| |
| |
| |
De ‘Ronde Tafel’ van de raad van Europa
IN de rede, waarmee De Gasperi de besprekingen van de ‘Ronde Tafel’ heeft besloten, verklaarde hij zeer uitdrukkelijk, dat er geen enkel besluit was genomen en dat bij de besprekingen geen onmiddellijk, practisch doel had voorgezeten.
Was de samenkomst te Rome daarom nutteloos?
Wij menen van niet.
Het is begrijpelijk, dat het grote publiek wel eens vindt, dat er wat minder gepraat en wat meer gehandeld moest worden, maar wie zo oordeelt, vergeet dat de plannen om te komen tot een supernationale autoriteit in Europa plannen zijn, die alle tot nu toe bestaande politieke verhoudingen zullen wijzigen en dat men veeleer kan zeggen, dat er voortvarend wordt opgetreden. De Kolenen Staalgemeenschap functionneert, de Defensiegemeenschap zal waarschijnlijk binnennkort een werkelijkheid worden. De politieke en economische gemeenschap zullen het sluitstuk vormen en het ziet er inderdaad naar uit, dat wij ons over enkele jaren burgers van Europa zullen gaan voelen, zonder daarmee op te houden Belgen, Nederlanders, Fransen of Italianen te zijn.
Als men bedenkt hoe langzaam het proces is geweest, dat uit steden gewesten en uit gewesten nationale staten heeft doen groeien, dan is het bijna onbegrijpelijk, dat wij in zo weinige jaren reeds vertrouwd zijn geraakt met het begrip Europa.
De bijeenkomst te Rome droeg een ander karakter dan die, welke de Raad van Europa op gezette tijden te Straatsburg inricht. Hier waren niet meer dan zes uitgelezen persoonlijkheden bijeen: de Engelse historicus Toynbee, de Zweedse philoloog Löfstedt, drie politici nl. Schuman, De Gasperi en de Nederlandse ambassadeur te Washington, Eelco van Kleffens, en tenslotte als voorzitter de Franse oud-minister De Menthon. Naast die zes mannen van wereldnaam was uit ieder der vijftien landen, die zitting hebben in de Raad van Europa een vooraanstaand publicist uitgenodigd (uit Nederland, Prof. Mr. J. Schlichting van de catholieke Universiteit te Nijmegen). De deelname van deze publicisten aan de geheime besprekingen toont wel aan, hoezeer men te Straatsburg zich bewust is van de noodzakelijkheid om de burgers der verschillende landen te doen beseffen, dat zij naast Franse, Belgen of Nederlanders ook Europeanen zijn.
Wat was het doel van deze besprekingen? In de eerste plaats wilde men het begrip Europa duidelijker omschrijven, nagaan wat de Europese volkeren historisch en in andere opzichten gemeen hebben, welke geestelijke en culturele banden zich hebben gevormd. Verder, en dit verklaart de aanwezigheid der publicisten, wilde men zoeken naar de beste methode om Europa en de overige wereld voor te lichten over doel en wezen van de Europese eenheidsgedachte. Het is nodig, dat de Europeanen de oorzaken bestuderen, waaruit onze huidige
| |
| |
moeilijkheden zijn voortgekomen, wil men die moeilijkheden te boven komen. De Ronde Tafel wilde de diagnose stellen en daarnaast richtlijnen aangeven voor een betere toekomst. Besprekingen, zoals men ziet, op zeer hoog intellectueel plan.
Eerst heeft men het woord ‘Europa’ willen definieren.
Professor Toynbee, die de besprekingen daaromtrent inleidde, begon met te zeggen, dat dit geestelijke Europa niet samenvalt met de aardrijkskundige grenzen van het werelddeel. Wanneer wij over Europeanen spreken, zei hij, bedoelen wij daarmee de bewoners van het Noordwestelijk schiereiland der Oude Wereld, voor zover zij deel uitmaken of hebben uitgemaakt van het patriarchaat van Rome, dus de Rooms catholieke en Protestantse Christenen in de noordwestelijke hoek van de Oude Wereld met inbegrip natuurlijk van de Britse eilanden en van Scandinavië, dat eigenlijk ook een eiland is.
Daarbij sluiten wij niet uit de bewoners van de aansluitende gebieden, die ‘zonder ooit deel te hebben uitgemaakt van de Kerk van Rome, toch de lekenbeschaving van West-Europa hebben overgenomen en dat geldt voor alle Balkanlanden met inbegrip van Turkije’.
