijk bijna niet voor. Dit was trouwens ook het geval met de ‘Gazette’ van Théophraste Renaudot, die pas in | |
[pagina 148]
| |
1631 in Frankrijk begon te verschijnenGa naar eind(9). In de verzameling van Koning Boude wijn is er, afgezien van het reeds vermelde diplomatiek nieuws uit Brussel, slechts een nummer (Maart 1622, nr. 37) met tijdingen uit Vlaanderen, namelijk uit Sluis en Oostende. Het nieuws uit Sluis handelt eigenlijk over de belegering van deze plaats en over de werken die uitgevoerd werden aan ‘Fort Royale’ en waarvoor de werklieden ieder dag een ‘patacon’ krijgen, zijnde een stuk van acht schellingen. De vijand schiet sterk maar doet geen schade. Het geschut van het fort van St. Donaes op Sluis daarentegen veroorzaakt, volgens het bericht, veel ‘geschreeuw en gebaar’ in de belegerde stad. Uit Oostende komt het nieuws van het uitrusten van twintig schepen met het oog op zeeschuimerij. Een schip, dat te Duinkerken met buit was binnengezeild is opnieuw ter zee en heeft reeds sommige koopvaarders aangeklampt. Men vergelijke deze veronachtzaming van het binnenlands nieuws bij Verhoeven met een gelijkaardig verschijnsel in nr. 69 van de ‘Ghendtsche Post-Tydinghen’ van 8 september 1607, het oudst bekende nummer van het blad dat als ‘Gazette van Gent’ tot in 1940 bleef bestaan en waarin een bericht over de aanwezigheid van Franse troepen te Deinze zeer kort en helemaal aan het einde van de tweede en laatste bladzijde wordt afgedruktGa naar eind(10).
9. De ‘human interest’ blijft niet achterwege in Verhoevens uitgaven. Dit valt reeds op in het verhaal over Barneveldt en komt ook tot uiting in de titel van nr. 80 van mei 1621 gewijd aan het testament van koning Filips III van Spanje ‘met zijn uiterste woorden en vermaningen gesproken tot zijn kinderen’, nummer dat tevens een plaat geeft van de koning op zijn sterfbed.
10. De verkoopprijs van de nieuwstijdingen is niet aangeduid en dit is wellicht het enige dat ontbreekt in journalistiek opzicht. Goovaerts heeft alleen in een ‘Cort Verhael’ over de viering van de ‘Treve’ (het Bestand van Antwerpen) in 1609 een aanwijzing gevonden aan het slot van de uitgave: ‘Ende late de Brabantsche (maer voor al de Cramers die hier winste bij doen) vrolijc wesen. Ghy zijt wel bestelt voor u twee stuyvers. Claeght niet’Ga naar eind(11). Vergeleken bij de Hollandse nieuwsbladen en ook bij de ‘Gazette’ van Renaudot staan de ‘Nieuwe Tijdinghen’ dichter bij de bladen uit het einde van de negentiende eeuw en later toen de titels ingevoerd werden om de kopers aan te trekken en tot lezing van de tekst aan te sporen. De verdiensten van Verhoeven op journalistiek gebied zijn klaarblijkend; de lezing van zijn ‘Nieuwe Tijdinghen’ is even leerrijk als boeiend. |
|