Kort verhaal
ER zal wel niemand de naam kennen van de plaats waar dit alles gebeurde.
Misschien heeft ze niet eens een naam, die plaats. Enkele huizen waren het slechts, verloren in het oneindige aziatische vasteland. De huizen eindigden nergens en liepen zonder overgang uit in lichtgolvende rijstvelden, waar schaars enkele bomen de eentonigheid van het landschap braken. Kleine snelle waterloopjes tussen de akkers waren het enige bewegende in deze streek, waar zelfs de tijd scheen stil te staan. En dan was er de weg. De weg, die als een lint over dat stuk aardbol gespannen was, en ook nergens eindigde. Hij liep vlak voorbij de huizen, en langs de dorpsplaats, naar het noorden, naar het vijandig gebied en naar de roden waarvan niemand ooit wist hoe dichtbij ze al waren. Langs de andere kant, naar het zuid-westen afbuigend, strekte de weg uit naar de rij blauwe bergen, die aan de horizont een grens trokken tussen deze en de overige wereld.
Uit die andere wereld kwam Muslin. Hij was lang en donker, en had een alledaags, mager gezicht. Er was niets bijzonders aan hem, behalve dan misschien zijn ogen. Een vreemde gloed lag er in, en een oneindige verte. Ze hadden veel gezien, die ogen, vreemde landen en mensen, grote wereldsteden, het leven zelf. En de drang naar meer, steeds meer, die uit zijn blik sprak, was onverzadigbaar. Muslin was hier, omdat hij een opdracht had. Zijn beroep had hem die opdracht bezorgd. Hij was een..., ja, wat eigenlijk? Men zou hem een geheim agent kunnen noemen, een spion, saboteur, held of verrader, dit naargelang het kamp van de beoordelende. Hij had dit soort werk meer gedaan, verscheidene keren reeds, zodat hij het als puur routine was gaan beschouwen. Het was eenvoudig werk. Hier en daar een beetje informatie opdoen, die doorseinen, en verder zo weinig mogelijk trachten op te vallen. Dus werkte Muslin hier en daar op een hoeve, om 's middags mee aan te kunnen zitten in de boerenkeuken, en 's nacht in de schuur te mogen slapen. Nu en dan verhuisde hij, zijn weinige bezittingen in een pak op zijn rug meedragend, en hij voelde zich volmaakt veilig.
En toen gebeurde het. Een niet te voorziene bliksemaanval schoof het rebellenleger op, een heel eind langs de weg tot aan het dorpje, en toen de bewoners in het eerste morgenlicht gewekt werden door het geratel van machinegeweren, hun oogleden nog zwaar van de slaap, waren ze er bij. Muslin schoot wakker, blikte in een breed-grijnzend gezicht en in de loop van een tommy-gun, en ging braaf mee. De overrompeling was terstond gebeurd. Dronken soldaten plunderden reeds de huizen en zetten de vluchtende vrouwen achterna, en de mannen die niet tijdig weggeraakt waren naar de bergen, werden op het dorpsplein bijeen gedreven. Muslin stond ook bij het troepje mannen, die nauwelijks de tijd gevonden hadden om zich aan te kleden, en daar bewegingloos domweg voor zich uit stonden te staren.