wij echter, nu en dan, zin kregen om ons met de Vlaamsgezinde actie in te laten, in de schoot van de leerlingenkring Help Uzelf, was hij beslist afwijzend, ontnuchterend: Vlaamsgezinden zoals gij hebben wij genoeg. Het ontbreekt ons aan mannen met gezag, aan mannen van betekenis. Tracht eerst iemand te worden. Zijt gij iemand, dan kunt gij iets doen. Houd U dus eerst en vooral bezig met uw studies...
Aan verzet tegen een uitspraak van de Raet viel niet te denken. Zijn gezag was onbeperkt, haast despotisch, niet omdat hij het zo eiste, maar omdat ons vertrouwen in hem onbegrensd was. Hij was, in onze ogen, de man die altijd gelijk heeft en zich nooit vergist.
Kenden wij hem geheel? Pas na zijn dood hebben wij beseft dat de karaktereigenschappen die wij bij hem opgemerkt hadden, wel opvallend waren geweest, maar dat er toch nog een was, wellicht belangrijker dan alle andere, een karaktereigenschap waarvan wij ons maar weinig rekenschap gegeven hadden tijdens zijn leven: deze man, met de Spartaanse levenshouding, deze sterke man, was er een bij wie het gevoel overwoog, met al wat er bij behoort: de eenzijdigheden en tegenstrijdigheden, de hartstocht en de geestdrift, de liefde en de haat. Dat kwam aan de dag, op verdoken wijze, in enkele zeer zeldzame bladzijden van zijn verhandelingen.
Dat hadden wij, zijn huisgenoten, nu en dan vermoed, wanneer hij zijn geliefde muziek te horen kreeg, wanneer hij Vlaamse betogingen bijwoonde, wanneer hij over het verleden en de toekomst van Vlaanderen sprak, wanneer hij de Vlaamse vissers, de Vlaamse boeren, of, in een betoging, de Vlaamse arbeiders, langdurig en zwijgend gadesloeg.
Dat werd ons echter pas volkomen duidelijk toen wij, na zijn dood, toegang kregen tot al wat hij in zijn laden en dossiers bewaard en voor eenieder verborgen had.
Talloos waren de herinneringen van allerlei aard aan familieleden en vrienden, reizen en wandelingen, theatervertoningen en concerten, congressen en betogingen, prettige of treurige momenten. Naast de meest luttele voorwerpen als toegangskaarten, erkenningstekens, diskaarten, waren er de nota's, aantekeningen, brieven. Ieder moment in het leven van de sterke man, was klaarblijkelijk een moment van diep gevoelde ontroering, in vreugde of leed, geweest.
Hij kon ‘hartstochtelijk liefhebben’ - de woorden zijn van hem. - Hij kon hartsgrondig verfoeien. Hij kon vereren. Hij kon verachten. Het scherpe voelen verklaarde grotendeels de werkkacht en de wilskracht. Al het overige, zijn strenge levenshouding, was bijkomstig: organisatie, middel, verweer, om wille van de hoofdzaak, datgene waarvan hij hield, datgene waarnaar hij trachtte, gedreven door zijn gevoel evenzeer als door zijn verstand en blijkbaar het eerst en het meest door zijn gevoel: de ‘volledige harmonische ontwikkeling van onze volkskracht’ om aldus, binnen het bestaande raam van België, ‘voor ons volk het groots verleden aan een schitterende toekomst te snoeren’.
Max LAMBERTY