De Vlaamse Gids. Jaargang 42(1958)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Foto door Jan Vercammen De verborgen stad ligt dieper nog dan de morgen. Het berglicht bereikt haar niet, het verblindt u, gij wendt u om en reikt uw schaduw, kind, naar de ravijn. De warme aureool, kind, om uw gestalte deint in de koele wind. De berg bloeit in rozen op achter uw nis. De argeloze vogel volgt geen weg, de vis vindt geen sporen. Laat alle mensen gaan: gij moet verloren op de hoogste helling staan, waar ik u later beminnen moet. Als de bergtoppen doven wordt uw voet licht als een vleugel daarboven, [pagina 95] [p. 95] licht als een vin - en kan ik tot u komen. Als ik u nu bemin ruisen de bomen later van reine wind en smilt de sneeuw op de twijgen slechts voor de bloesem, kind, wanneer de wolken blanker opstijgen, Kind, leef nu, leef van de adem der vrouw aan mijn zijde, geef mij de heldere trouw aan uw leven. Een uur slaat. Wij zijn afgedreven. Gij zijt geen kind meer, uw gelaat is naar mijn blik geheven en mijn behoeftigheid: het leven dat gij zijt doordringt mij. Raak mij aan. Wat hebt gij gedaan? Vorige Volgende