Dat was een uitkomst voor Verwoert. Hij had nu weer geld om de zaak voort te zetten. En - eerlijk man als hij was - heeft hij later alles terugbetaald.
Na dit gelukje volgden er weer weken van ellende, lege zalen, armoede, hongerlijden. Teneinde raad besloot Verwoert maar weer naar Holland terug te keren. Men was al druk aan het pakken, toen drie bekende Vlaamse acteurs, Rullaert, Gassee en Post bij Verwoert kwamen met het voorstel, gezamenlijk voorstellingen te geven. De kinderen zouden stukjes spelen, zij zouden voordrachten houden. Dat moest wel trekken, meenden zij.
Verwoert bedacht zich niet lang en nam het voorstel aan. 't Was een mogelijkheid tot verbetering. En zo werden er vrolijke avonden gegeven, met medewerking van volwassen acteurs. Werkelijk, het lukte. De zalen waren vol. Verwoert verdiende geld genoeg om al zijn schulden te betalen en behoorlijk in het onderhoud van zijn troep te voorzien. Bij de afscheidsvoorstelling was Willem van Zuylen de taak opgedragen, de redders openlijk dank en hulde te brengen. In het nastukje ‘Het kamertje van het Wasmeisje’ zong hij het volgende, wel wat kreupele, maar toch goedgemeende slotcouplet:
Hebt, broeders, dank, wier kunst en medepogen
Ons troost en raad en hulpe bracht.
Haast zullen wij weer België zijn onttogen,
Doch dankbaar wordt het steeds herdacht.
Enthousiaste bijval daverde door de zaal. Het gehele publiek stond op, en het regende op het toneel sinaasappelen ter ere van de jonge spelers die handen tekort kwamen om ze alle op te rapen. Plotseling zag Willem tussen de appelen iets wits naderbijvliegen, dat met een plof voor zijn voeten viel. Het was een papieren zak met schijfvormige voorwerpen. Vrolijk danste hij ermee naar Verwoert, die van uit het souffleurshok het lustig gedoe op het toneel gadesloeg. ‘Duiten, meester, duiten!’ riep hij, met de zak zwaaiend, en dan, bedenkend dat hij een tegenbeleefdheid diende te bewijzen, zette hij met al de kracht van zijn jongensstem het Wilhelmus van Nassauen in.
Achteraf bleken het geen duiten te zijn, maar chocolaadjes, en niet eens van de allerbeste kwaliteit.
In die jaren was de Belgische toneelspeler Victor Driessens een zeer geziene persoonlijkheid in de toneelwereld van zijn vaderland en Nederland. In Rotterdam speelde hij gastrollen bij het gezelschap Breede en Valois, later, in Antwerpen, was hij met Frans van Doeselaere directeur van de Bouffe Anversois. Van hem zeiden zijn tijdgenoten: ‘Nu is er een man gekomen die komedie speelt, en toch spreekt als 'n gewoon mens’. Wat in die dagen van gezwollen rhetoriek 'n hele bijzonderheid was.
Op aanbeveling van de oude heer Verwoert bezorgde Driessens Willem van Zuylen een kleine rol, nl. die van Jaquinet in het drama Paillas van d'Ennery.