Iets nieuws op de regentenschool is echter het uittrekken op de gewone lessenrooster van twee wekelijkse recuperatielessen voor zwakkere studenten. De klassen zijn in deze school allesbehalve homogeen; sommige studenten hebben grondig Latijn geleerd, andere niet; sommigen hebben veel mathesis beoefend, anderen minder; enigen zijn minder sterk in het Nederlands, Frans, Engels of Duits; de onderwijzers hebben psychologie en pedagogiek bestudeerd, de atheneumstudenten niet, enz. En toch moeten al deze jongens gelijke kansen krijgen om te slagen in de overgangs- en eindexamens. Een middel wordt hun geboden: tijdens de recuperatietijd mogen ze naar eigen keuze en op aanraden van de leraars speciale lessen volgen, met kleine groepjes van vijf of zes studenten, om zich te bekwamen in het vak waarin ze zwak zijn. Op het einde van het jaar kan aldus de achterstand ingelopen zijn.
Ook de verschillende vakken worden geïndividualiseerd. Als voorbeeld kiezen we het Nederlands, eerste taal in de afdeling Germaanse talen. De leraar beschikt over een speciaal lokaal dat hij versiert met landkaarten en portretten van schrijvers. Hij heeft een ‘werkbibliotheek’ aangelegd met een driehonderdtal woordenboeken, refentiewerken, taalmethodes, romans, novellen, studies, enz., een honderdtal mappen met artikelen over schrijvers, toneel, poëzie en talrijke interessante documenten, tijdschriften, kranten, enz. die hij altijd bij de hand heeft en die nauwkeurig gekatalogeerd zijn en bewaard worden in een ruime kast. Een of twee wekelijkse lessen worden voorzien voor het individueel werk van de studenten.
Wat doen deze tijdens die ‘geïndividualiseerde’ uren?
Ze leren, onder contrôle, een hoofdstuk uit de spraakkunst, ze maken grammaticale oefeningen, ze ontleden het karakter van de personages uit een toneelstuk, ze documenteren zich voor een spreekbeurt, ze bestuderen de bio-bibliografie van een schrijver, ze maken een letterkundige ontleding, ze resumeren een gelezen roman, enz. kortom ze leren zelf werken, zelfstandig denken en krijgen initiatief en een wetenschappelijke geest. Een laatste voordeel: ze worden in hun intellectuele ontwikkeling niet geremd of gehinderd door minder begaafde makkers of door de dictatoriale voorschriften van programma's, die de leerstof bepalen en beperken.
Karel DE PAUW