Willem, de verschillende fasen der nationale revolutie van 1830 en haar hoofdfiguren, de reacties op de orangistische drijverijen en de bloeitijd van het unionisme, het zijn alle even zovele kleine, maar werkelijk levende historische tableau's, die hij voor zijn studenten weet te tekenen met de juiste kleur en het goedgekozen detail.
Al te veel historici, van vandaag, zijn nog slechts ‘des érudits’, geleerden van onbetwistbaar groot formaat, die echter de spijtige vergissing begaan te denken dat het volstaat een reeks documenten op steekkaarten te analyseren, te commentariëren en bij uitgave van onoverzichtelijke voetnoten te voorzien. Bij dit alles vergeten deze specialisten echter geschiedenis te schrijven, in een vlotte, verstaanbare en esthetisch genietbare taal. De niet-ingewijde verwacht, in de eerste plaats, van de geschiedschrijver, dat hij een verhaal zou leveren, dat hij zou vertellen ‘hoe het geweest is’, liefst in een sobere, maar toch verzorgde stijl. Daar vele hedendaagse historische publicaties meer gelijken op een telefooncodex, een Staatsblad of een ander droog administratief document, dan op een levend verhaal, wordt de moderne historicus bijna niet meer gelezen, hoogstens nog geraadpleegd.
Op die regel maakt prof. Van Kalken zeker een gelukkige uitzondering, want men kan zeggen dat hij in de eerste plaats gelezen wordt. Waar anderen misschien uitmunten in het schetsen van de instellingen of in het aantonen van de logische draad, die de feiten onderling verbindt, is en blijft Van Kalken bij uitstek de man, die een tijdsbeeld kan oproepen, met het talent van een literator, de kleuren van een Breugeliaans palet, doch ook met de steeds kritische blik van de rashistoricus, die geen blad voor de mond neemt en ook bij de grootste figuren, de onbetwistbaar zwakke plek weet bloot te leggen.
Een andere verdienste van prof. Van Kalken, is dat hij zich resoluut op de studie van de tot nog toe verwaarloosde hedendaagse geschiedenis heeft toegelegd, en gebroken heeft met de traditie, die wil dat men, uit objectiviteitsbetrachting, slechts de historiek maakt van feiten en gebeurtenissen waarrond alle passies geluwd en waarvan alle hoofdfiguren verdwenen zijn, met het gevolg en het risico dat heel wat essentiële documenten samen met de, meestal zeer juiste en doordringende blik van de tijdgenoot, verloren gingen. Objectiviteit is ten slotte een geesteshouding, die men al of niet bezit, een oordeelsformulering, waaraan de minder of meer verre afstand in de tijd, weinig veranderen kan. Die allernoodzakelijkste deugd voor een historicus, bezit prof. Frans Van Kalken, echter wel in hoge mate. Wie daaraan twijfelt leze de buitengewoon knappe synthese, die hij wijdde aan het politieke leven in ons land tussen de twee wereldoorlogen. Zijn oordeel is veelal raak. Talrijk zijn zijn gedurfde en van onafhankelijkheidszin getuigende uitspraken. Als vrijzinnige zal hij de verdiensten van een katholiek staatsman steeds volkomen weten te waarderen; als overtuigd liberaal blijft de vriend van wijlen E. Vandervelde geenszins blind voor de zwakke zijden van een te ver doorgedreven individualisme. En hij die menig oud-minister en zoveel andere politieke figuren onder zijn oud-