| |
| |
| |
Achtergronden en contrasten der Geneefse Conferentie
door M. van Blankenstein
DE conferentie van Genève over Oost-Azië heeft een omslachtige voorgeschiedenis gehad. Men heeft haar langzaam zien ontstaan uit het niets. Dat ‘niets’ was de weigering van Moskou te treden in het voorstel van de westelijke Grote Drie tot een conferentie te Lugano, die het Duitse probleem in behandeling zou nemen. Dan komt, enige maanden later, Rusland zelf tot ieders verrassing met het plan van een conferentie over de beide Duitslanden. die dan te Berlijn zou worden gehouden. De anderen waren gaarne tot die bijeenkomst bereid.
Waarom ineens die verandering in de houding van Moskou? Men wist dat daar, na de dood van Stalin, de machtsverhoudingen nog niet scherp waren afgepaald. Deed zich opeens een nieuwe invloed gelden? Weldra bleek dat er geen reden was dit aan te nemen. Op de conferentie van Berlijn werd het al spoedig duidelijk dat er in de opvattingen van het Kremlin ten aanzien van Duitsland niets veranderd was. Molotof trad er minder agressief op dan men vroeger van hem was gewend geweest. Voor het eerst ontpopte hij zich als een prettig mens in de persoonlijke omgang. Hij was niet meer de barre, robotachtige, menselijk onbeweeglijke, en steeds vijandigheid naar buitenkerende onderhandelaar, zoals men hem als afgezant van Stalin had gekend. Hij had iets herwonnen van de Russische gulheid in het gezellig verkeer, die hem als zoon van een rijke Zuid-Russische familie, industrieel patriciaat, aangeboren moest zijn. In het zakelijke echter was hij, in minder felle vorm, even onverzettelijk. Er had zich niets gewijzigd in de Russische houding ten aanzien van Duitsland.
Moskou moest echter iets bedoelen met de voorgestelde conferentie. Het moest voordeel daarin hebben gezien, kort nadat het een westers plan daartoe had afgewezen. Het was onmiskenbaar, dat Moskou niet in werkelijkheid een hereniging van Duitsland wenste op de wijze waarop die voor de westerse mogendheden alléén aanvaardbaar was. Hoe kon het ook werkelijk vrije verkiezingen voor heel Duitsland toelaten, terwijl het wist dat deze het einde zouden zijn van het satellietbewind, dat de Russische bezetting in Oost-Duitsland had gesticht? Vrije verkiezingen in Duitsland
| |
| |
zouden betekenen een regering zoals West-Duitsland die bezat, met een machteloze communistische groepering er tegenover. En erger: Het was te voorzien dat dit nieuwe, herenigde, souvereine Duitsland zich aansluiten zou bij het West-Europese leger-in-wording. Als Rusland die aansluiting van Wcst-Duitsland reeds als levensgevaarlijk voor zich zelf beschouwde, hoe zou het dan nalaten te verhinderen, zolang het dat kon, dat ook Oost-Duitsland zich daarbij zou voegen?
Als Moskou geen kans kreeg op enigerlei wijze de uitslag van algemene Duitse verkiezingen dusdanig te beïnvloeden dat het communistisch element in het nieuwe Rijk een ongeëvenredigde macht in of over het bewind kreeg, dan moest zijn politiek de hereniging schuwen. En er was geen denken aan dat een regeling der verkiezingen mogelijk zou zijn die dit bewerkte. Zelfs over de uitslag van eerlijke, gecontroleerde verkiezingen in Oost-Duitsland alléén kon het Kremlin niet meer in twijfel zijn na de harde les van de opstand van 17 Juli 1953, die alle optimistische rapporten van de Russische bezettingsautoriteiten te schande had gemaakt.
Zouden de Russen concessies van hun kant hebben kunnen inruilen tegen een opgeven van de militaire solidariteit van het Westen, dan ware misschien met hen daarover te praten geweest. Zeker zouden sentimentele gevoelens jegens hun Duitse zetbazen in de Oost-Duitse regering daaraan niet in de weg staan. Hadden zij niet in alle Oost-Europese satellietstaten, de een na de ander, alle communistische leiders die hun landen aan hen hadden uitgeleverd, uitgeroeid? Maar de vrees voor versterking van het Westen was het bij hen dominerende gevoel. En zij wisten dat ieder accoord over Duitsland daartoe leiden moest. Daarom was een dergelijke regeling bij voorbaat voor hen uitgesloten.