Twee dagen later omschreef de h. Van Kleffens, in zijn inleiding over ‘De Evolutie der Europese Gemeenschap’ Europa op soortgelijke wijze: ‘Rusland maakt in ieder geval geen deel uit van deze Europese culturele gemeenschap’. Weliswaar zijn er in de Middeleeuwen velerlei betrekkingen geweest met het gebied ten Westen van de Wolga, maar de langdurige bezetting van zeer grote delen van Rusland door de Tartaren heeft een blijvende stempel gedrukt op de Russische denk- en levenswijze: ‘De adem der individuële vrijheid is in dat land nooit doorgedrongen.... Een afgrond scheidt Rusland van het Westen en er is tot nu toe tijdens de Sovjetperiode nog niets gebeurd, dat een herziening van deze mening zou rechtvaardigen’.
Voor Toynbee werd de grondslag, waarop de Europese culturele eenheid is gegroeid, gelegd door de Heilige Stoel. In wat min of meer een uithoek was van het grote Romeinse Rijk, dat door de invallen der barbaren te gronde was gericht, heeft de Kerk van Rome een eenheid doen ontstaan gebaseerd op een nieuwe Christelijke gemeenschap en op het Latijn, dat de internationale taal werd der ontwikkelden. Die eenheid heeft in zekere zin bestaan tot het einde der Middeleeuwen, want bij alle geschillen en oorlogen tussen de kleine Middeleeuwse staatjes, voelde de Christenheid zich toch één.
In de loop der 16de eeuw, met de opkomst der grote nationale staten, gaat die eenheid verloren. Het is zaak haar thans op economisch en politiek plan te herstellen. Naast de trouw aan de nationale staten, die in de loop der eeuwen steeds sterker is geworden en in onze tijd tot statolatrie kon ontaarden, moeten de burgers opnieuw de trouw gevoelen aan de Europese gemeenschap. Het is echter verkeerd te menen, dat wij Europeanen beter, rechtvaardiger, menselijker zijn dan niet-Europeanen. Wie dit gelooft, doet goed het oordeel van Moslims of Hindoes over Europeanen eens te vragen. Eén ding is kenmerkend
| |
| |
voor Europa, al is het geen Europees monopolie en in latente vorm aanwezig bij alle volkeren wier godsdienstige begrippen teruggaan op de godsdienst van Israël. Dat is het geloof in de waarde en de waardigheid van het individu; dat begrip heeft een diepgaande invloed gehad op het Europese leven, vormt de grondslag van ons hartstochtelijk geloof in de rechten van de mens en in politieke democratie. Tussen 1500 en 1900 veroverden de Europeanen de wereld en vestigden hun invloed op de ganse aardbol. Twee grote oorlogen hebben daaraan een einde gemaakt. Europa is niet meer het middelpunt van de wereld, maar was twee maal haar slagveld. Zelfs is niet West-Europa maar Amerika het centrum der westelijke wereld. Twee wegen staan ons thans open. Wij kunnen, als de oude Grieken nadat zij door de Romeinen waren overwonnen er in berusten ontspanningsoord, museum en armenhuis van de rest der wereld te worden. Maar wij kunnen ook een nieuw hoofdstuk van onze geschiedenis beginnen en er naar streven, waar wij militair, economisch en politiek van ondergeschikte betekenis zijn geworden, uit te blinken door zedelijke en culturele grootheid. Zweden en Nederland waren eenmaal grote mogendheden; zij zijn dit niet meer, maar door hun zedelijke grootheid genieten die beide landen thans zeker niet minder achting dan in tijd van hun grootste bloei en zij spelen een rol, die in geen verhouding staat tot hun materiële betekenis. Dat zijn de voorbeelden, die wijzen waar Europa's toekomst ligt, maar om dat te bereiken is de Europese eenheid noodzakelijk. De geschiedenis van Italië leert ons daar een les. In de Middeleeuwen beheerste Italië Middelllandse Zee en Levant. In 1494 werd gans Italië, door de inval van Karel VIII van Frankrijk tot slagveld voor de andere volkeren van Europa, precies als Europa thans het slagveld der volkeren is geworden. Macchiavelli maakte in het laatste hoofdstuk van de ‘Principe’ duidelijk, dat
alleen éénheid Italië redding zou kunnen brengen. Maar eerst ruim 300 jaar later begon die gedachte aan een Italiaanse eenheid door te werken en die 300 jaar heeft Italië nooit weer ingehaald.
