De Vlaamse Gids. Jaargang 34(1950)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 331] [p. 331] Lente Ik liep langs de groenende hagen Alleen met een groot verdriet, Mijn hart kon die bloei haast niet dragen, Ik luisterde onwillig naar 't lied. Het eeuwige loklied der aarde, Van vogel, veld en woud, Een fluistrende stem mij verklaarde 't Geheim van het zonnegoud. Er was een suizen en zoemen In 't glanzende blauw der lucht, Een ademtocht, vreemd, niet te noemen Streek door het riet: zang of zucht? Mijn hart ging zich, dorstig, bedrinken Aan de cosmische vreugde om me heen. Ik voelde mijn leed wegzinken Als in heldere bron een steen. De geest, in een hogere vrijheid Steeg, als de leeuwrik naar 't licht, Boven 't leed tot een wondere blijheid Die als zon lag op mijn gezicht. Frans DE WILDE Vorige Volgende