Zeker, Molotof heeft enige, nogal naïef lijkende pogingen gedaan om de solidariteit van het westen tegenover een Russisch gevaar aan te tasten. Hij stelde b.v. een Europees verbond voor, waarvan Rusland wèl, maar Amerika geen lid zou zijn; een vervanging dus van de Amerikaanse invloed in Europa door de Russische! Later sprak Molotof van een deelneming van Rusland aan de NAVO, met Amerika erbij. Het ware alsof McCarthy opneming vroeg in de Kominform! Molotof herinnerde ook Frankrijk aan hun beider solidariteit in vroeger dagen tegenover het Duitse militarisme. Was dit niet wijzer en vruchtbaarder geweest dan het gevaarlijke denkbeeld van een herstel van het Duitse leger in een EDG-verband ooit zijn kon? Molotof probeerde het op velerlei wijze, maar niet met de verwachting weerklank te vinden. Als de anderen soms in lachen uitbarstten over het naïeve van een van zijn voorstellen, dan lachte hij gul mede, in plaats van zich daarover gekwetst te voelen. Hij moet het ijdele van zijn streven goed begrepen hebben. Daarom was enige beweging in de Duitse kwestie onmogelijk. Twee, elk op zich zelf logische en onverzoenlijke standpunten stonden tegenover elkaar.
| |
| |
| |
II
Als dit alles bij voorbaat zo duidelijk was, waarom dan deze conferentie over Duitsland? In werkelijkheid was zij een aanloop tot iets anders. Moskou zeide ‘Duitsland’, zoals de uitnodigers naar Lugano kort te voren hadden gedaan. Maar het bedoelde Azië. Het programma van een conferentie is voor de Russische diplomaat nooit belangrijk. Dat luidde deze keer ‘De Grote Vier over het Duitse probleem’, maar Molotof begon, met als eerste punt van de agenda voor te stellen: Uitnodiging van communistisch China, als vijfde grote mogendheid, tot de conferentie. Wat had Peking met de Duitse kwestie uitstaande? Moskou beoogde iets anders: Erkenning nu van Peking door Amerika, en daardoor toelating van Peking, als vervanger van Formosa, in de Organisatie van de Verenigde Naties en dan in het bijzonder in de Veiligheidsraad.
Dit leek een afwijking van het plan der conferentie, die in staat moest zijn Dulles tot ontploffing te brengen. Was hij onder vals voorwendsel naar Berlijn gelokt? Maar er gebeurde iets heel anders: Dulles liet de onmiddellijke behandeling van dit punt toe. Zonder veel praten werd het verworpen. Nu was het weer merkwaardig op te merken hoe zakelijk kalm Molotof dat aanvaardde. Het leek wel of hij het enkel uit beleefdheid tegenover zijn Chinese vrienden te berde bad gebracht. Maar zo was het niet. Het was de aanloop geweest voor vertrouwelijke besprekingen over Oost-Azië. En daartoe bleek ook Dulles gaarne bereid.
De conferentie kreeg nu twee aspecten. Er was een officiële conferentie, met uitvoerige verslagen over haar handelingen, die volkomen onvruchtbaar was. En evenwijdig daarmede liepen besprekingen, waarover niets uitlekte behalve de telkens weer verspreide mededeling zelfs van Amerikaanse kant, dat het beloop ervan vruchtbaar, ja veelbelovend was. De formele conferentie was slechts het voorwendsel tot deze discrete ‘conversaties’. Daarin werd het plan uitgebroed voor de conferentie van Genève. Men zou dan in het bijzonder trachten de Koreaanse kwestie tot oplossing te brengen. Maar Molotof verheugde nog de Fransen met de mededeling, dat er ook over Indo-China kon worden gesproken.
Als men over Korea ging onderhandelen, moesten uiteraard de Chinezen en Noord-Koreanen daarbij zijn. China zou daar als oorlogvoerende partij verschijnen, precies zoals Washington dit wenste. In geen geval zou het, met de Grote Vier, onder de uitnodigers tot de conferentie worden gerekend. En, Dulles legde er nadruk op: Die onderhandelingen zouden geenszins betekenen, dat Amerika de regering van Peking erkende...
Had Molotof op die manier de conferentie van Berlijn willen gebruiken als trede naar een behandeling van de Koreaanse aangelegenheden? De confererenden te Berlijn hebben dat waarschijnlijk wel gedacht. Maar ook hier weer zou de schijn zich bedrieglijk tonen. Het Koreaanse geschil bleek
| |
| |
in wezen niet zo heel verschillend van het Duitse. Ook daar zouden bij een hereniging van de twee gescheiden delen, gepaard gaande met vrije verkiezingen voor een regering, de communisten het onderspit moeten delven. Het Zuiden is ongeveer drie-en-een-half maal zo talrijk bevolkt als het Noorden. En hoe het ook in het Noorden met het communisme gesteld was, dat had de weigering aangetoond van zovele duizenden krijgsgevangenen om naar hun woonplaatsen terug te keren.
Maar een onderscheid was er toch: Een hereniging van Duitsland beschouwde Moskou als een rechtstreeks dodelijk gevaar, het gevaar dat de Russen, onder welk regiem ook, meer dan alle andere gevaren, steeds hebben gevreesd. Dat gevaar kon Korea voor Moskou niet opleveren. Als daar een volk de nederlaag van het communisme zou vrezen dan moesten het dc Chinezen zijn. Hadden de Russen nog genoeg invloed in Peking, dan was er dus een kans... Rusland wenste, dat was de algemene indruk, op dat ogenblik ontspanning. Het had daarvoor binnenlandse politieke redenen maar vooral - dat wordt ook nu nog het meest geloofd - dringen zijn economische behoeften daartoe. Wilde Molotof proberen wat er mogelijk was?
| |
III
In het Koreaanse conflict werkten krachten, die hardnekkig tegen een vergelijk gekant waren. Het is in dit verband belangwekkend, de mening weer te geven van de dominerende kringen in het Witte Huis en het State Department, zoals die een jaar geleden verkondigd werd, en die o.a. leidde tot het drastisch forceren van een wapenstilstand door Dulles.
