haar argumenten me ook maar enigermate hadden vermurwd, drommels neen! Zaken zijn zaken en met filantropie houd ik me niet op! Maar in de loop van het gesprek had de vrouw zich een prijsnotering laten ontvallen, die lager was dan de markt diezelfde morgen opgaf, - wat ik toevallig telefonisch had vernomen. De andere steunde nog op een bericht uit de krant van de vorige avond.
Het wegen werd een rompslomp. De bascule stond elders. Ik maakte het kalf los, dat plomp en schuw begon om te huppelen.
Bij de schuur keek de vrouw het erf rond.
- Michel! schreeuwde ze, Michel!
Een lange, blonde slungel kwam slenterend te voorschijn. De bazin wierp hem een lonk toe en verzocht hem de bascule voor de dag te halen.
Het bleek een zonderlinge knecht te zijn, Michel. Hij had hele laarzen. Zijn broek was gelapt en tot op de draad versleten. Op de rug van zijn kale, grijze jas waren twee letters geschilderd: P.G. Die Michel was een Duits krijgsgevangene! Daar waren er in die periode velen zoals hij, die bij de boeren werkten. Het was altijd beter vrijwillig met een spade op het veld rond te leuteren, niet waar, dan genoodzaakt te worden de kust van ingegraven landmijnen te helpen zuiveren.
Hij zag er bruin uit, Michel, en goed gevoed, had gave, witte tanden en bewoog zich sloom. Telkens als de vrouw hem aankeek, lachte ze Michel aanmoedigend toe, helderde haar wezen op. Ze richtte zich tot hem, op zachte, vriendelijke toon.
Terwijl de Mof in de weer was, mompelde de andere, als sprak ze bij zichzelf:
- Een goede kerel. Hij heeft hart voor de zaak. Bij hem thuis hebben de Amerikanen alles kapot gegooid. Daar zitten nu Russen. Ik geloof dat hij hier best zal wennen.
Het was een heel karwei om het kalf in de brug te krijgen. Ballandone en Michel tilden het spul op. Ik hield de naald van de bascule in het oog.
- Honderd vijftig kilo... Min acht en dertig van de kooi, maakt honderd en twaalf.
De vrouw knikte, beamend.
Ik berekende het totale bedrag. Op dat moment verhief zich in het huis een stem, die altijd weer dezelfde kreet herhaalde. Het klonk als het gekwaak van een gans: ars! ars! Meer snapte ik er niet van.
Ik gluurde de vrouw aan.
- Mijn man, foeterde ze, met een minachtende trek om de mond. De godganse dag raaskalt hij zó.
- Wat vertelt hij?
- Mars! Mars! Hij beeldt zich in dat hij nog altijd soldaat is.
Ik luisterde scherper toe. Neen, ik verstond niet: ‘Mars!’, maar ‘Garce!’