Naast Toynbee's inleiding lijkt ons vooral die van minister Van Kleffens van grote betekenis. Hij ziet de Europeaan als individualist, vernieuwer, organisator en in tegenstelling tot de Amerikaan afkerig van eenvormigheid en standardisatie. In zijn verder betoog wijst Van Kleffens er speciaal op, dat de vrees ongegrond is, als zou de Europese eenheid het einde betekenen van de souvereiniteit der naties. In de eerste plaats, zegt hij, is geen enkel land volkomen souverein: Elk verdrag, dat door de regeringen wordt ondertekend, betekent een zekere beperking van de souvereiniteit. Wat de geschiedenis thans van ons Europeanen vraagt, is niet dat wij afstand doen van de (op zich zelf niet onbeperkte) souvereiniteit onzer verschillende vaderlanden. Het gaat er slechts om door het instellen van een supernationale overheid die souvereiniteit op bepaalde punten en na grondige studie te beknotten. Een samensmelten van de Europese staten in één groot Rijk, een soort terugkeer tot het rijk van Karel de Grote, zou inderdaad een einde maken aan de souvereiniteit der
| |
| |
afzonderlijke landen en ook een federatie zou dit gevolg hebben. Doch men behoeft niet zo ver te gaan. De integratie der verschillende landen onder een supernationale autoriteit, is voldoende en zij gaat zeer wel samen met het voortbestaan der souvereiniteit.
De philoloog Löfstedt noemde Europa het product van drie steden: Jerusalem (het Christendom), Athene (individualisme en democratie, de vrijheid van de gedachte en van het wetenschappelijk onderzoek) en Rome (het recht). Toen Europa eenmaal als culturele eenheid bestond, was het latijn vele eeuwen lang de taal, waarin alle denkers dachten en alle schrijvers schreven. De taal, waarin men zich uitdrukt oefent een sterke invloed uit op de gedachte; het feit, dat onze voorouders eeuwen lang allen hebben gedacht in het latijn heeft veel bijgedragen tot het ontstaan van ‘Europa’. Dat de orthodoxe kerk in Rusland zich niet van het latijn of het Grieks bediende, maar van de eigen Slavische taal, had tot gevolg, dat Rusland ook min of meer vreemd bleef aan de antieke litteratuur, de Griekse zowel als de Romeinse. Deze omstandigheid, gering materieel contact met Europa en de Tartaarse invasie zijn de drie hoofdoorzaken van het grote culturele verschil, dat bestaat tussen Europa en Rusland. Het gemis van een algemene Europese taal, nu sedert ruim drie eeuwen het latijn niet meer als zodanig mag worden beschouwd, is betreurenswaardig. Maar prof. Löfstedt gelooft niet in kunsttalen type Esperanto, daar deze niet geschikt zijn om de meer subtiele nuances (b.v. de vormen der Franse of Finse werkwoorden) weer te geven. Liever pleit hij voor de studie van vreemde talen. Van belang acht hij de uitwisseling van professoren, intiem contact met een vreemd cultureel milieu doet waardering ontstaan voor die vreemde cultuur, maar versterkt tegelijkertijd het eigen nationale element. Dürer schilderde zijn meest bewonderde, zuiver gothische en germaanse schilderijen na Italië te hebben bezocht; Björnson schreef zijn beste, meest zuiver Noorse gedichten tijdens een verblijf in Rome.
Schuman gaf in zijn inleiding enige politieke richtlijnen aan. Wil Europa leven, dan moet men in de eerste plaats strijden tegen nationalisme, tegen protectionisme op economisch gebied, tegen cultureel isolationisme, tegen het geloof in eigen nationale meerderheid en de neiging om te overheersen. De Europese gemeenschap sluit andere gemeenschappen niet uit, b.v. die van het Atlantisch Pact of de wereldgemeenschap der Verenigde Naties. In de nieuwe Europese samenleving pleit Schuman voor eerbied voor de kleinere naties, die speciale garanties moeten ontvangen. Er mag geen sprake zijn van een vetorecht voor de groten en de kleinere naties moeten meer vertegenwoordigers hebben dan met hun zielental zou stroken. Supernationale principes moeten verschillen van internationale; die laatste houden onschendbaarheid der souvereiniteit in en leiden vaak tot machteloosheid, b.v. door het voorschrijven van unanimiteit der stemmen, hetgeen in de practijk neerkomt op het vetorecht. Supernationaal betekent dat men zich onderwerpt aan een gemeenschappelijke autoriteit, die gemeenschappelijke belangen vertegenwoordigt. Er vloeit een
| |
| |
tweeledige trouw uit voort: aan het eigen vaderland en aan Europa. Dit is niets nieuws. Men denke slechts aan Duitsland vóór 1933, waar men tegelijkertijd Beier of Saks en Duitser was of aan de Canadezen, wier liefde en trouw uitgaan naar Canada en naar het Commonwealth. Op cultureel gebied moet het supernationaal principe geen toepassing vinden; de geest mag niet werden gestandardiseerd, doch vergt integendeel verscheidenheid. De wil tot eenheid bestaat onder de leiders en onder de volkeren en de omstandigheden eisen, dat wij spoed betrachten om het doel te bereiken.