Men kon daar horen: ‘In Korea zijn wij aan de praat gehouden. Na de grote nederlaag van McArthur, tengevolge van de Chinese overrompeling, was de toestand weer hersteld. Wij dreven de Chinezen en Koreanen voor ons uit. Opnieuw was de 38ste breedtegraad overschreden. De toestand was precair geworden voor de vijand. Toen deed Malik zijn bekende voorstel tot onderhandelen over een wapenstilstand. De besprekingen van Panmunjom werden echter eindeloos gerekt. De twee jaar, die zij duurden, gebruikten de tegenstanders om zich, over een frontdiepte van 30 mijl, 30 voet diep in de grond in te graven, zodat hun liniën onaantastbaar werden. Zij zorgden er daarbij wel voor. dat de onderhandelingen niet werden afgebroken. Telkens als wij ons geduld verloren, kwamen de anderen met concessies. Ten slotte diende de taai levend gehouden kwestie van de krijgsgevangenen als enig voorwendsel om een resultaat tegen te houden. Dat heeft geduurd tot, na de ambtsaanvaarding van President Eisenhower, hier plannen rijpten om aan de toestand, die ons en onze bondgenoten zware lasten oplegde en onze positie tegenover Rusland verzwakte, een einde te maken.’
Men weet nu hoe dit is geschied. Indertijd, onder President Truman, had MacArthur om de vrijheid gevraagd, Mandsjoerije niet langer te ontzien,
| |
| |
maarde oorlogsindustrie en de verbindingswegen naar de Russische grens meedogenloos uit de lucht te vernielen. Die was hem geweigerd. Stalin leefde nog. Deze was in dat geval, volgens zijn verdrag van bondgenootschap met Peking, verplicht tot gewapende hulp. Het gevaar van de uitbreiding van het conflict tot een wereldoorlog was dus groot. McArthur werd teruggeroepen.
In 1953 echter was de toestand anders. Stalin was er niet meer. Rusland was door binnenlandse moeilijkheden van allerlei aard zeker niet van zins of in staat een grote oorlog te voeren.
Toen liet Dulles, door Indiase bemiddeling, te Peking weten, dat, als er nu geen wapenstilstand kwam, Amerika Mandsjoerije niet langer ontzien zou. Onmiddellijk kwam er schot in de onderhandelingen. Chinezen en Noord-Koreanen lieten zich nu zelfs door de provocaties van Syngman Rhee, de President van Zuid-Korea, niet ervan afhouden de wapenstilstand werkelijk te sluiten.
Die waarschuwing was in ieder geval geen misrekening geweest van Dulles. Nu de Amerikanen de communistische tegenstanders zover hadden, pasten zij op, niet opnieuw de dupe te worden van hun vertragingstactiek. Binnen drie maanden, zo stond in het verdrag, moest de vrede tot stand komen
Spoedig echter was het duidelijk, wat Chinezen en Noord-Koreanen beoogden. Er is een beroemd gezegde van de grote Duitse theoreticus over de oorlog, von Clausewitz, dat ‘de oorlog de voortzetting der politiek met andere middelen’ noemt. Hier werd, omgekeerd, de wapenstilstand een voortzetting van de oorlog met politieke middelen. De communistische zijde rekende er blijkbaar op dat Amerika politiek noch moreel in staat zou zijn de oorlog te hervatten. Achter de dekking van de wapenstilstand voelde zij zich beveiligd voor de uitvoering van het dreigement van Dulles. En nu trok zij zich niets aan van de termijn voor het sluiten van een vrede. Amerika en zijn bondgenoten waren gedwongen sterke strijdkrachten in Korea te handhaven, opdat Zuid-Korea niet opnieuw het slachtoffer zou worden van communistische agressie.
Was het wonder dat de Grote Drie te Berlijn gaarne bereid waren het Russische aanbod om op een nieuwe conferentie te Genève een vrede in Korea te bemiddelen - want daar kwam het op neer - te aanvaarden? Voor de Fransen was het een sterke attractie ook, dat Molotof ook vredesonderhandelingen voor Indo-China in het vooruitzicht stelde.
Intussen stonden Frankrijk nog wrede schokken te wachten. De krijgsvoering van Vietminh nam op het onverwachts een heel ander, en nog veel gevaarlijker karakter aan. Tot op dat ogenblik hadden de opstandelingen in hoofdzaak guerilla gevoerd. Waar zij het op geregelde strijd hadden laten aankomen, was het hun slecht vergaan. Daarvoor bezaten zij noch de geoefende manschappen, noch het vereiste zware materieel. Daardoor hadden
| |
| |
de Fransen zich laten verleiden, ver buiten hun liniën, de versterking Djen Bjen Phu aan te leggen, verdedigd door een groot en weluitgerust garnizoen. Zij hoopten dat deze ‘verloren post’ de opstandelingen tot een aanval op grote schaal zou verlokken, waarbij zij zich de tanden zouden uitbijten.
