Colombus bleef aan het hof en kreeg machtige vrienden, o.a. Aartsbisschop Deza, de toekomstige inquisiteur-generaal.
Tijdens zijn verblijf in het klooster La Ràbida ontmoette hij een Spaanse zeeman, Martin Alonso Pinzón, die kort daarvoor te Rome had horen spreken ‘over die landen, die nog steeds moesten ontdekt worden’. Dit spoorde Colombus opnieuw aan en door toedoen van twee machtige broeders van La Ràbida, stemden de koning en de koningin erin toe het geval opnieuw te onderzoeken. Colombus stelde buitensporige voorwaarden: hij moest in de adelstand verheven worden, hij zou voor zijn leven lang Groot Admiraal van de Oceaanzee en Onderkoning blijven, deze titels zouden dienen erfelijk te zijn voor zijn nakomelingen, daarenboven zou hij 10 t.h. moeten ontvangen op alle geldverrichtingen, die in zijn admiraliteit zouden gebeuren. Hij werd afgewezen. Doch terwijl hij Noordwaarts reed, werd hij achterhaald door een koninklijke boodschapper. Aan het hof hadden drie machtigen zijn zaak bepleit en zijn voorwaarden werden aanvaard.
Deze drie mannen waren bekeerde Joden, zoals de meeste hoge ambtenaren aan het hof van Ferdinand en Isabella. Elders heb ik verklaard, waarom Colombus, volgens mij, ook een bekeerde Jood was. De voorbereiding van zijn eerste reis werd gelijktijdig uitgevoerd met deze van de uitdrijving der Joden, beide beslissingen werden immers bijna gelijktijdig getroffen, op 17 April en 31 Maart, en daarenboven door dezelfde koninklijke secretaris getekend, Juan de Coloma, een homoniem van Colombus. Dezelfde dag, namelijk op 2 Augustus, greep zodoende de grote uitwijking van de Joden plaats en deed Colombus zijn bemanning aan boord gaan, alhoewel hij slechts een half uur vóór zonsopgang op 3 Augustus van wal stak.
De kleine vloot verliet Palos voor haar historische reis. Een karveel van 233 ton was de grootste van de drie. Alhoewel haar officiële naam Heilige Maria is, luidde haar ware naam Marigalante, wat meer in overeenstemming was met namen van haar twee jongere zusters, Pinta (het geverfde meisje) en Nina (het jonge meisje). In hun flanken droegen zij enkele ‘bombardas’, voor de oorlog, en in hun zeilen een kruis, voor de vrede; glazen parels, spiegels en dergelijke om de heidenen te verschalken en om te praten met de Aga Khan, de Sultan van Cipango of om het even welke potentaat aan het verre einde van zijn dromen ‘een Luis de Torres, die een Jood geweest was en Hebreeuws, Chaldees en zelfs wat Arabisch kende.’
Na een oponthoud op de Canarische Eilanden voor herstellingswerken, stak de vloot opnieuw in zee en op 9 September, negen mijl van het eiland Hierro, verloren zij het land uit het gezicht. Dit is het ogenblik waarop Colombus verschijnt in al zijn historische grootheid. Beslist keerde hij de rug toe aan het land en, voor de eerste maal in de geschiedenis, zeilde hij over een zee, die niet op kaart gebracht was. Om de zaken nog meer in het honderd te sturen, ontdekte hij de magnetische afwijking van de aarde en aldus werd hem de enige betrouwbare gids ontnomen, die hem was overgebleven en meteen groeide ook de vr[ees]