Aan de slotconclusies van deze uiterst belangrijke Romeinse besprekingen ontlenen wij nog het volgende:
‘De ontstentenis van enige boodschap, die in staat is zin te geven aan het individueel bestaan en de snelle ontwikkeling der techniek, hebben geleid tot een verwording van het particuliere, beroeps- en politieke leven der individuën. Door steeds groter specialisering krijgt de geest van analyse de overhand over die der synthese; de scheppende faculteiten van het invidu verdorren; de mensen zijn steeds minder in staat de sociale gevolgen te voorzien der verschillende uitvindingen en van haar toepassing in de industrie. Het individu beheerst dus niet langer de wereld waarin hij leeft. Hij twijfelt; hij wankelt en wordt gemakkelijk de prooi van totalitaire ideologieën, van pseudogodsdiensten, die hem van zijn persoonlijkheid beroven’.
‘Nu haar stoffelijk overwicht verdwenen is, dient Europa in de hedendaagse wereld een vernieuwde maatschappij te vormen, waarin geloof moet samengaan met verdraagzaamheid. Deze gemeenschap mag niet exclusief zijn. Europa behoort tot een grotere familie van vrije volkeren’. ‘De grondslag van de moraal der vrije volkeren is dat de persoon, het individu, het voornaamste werktuig is voor alle sociale vooruitgang. Collectieve middelen kunnen in het maatschappelijk bestel slechts een bijkomstige rol spelen. Vanaf dit ogenblik moet Europa zich te weer stellen tegen iedere vorm van lekengodsdienst, die de Staat boven de individuën zou willen plaatsen’. ‘De herboren maatschappij volgens deze Europese conceptie moet dus berusten op een netwerk van verhoudingen tussen vrije personen; zij mag niet zijn een samenraapsel van individuën, verpletterd door een almachtige Staat’.
‘Alleen een economische unie zal Europa een tegenwicht kunnen schenken tegen de verarming, die voortvloeit uit de evolutie van haar betrekkingen met de overige wereld (verlies van overzeese gebiedsdelen). Zonder een dusdanige inwendige hervorming, zal het levenspeil der volkeren van Europa onvermijdelijk moeten dalen.’ En na te hebben gezegd, dat de missie van Europa thans voornamelijk op geestelijk gebied ligt, maar dat een zekere stoffelijke welvaart de basis daartoe moet vormen, eindigt het belangrijke document met deze woorden: ‘De Europeanen moeten hun denkwijze veranderen en zich wapenen tegen de verkalking, die gepaard gaat met alle succes en blijft voortbestaan na de mislukking. Zij moeten strijden tegen het enge nationalisme, dat hun politiek verlamt, tegen het kortzichtig protectionisme,
| |
| |
dat hun economie ondermijnt, tegen het onvruchtbaar isolationisme, dat hun cultuur doet verdorren. Het uur van Europa zal eerst dan voorbij gaan, wanneer de Europeanen er in berusten, dat het voorbij gaat.’
Tijdens de talrijke persconferenties, welke met deze besprekingen gepaard gingen, werd telkens weer gewezen op de dringende en grote taak, die de pers heeft om het publiek te doordringen van het begrip Europa. De Raad van Europa zal in overweging nemen om tussen de landen van Europa journalisten uit te wisselen, d.w.z. dat een Frans journalist een jaar gaat werken op een Italiaanse of Duitse of Nederlandse redactie, om op die wijze gevoel te krijgen voor het vele, dat Europese landen bindt. Een voorstel van de Italiaanse schrijver Piovene om een groot congres te organiseren van hoofdredacteuren van alle belangrijke Europese dagbladen ten einde na te gaan op welke wijze men ‘de nieuwe boodschap’ het best kan uitdragen, wordt ook in overweging genomen.
De besprekingen van de ‘Ronde Tafel van Europa’ op zich zelf werden als zo nuttig en vruchtbaar beschouwd, dat de Raad te Straatsburg heeft besloten, dat soortgelijke samenkomsten voortaan ieder jaar zullen worden gehouden.
A.H. LUIJDJENS
|
|