Djen Bjen Phu werd inderdaad aangevallen, maar door een sterk, welgedrild en modern uitgerust leger. Alles was er nu, wat te voren ontbroken had: zwaar geschut, veel munitie, voor de geregelde strijd goed opgeleide troepen, een machtig gemotoriseerd wagenpark, de technische diensten van moderne staven. De eerste aanvallen, waarbij geen mensenlevens werden gespaard, werden met zware verliezen voor Vietminh afgeslagen, maar schiepen reeds een zorgelijke toestand.
Vaak heeft men gehoord, dat de bedoeling van deze verrassende actie zou zijn geweest, de Fransen te Genève, bij de onderhandelingen, met een groot militair en moreel succes te kunnen tegemoettreden. Dit moet onjuist zijn. De toebereidselen voor dit alles moeten heel veel tijd hebben gevergd, en begonnen zijn toen niemand nog aan een conferentie van Genève dacht. De Russen en Chinezen, die het materieel, tal van technici voor de bediening en zeker ook de opleiding van de troepen hebben bezorgd, waren blijkbaar reeds lang van plan geweest door een overrompeling als deze de overwinning van het communisme in Indo-China te verzekeren. Nu was aan de dag getreden wat Amerika reeds lang vermoed en gevreesd had. Het vreesde nog meer: een open ingrijpen van China, zoals in Korea, en een militaire en morele instorting van Frankrijk, als verdediger van Vietnam, Laos en Cambodja.
Te Washington was er in de hoogste militaire kringen veel strijd geweest over hetgeen te doen stond. Admiraal Radford, de opperste bevelhebber van het militaire apparaat der Verenigde Staten, had voor ingrijpen gepleit, zelfs met troepen. Dit denkbeeld was tenslotte verworpen. Het zou toen nog in Frankrijk, waar men het gevaar lange tijd niet ten volle heeft beseft, ook niet welkom zijn geweest. Slechts geld en materieel voor de strijd nam men gaarne van de Amerikanen aan. En dezen waren daarmede niet karig.
Dulles raakte gealarmeerd toen het gevaar zich plots, in zo verrassende vorm, manifesteerde. Washington had reeds lang gemeend, dat Parijs zijn krachten in zake Indo-China overschatte; des te kritieker achtte het nu de situatie. Men meende daar dus, dat gehandeld moest worden vóór onherstelbaar kwaad was aangericht.
Twee weken voor het begin van de conferentie van Genève vloog Dulles naar Europa om te Londen en te Parijs een gemeenschappelijke actie voor te stellen. Deze zou bestaan in een waarschuwing aan China, dat de bondgenoten het tegenover China niet ongestraft zouden laten, als dit land zijn neutraliteit in de strijd in Indo-China zou opgeven. Dulles besefte zeer wel, dat men bij een aanval op China het gevaar trotseerde van het uitbreken van een algemene oorlog. Daar gelooft men op het ogenblik echter niet meer
| |
| |
recht aan te Washington. En men voerde daar verder aan, dat wie niet waagt zeker verloren is.
Inderdaad hebben eerst Mussolini en Hitler en daarna Rusland en China op de vrees voor risico van hun tegenspelers met noodlottig effect gespeculeerd.
Te Londen en nog meer te Parijs was men ontstemd over deze stap van de Amerikaanse Secretaris van Staat. Twee weken vóór de conferentie, waar men kans had deze dingen vreedzaam te regelen, kwam hij met zijn plan, dat de conferentie kon torpederen. Dulles herinnerde aan zijn waarschuwing aan Peking, die de wapenstilstand in Korea had afgedwongen. Hij vergat daarbij, dat van deze waarschuwing indertijd de buitenwereld niets had gemerkt. Chinees prestige - ‘gezicht’ - had er niet door geleden Nu echter zou het een openlijke waarschuwing, feitelijk een ultimatum zijn. Eden is erin geslaagd, Dulles te overtuigen, dat het beter was de conferentie van Genève af te wachten. Slaagde die niet, ja dan was ook Engeland bereid, over een veiligheidspact voor Zuid-Oost-Azië te spreken. Dulles ging nu niet onbevredigd naar huis. De conferentie kon doorgaan. Het prestige der Chinezen bleef voorlopig onaangetast; maar zij wisten nu welk gevaar hun dreigde als men in Genève niet tot een accoord kwam.
| |
IV
Dit alles vormt de bewogen achtergrond voor de conferentie van Genève. Die conferentie nu is vol van stil en luid drama geweest. Het luide drama was aan de kant van de Grote Drie, het stille drama heeft zich afgespeeld en speelt zich nog af tussen de communistische hoofdfiguren.
Het begin is rustig. Men houdt de gebruikelijke redevoeringen waarbij men voor de zoveelste maal constateren kan, dat de communistische deelnemers steeds allen ongeveer hetzelfde beweren. Nooit is er merkbaar verschil van mening of opvatting tussen hen. Onverstoorbaar herhalen zij, talloze malen herhaalde, verdraaiingen van feiten uit de verse geschiedenis, die reeds evenzovele malen afdoende weerlegd zijn. Dit is voor hen het gebruikelijke ritueel.
Toch is de conferentie niet als andere conferenties. De Russen willen merkbaar iets en de Chinezen willen merkbaar iets, waarbij lang niet vaststaat dat zij precies het zelfde willen. Molotof doet weer trouw zijn plicht. Hij had te Berlijn erin toegestemd dat China niet als uitnodigende mogendheid, maar als betrokkene bij de oorlog in Korea zou worden gevraagd aan de conferentie deel te nemen. Zoals te Berlijn trekt hij zich van de afspraak niets aan, maar stelt hij voor, Tsjoe En-lai, de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, op gelijke voet met de Grote Vier, aan de conferentie te laten deelnemen. Dit wordt verworpen, wat Molotof weer niet in opwinding brengt. Hij heeft het voorgesteld; er is verder blijkbaar niets aan te doen. Daarmede schijnt het voor hem uit. Maar de prikkelbare Dulles
| |
| |
is erdoor getroffen. Wat Molotof voorstelde zou betekend hebben: een erkenning door Amerika van het bewind van Peking. De consequentie daarvan had moeten zijn: einde van het Amerikaans verzet tegen de toelating van Peking tot de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad, ter vervanging van Formosa. In zoiets toe te stemmen zou politieke zelfmoord voor Dulles zijn geweest. Maar hij had deze overweging niet nodig, want zelfs de gedachte aan dit ‘verraad’ zal hem met afschuw vervuld hebben. De Chinezen waren te Genève met zijn goedkeuring, maar feitelijk als beklaagden, gelijk de Noord-Koreanen. Gedurende zijn verblijf te Genève heeft Dulles nooit een woord buiten de zakelijke discussies met Tsjoe En-lai gewisseld. Bij ontmoetingen heeft hij hem nooit de hand geschud. Zorgvuldig keerde hij hem dan de rug toe.
De tragische loop van zaken voor Djen Bjen Phu gedurende de eerste week van de conferentie bracht voor Dulles nieuwe schokken. Nu is ook wel van Franse kant, in paniekstemming, het verzoek tot hem gericht, inzake Indo-China handelend op te treden. Weer klampte hij Eden er over aan. Eden echter weigerde op diplomatieke, en te Londen Churchill op ondiplomatieke, wijze de Engelse medewerking op dat moment. Het was niet anders dan redelijk beleid. Hoeveel deernis en sympathie men ook voelen mocht voor de dappere verdedigers van het bolwerk, de conferentie mocht men er niet voor opblazen. Van die conferentie hoopte de wereld ontspanning. Wat daar misschien kon worden bereikt mocht niet worden prijsgegeven terwille van een tragisch feit, dat in het licht van het wereldwelzijn en van de wereldpolitiek, niet meer dan een incident was.
Het feit moet worden vastgesteld dat van al die te Genève vergaderde grootmachtigen, Dulles, Molotof, Bidault inbegrepen, alleen Eden zich een staatsman van ervaring toonde, met goede diplomatieke techniek en gezond inzicht. Hij heeft zich niet uit zijn baan laten dringen, hij was ontoegankelijk voor de paniekstemmingen der anderen. Hij sprak dag aan dag vertrouwelijk met iedereen, met Molotof, met Tsjoe En-lai, en met wie het maar nodig was. Hij beklopte iedereen en trachtte stemmingen en bedoelingen te peilen. De anderen hebben hem zeker ook wel enig vertrouwen geschonken. Beter dan iemand anders heeft hij de mogelijkheden en onmogelijkheden van de situatie leren kennen. Tenslotte is hij weggegaan, toen vast stond, dat ten aanzien van Korea te Genève evenmin iets te bereiken was, als ten aanzien van Duitsland te Berlijn, op vrijwel gelijke wijze. Maar toen hij wegging had hij veel gedaan om de weg te effenen voor besprekingen tussen de Fransen en Vietminh.
De Oosterse deelnemers hadden zich de conferentie toch wel anders voorgesteld dan zij gelopen is. Drie maanden tijd had Syngman Rhee hun gegeven om het eens te worden over een vredesverdrag over Korea. En Dulles had daarna diezelfde termijn gesteld. Het ligt in de aard van Chinese onderhandelaars om van een gegeven respijt geen dag te schenken. Alles
| |
| |
zou bedachtzaam in zijn werk gaan, met kleine concessies slechts op één keer, en dan weer intrekken en opnieuw verlenen van concessies. Men kon deze techniek toevertrouwen aan een partij, die twee jaar lang de besprekingen over de Koreaanse wapenstilstand gaande heeft gehouden, en die waarschijnlijk, zonder de abrupte actie van Dulles, er nog mee zou bezig zijn. Tsjoe En-lai had zich behagelijk op een lange conferentie ingericht. Bij zijn aankomst te Genève zeide hij, dat hij bereid was zo nodig vijf maanden te Genève te blijven als een ontspanning daardoor kon worden bereikt.
Nu was de conferentie als een conferentie over Korea opgezet, met Indo-China slechts als ‘extra’, zoals de conferentie van Berlijn een conferentie was over Duitsland, met Oost-Azië als opduikend ‘extra’. In beide gevallen hebben de extra's het officiële doel overwoekerd. In de Koreaanse kwestie zat de stof niet voor een lang slepend houden. Het probleem was zo eenvoudig. Hereniging van Noord en Zuid, onder één regering en het terugtrekken van alle vreemde troepen moesten het kernpunt vormen van een vredesverdrag. Het was noodzakelijk de aard der verkiezingen nauwkeurig te stipuleren. En ook de vorm van neutrale controle op dit alles. De Noord-Koreanen waren voor geen controle te vinden. Zij wilden feitelijk niets, wel omdat zij bij iedere goede regeling zouden verliezen. Dit maakte alles onmogelijk. Eden moet bij zijn polsingen ervaren hebben, dat geen vergelijk denkbaar was. Anders zou hij, de geduldige, niet zo resoluut een mislukking geconstateerd hebben.
De mislukking was volstrekt. Ten aanzien van Berlijn kon President Eisenhower nog van een ‘modus vivendi’ spreken. Daar leven beide partijen zonder vergelijk naast elkaar. Maar de grondslag daarvan is een oud samengaan in de strijd, en eens gemeenschappelijk opgestelde bepalingen. Af en toe zijn er vleugen van vriendschappelijkheid of zelfs samenwerking over en weer. Ernstige incidenten, zoals de blokkade van Berlijn, bleken geen gevaar voor de vrede. De oude opzet kon ze verwerken.
In Korea is alles anders. Daar heerst tussen de partijen een, door de wapenstilstand verstijfde oorlogstoestand. Als vijanden, steeds voor elkaar op hun hoede, liggen zij met sterke legers tegenover elkaar. Ieder incident zou daar gevaarlijk zijn. Daar kent men niet het min of meer geduldig door de vingers zien, dat langs de scheidingslijn in Duitsland zo vaak te constateren valt. Er is daar in Korea een toestand, die op deze wijze niet oneindig kan voortduren. Een gevaar op zich zelf reeds is het ongeduld van Syngman Rhee.
Tot verbetering van deze situatie heeft men te Genève niets kunnen doen. De Noord-Koreanen bleken volmaakt onhandelbaar. Maar wie gaf hun de aanmoediging, die zij daarbij niet konden ontberen? Het is niet duidelijk geworden.
| |
| |
| |
V
Op de conferentie trad dan Indo-China steeds meer op de voorgrond. Dit kwam op zich zelf al door het luidruchtig conflict tussen de Amerikaanse en Engelse bladen, naar aanleiding van Eden's weigering om aan de aansporingen van Dulles tot actie tegenover Vietminh gehoor te geven. Maar een diepgaand, reëel verschil was er niet tussen de Amerikaanse en Britse staatsman; niet zo diep in ieder geval als het gerucht, er door gewekt, had doen vermoeden. Dit was op de conferentie, zoals elders, een diplomatiek voordeel voor de communisten: hun geschillen dringen niet tot het grote publiek door, zelfs als zij van fundamenteel karakter zijn. Het kleinste geschil bij hun tegenstanders veroorzaakt veel kabaal, vooral op een conferentie, waar verder voor ‘hot news’ zoekende journalisten zo weinig te beleven is. Toch waren de onmiskenbare, maar moeilijk definieerbare verschillen aan de communistische kant veel belangrijker.
Misschien is men niet gerechtigd te zeggen dat Molotof en Tsjoe En-lai niet hetzelfde wilden. Het ware wellicht juister het aldus te formuleren: Er waren tussen hen vooral verschillen van inzicht over de dingen die zij wilden beletten. Het is moeilijk te zeggen wie van hen de schikking inzake Korea niet wilde. Molotov had te Berlijn de conferentie van Genève op gang gebracht, om deze kwestie te regelen. De mislukking van dit plan lijkt voor hem een diplomatiek échec. Heeft hij dat niet kunnen, of niet willen verhinderen? Het eerste heeft iets voor zich, maar zeker is het niet.
Iets anders is het met het plan van een wapenstilstand voor Indo-China. Daar krijgt men duidelijker de indruk, dat Tsjoe En-lai meer voor de onderhandelingen heeft gedaan dan Molotof. Molotof's houding in dezen schijnt in tweeën te vallen. Eerst lijkt ook hij een vergelijk niet slecht gezind. De grote belemmeringen schijnen dan van de kant van Vietminh zelf te komen. De vertegenwoordigers van Ho Tsji Minh zijn onmiskenbaar opgeblazen door hun succes van Djen Bjen Phu, en zij stellen onredelijke eisen, waarop ik nog terug kom.
Het ziet er naar uit alsof Molotof zich erbij moet neerleggen, dat hij zijn Chinese vrienden deze kwestie niet uit handen nemen kan. Maar deze zijn - het was al lang uit allerlei verschijnselen gebleken - prikkelbaar tegenover Russische bedilzucht. Vooral sedert Stalin's dood laat Mao Tse-tung zich uit Moskou niets meer opdringen. Tsjoe En-lai, op zijn beurt, moest blijkbaar weer de mannen van Vietminh hun gang laten gaan. Hij kon hen niet tot een voorzichtiger houding nopen, ook al had China van alles de kosten te dragen. Want hun heer en meester, Ho Tsji Minh, heeft een groot aanzien in het communistische China. Als Pham Van Domg, de leider van de delegatie van Vietminh, verkoos niet te letten op het aangroeiende, nijdige gegrom van Washington tegenover hun houding en hun militair succes, dan kon Tsjoe daar voorlopig niets aan veranderen. Hij zag
| |
| |
de kansen voor een soort NAVO voor Oost-Azië, tussen de Grote Drie en de Engelssprekende delen van het Britse Gemenebest er door toenemen - met onmiskenbaar onbehagen. Vietminh, in jeugdige overmoed, trok er zich niets van aan.
Het tafereel leek dus dit, dat Rusland China niet commanderen kon, en China weer niet Vietminh. ‘The tail wags the dog’, merkten Angelsaksen op, bij dit het tempo bepalen door de kleinsten.
Dan brengt Molotof plots een heel kort bezoek aan Moskou. Het is belangrijk voor het beloop van de conferentie. Als hij terugkeert blijkt zijn houding in de Indo-Chinese kwestie onverzoenlijker geworden. Hij verwerpt nu concessies, die hij eerst op zijn minst gesteund heeft. Waren nieuwe, straffere instructies, die het Kremlin met hem wenste te bespreken, de oorzaak van zijn reis, of wilde hij daar zelf een minder soepele koers voorstellen? Het ware denkbaar dat hij tot de overtuiging was gekomen, dat de verwarring te Parijs, verergerd door de slechte situatie in Indo-China, zozeer Moskou's politiek doel in West-Europa - desintegratie van de militaire integratie - dienen kon, dat het niet langer goede Russische politiek kon zijn een vergelijk met Vietminh te bevorderen.
Dat Tsjoe En-lai ontspanning wilde, is een indruk, die later zijn bevestiging scheen te vinden in het bezoek van de Chinese minister aan Nehroe. Tsjoe kan daarmede slechts geruststelling van India, dat het Chinese expansionisme vreest, hebben beoogd. Men weet ook, dat Nehroe zich bijzonder bezig houdt met een verzoening in Indo-China. Ware Nehroe door zijn bezoeker niet gerustgesteld, dan zou hij hem geen hoog ambtenaar mee hebben gegeven voor de daarop volgende besprekingen in Birma. De hele reis van Tsjoe naar Rangoon ware dan nutteloos geweest.
Te Genève waren de beraadslagingen over Indo-China, die later het enige onderwerp der conferentie zouden vormen, moeizaam op gang gekomen. Een delegatie van Vietminh was daarvoor nodig. Zij was reeds in de buurt, maar kon nog niet worden uitgenodigd, omdat de delegatie van Vietnam weigerde, met haar aan één groene tafel plaats te nemen. Amerikaanse hulp bij de Franse aandrang op keizer Bao Dai was er nodig, voor deze eindelijk zijn toestemming gaf tot de ontmoeting.
Toen echter maakte Vietminh weer moeilijkheden. Het wilde slechts onderhandelen als ook delegaties van de ‘democratische regeringen’ van Laos en Cambodja - naast de delegaties van de erkende regeringen van die landen - ter conferentie werden toegelaten. Laos en Cambodja, evenals ook de vertegenwoordigers van de Grote Drie, ontkenden het bestaan van die opstandige regeringen. Dat waren slechts enige personen, werktuigen van Vietminh, zonder aanhang, zo heette het. De verzetsbeweging, waarvan Vietminh sprak, zou gefingeerd zijn. De verzetslieden waren slechts guerillatroepen van Vietminh, die in die landen waren doorgedrongen. Natuurlijk
| |
| |
ontkende Pham Van Domg dat met vuur. Er waren geen troepen van zijn regering in de beide rijken, zo wierp hij tegen.
Later zou de voorstelling van Fransen en van de erkende regeringen van Laos en Cambodja juist blijken, toen, bij de toenemende ontspanning en het begin der werkelijke onderhandelingen over een wapenstilstand, Vietminh niet alleen de eis betreffende de ‘democratische regeringen’ liet vallen, maar er ook in toestemde zijn troepen uit de beide rijken terug te trekken, alsof het nooit het bestaan van die invasietroepen had ontkend.
Voor het zover was, heeft men heel wat onredelijkheid van de vertegenwoordigers van Vietminh moeten overwinnen. Dezen hadden blijkbaar geen haast met een wapenstilstand, zolang zij nog op nieuwe, sensationele militaire successen rekenden, en het denkbaar was dat de verwarring in de Franse politiek een bereidheid in Frankrijk zou scheppen tot het geheel prijsgeven van Indo-China aan Vietminh.
Zij streefden naar dit effect te Parijs op twee manieren. Zij maakten het begin van onderhandelingen op redelijke basis onmogelijk. Zo weigerden zij b.v. de besprekingen te beginnen met de behandeling van de, door de Fransen dringend gewenste wapenstilstand. Eerst moest men het over de politieke regeling eens zijn, vóór men de wapenstilstand ter hand kon nemen. Het was een methode om het benarde Frankrijk onder druk te zetten. Op die manier hoopte Vietminh een zo compleet mogelijke politieke capitulatie te kunnen afdwingen. Tegelijk echter liet Ho Tsji Minh verluiden dat een Indo-China onder zijn gezag bereid was, zekere banden met Frankrijk aan te houden en Frankrijk's bijzondere culturele positie en economische rechten in het land te respecteren. Dit aanbod was wel zéér berekend op de atmosfeer die in het politieke Parijs op dat ogenblik hing.
Bidault, als leider der Franse delegatie, trachtte onder dit alles nog een ‘sterk’ standpunt te handhaven. Wel reisde hij druk tussen Genève en Parijs heen en weer, maar dat hij daarbij behendig tussen Genève en Parijs manoeuvreerde, kan men moeilijk beweren. Premier Laniel had hem tot nog toe krachtig gesteund, maar ook dit bleek op een moment niet meer mogelijk.
Dat was toen Vietminh een lijst van eisen ter conferentietafel had gebracht. Nog diezelfde avond verwierp Bidault die, door een mededeling in de Franse persconferentie, als basis voor onderhandelingen. Maar Parijs wilde onderhandelen, en zelfs over onaanneemlijke eisen kan men praten. Bidault's houding verwekte dus een storm in de Franse hoofdstad. Laniel had diezelfde nacht nog een hartig telefoongesprek met Bidault. En de volgende morgen liet deze in een persconferentie verklaren dat hij de verlanglijst in ieder geval als basis voor verder onderhandelen zou aanvaarden.
Het binnenmarcheren van al die delegaties van landen wier naam niet veel jaren geleden slechts weinig bekend was of nog moest worden bedacht, landen die nooit op internationale conferenties waren verschenen, veroor- | |
| |
zaakte dus allerlei verwarring, geschutter en geschetter, en het duurde geruime tijd voor een bruikbare lijn zich in dit alles begon af te tekenen. Toen gingen de wijze lessen van de grote broeders, waaronder zeker Tsjoe En-lai behoord heeft, invloed uitoefenen. De man die met oneindig geduld, oneindige diplomatieke tact, veel overreding en veel doorzicht het meest er voor heeft gedaan dat er tenslotte orde kwam in de chaos, was Anthony Eden. Door geen opgewondenheid, van welke kant die ook kwam, liet hij zich van zijn stuk brengen. Zijn gesprekken met Molotof hebben hem wellicht verruiming van inzicht in de bedoelingen en beduchtheden van de Russen verschaft; maar het vruchtbaarst zijn waarschijnlijk zijn gesprekken met Tsjoe En-lai geweest.
Toen hij zag dat de besprekingen over Indo-China een normaal karakter hadden aangenomen, vond hij het blijkbaar genoeg. Voor Korea was er toch niets meer te verwachten van de conferentie. Deze zou voortbestaan, niet meer als grote diplomatieke slag tussen de grote diplomatieke veldheren der wereldpolitiek, maar als bescheiden geschermutsel tussen de op vrede gebrande nieuwe Franse Premier Mendès-France en zijn woelige tegenpartij uit Indo-China. Eden ging de worsteling van Genève voortzetten, maar met andere middelen en op een andere plaats - in het Witte Huis te Washington. Niet echter dan nadat hij in het Lagerhuis krachtig van zich afgesproken had, na alles wat hij te Genève, in het bijzonder van Amerikaanse kant, had moeten verduren. Hij kent zijn vak - misschien als een der weinigen nog die het in de school van traditie en ervaring hebben geleerd. Dat moeten de minder gelukkige groten met stille afgunst erkennen.
Alle grote kampioenen uit de eerste dagen van de conferentie gingen huiswaarts. De westerse mogendheden hadden geweigerd het spel te spelen van eindeloos beproeven van geduld en zenuwen, zoals Tsjoe En-lai zich het waarschijnlijk had voorgesteld toen hij van een verblijf van 5 maanden sprak. Niemand van hen had gevonden wat hij te Genève had gezocht. Stellig ook Molotof niet. Tsjoe En-lai was niet verder gekomen met de Amerikanen. De vurig begeerde Amerikaanse erkenning en de toelating tot de Verenigde Naties zijn nog niet in zicht. Het is voor hem wellicht, ook in eigen ogen, nuttig geweest dat hij, na vele jaren, opnieuw Europese atmosfeer heeft ingeademd. Men heeft hem daar nader leren kennen - misschien tot beider voordeel. Frankrijk heeft iets van stabiliteit teruggewonnen, door de emoties heen die zich een ogenblik rondom Genève concentreerden. Meer goeds kan nog uit Genève voor het Franse volk voortkomen, als Mendès-France er in slaagt het ultimatum te vervullen dat hij zich zelf heeft gesteld - o, ongekend verschijnsel in de geschiedenis der ultimata - en op 20 Juli e.k. vrede zal hebben gesloten met Vietminh.
Als een dun beekje sijpelt de conferentie, die met zo brede allure begon - nog voort. Laat ons hopen dat zij ten minste één van haar doelen daarmede bereikt. Wassenaar, 2 Juli.
|
|