| |
| |
| |
Zwitserse indrukken
DE uitnodiging die de Zwitserse regering aan een 15-tal Hollandse, Luxemburgse en Belgische journalisten en radioreporters liet geworden, legde er den nadruk op dat de aangeboden reis geenszins tot deel had toeristische propaganda te voeren, maar wel: ons in de gelegenheid te stellen, persoonlijk en rechtstreeks, documentatie te verzamelen over de Zwitserse politieke, sociale, economische en culturele toestanden. Deze nuancering is begrijpelijk: op het ogenblik dat de hoteliers der Vlaamse kust en Waalse Ardennen met gemengde gevoelens hun bilan opmaken over het verlopen seizoen, ware het, op z'n minst, ongepast geweest dat wij onze landgenoten aangevuurd hadden in hun maar té groten ijver om, buiten 's lands grenzen, reisgenoegens te gaan smaken. Op geen enkel ogenblik hebben onze cicerones dan ook de natuurschoonheden van hun land geroemd. Het leek haast alsof zij ze gaarne voor onze blikken hadden weggemoffeld, zoals een Sultan zijn odalisken in zijn harem opsluit. In mijn beschouwingen zal er zodus geen kwestie zijn van diafane meren en eeuwigbesneeuwde bergtoppen. Maar, al is mijn onderwerp minder verkwikkend, toch hoop ik dat het voldoende interessante gegevens zal brengen over een land, dat, met het onze, zoveel gelijkenissen vertoont, maar ook zoveel punten van verschil, en deze laatste zullen niet de minst leerrijke zijn...
Iedere schooljongen kent bij ons de geschiedenis van Willem Tell en weet dat Zwitserland een der oudste demokratieën is. Iedere Zwitser, die wij ontmoetten, vertelde ons dat Willem Tell nooit bestaan heeft: ontluistering ener nationale geschiedenis, die wij niet als een na te volgen voorbeeld aanprijzen. Gelukkig weten wij dat ónze Jan Breydel wel degelijk geleefd en gevochten heeft: de stadsarchieven van Brugge bewaren nog Breydels rekeningen voor levering van spek en bonen aan de gildetroepen te velde. Maar over hun demokratie zijn alle Zwitsers - en dit terecht - fier gebleven. Het gaat hier echter om een zeer eigenaardige en vrij ingewikkelde demokratie. Bij ons is het begrip demokratie verbonden aan de voorstelling van een Kamer en een Senaat, om de vier jaar gekozen voor het hele land en die, naar best vermogen, 's lands zaken beredderen. In Zwitserland neemt de wilsbeschikking van het volk en zijn rechtstreekse inmenging in het politieke beleid, veel meer verscheidene vormen aan. Vooreerst bezit de Zwitser in feite een driedubbele nationaliteit: een gemeentelijke, een kantonale en een federale. En voegen wij er onmiddellijk aan toe: de gemeentelijke en kantonale nationaliteiten zijn van groter betekenis dan de federale. In verschillende kantons van het oude bergachtige Zwitserland bestaat de demokratie nog in haar meest onmiddellijke vorm: de regering van het volk door het volk, zonder tussenkomst van enige vertegenwoordiging of delegatie van machten. Op gezette tijden komen, bv. te Glaris, de burgers, een ouden degen als symbool van hun waardigheid onder den arm, samen, in wat ‘Landsgemeinde’ wordt genoemd. Zij bespreken en bedisselen er alles wat de goegemeente aan- | |
| |
belangt. Ongetwijfeld is dit de ideale vorm ener demokratie. Maar alleen reeds om practische redenen is deze slechts toepasselijk op volks entiteit en van beperkt aantal. De wetgevende macht berust dan ook meestal in het Kanton, dat een grotere
geografische uitgestrektheid bezit. In de ogen der burgers is het Kanton dé levende werkelijkheid, veel meer dan de Confederatie, dewelke eerder een koud administratief mechanisme lijkt. Het Kanton zouden we kunnen zeggen, régeert; de Confederatie béheert. Het Kanton, beschikkend over zijn autonomie, oefent zijn wetgevende taak uit door tussenkomst van vrijelijk verkozen vertegenwoordigers door de mannelijke ingezetenen, beschikkend over het burgerschap. De politieke rechten der vrouw schijnen moeilijk wortel te schieten op de Zwitserse bergflanken, en het ziet er ook niet naar uit dat het schone geslacht erg lijdt onder dit gemis. Dit burgerschap is iets zeer eigenaardigs. Men bezit het als een recht geërfd van zijn voorouders en niet als een geboorterecht; men kan zelfs het burgerschap van verscheidene Kantons bezitten. Ook vreemdelingen kunnen er van genieten. Koningin Wilhelmina, thans Prinses der Nederlanden, bezit bv. het burgerschap van het Kanton Genève. En deze waardigheid, die plechtig toegekend wordt en gesanctionneerd door den eed op den Bijbel, is een kostbaar en zeer geëerd goed; een goed dat de onwaardige ook kan verliezen. Wie het éénmaal verkreeg wordt door zijn Kanton nooit in den steek gelaten. In den jongsten Wereldoorlog hebben talloze inwoners van beproefde landen, die nooit een Zwitsersen bergtop hadden gezien, maar wier voorouders hen dit kostbaar bezit hadden overgemaakt, dit zich ten gepaste tijde herinnerd.
De autonomie der Kantons is zo volstrekt dat op juridisch of cultureel gebied de meest contrasterende toestanden zijn ontstaan. Niet zo lang geleden bestond de doodstraf nog in bepaalde Kantons, terwijl ze in andere was afgeschaft; hetzelfde gold voor het recht tot echtscheiding. In sommige Kantons is er absolute scheiding van Kerk en Staat, in andere weer niet, en - in deze laatste - stelt men soms vast dat de Staat de eredienst der minderheid subsidieert, terwijl de Meerderheidskerk, indien ik me zo mag uitdrukken, liefst afziet van alle Staatsgeschenken en Staatsinmenging.
Hetgeen de kantonale volksvertegenwoordigers bedisselen, heeft daarom nog niet noodzakelijk rechtsmacht. Hun beslissingen kunnen ongedaan of bekrachtigd worden door het referendum der burgers, referendum dat in Zwitserland de benaming van ‘votation’ draagt. De statistiek wijst uit dat de afwijzende ‘votations’ heel wat talrijker zijn dan de positieve - en dit geldt ook voor de federale referendums.
Buiten hun kantonale belangen, die zij naar goeddunken regelen, staan de Zwitsers echter ook tegenover nationale aangelegenheden, die op federalen grondslag dienen geregeld te worden: wij bedoelen de buitenlandse betrekkingen, de douanen, het leger, de Spoorwegen. Dit is de zorg van een tweeledige vertegenwoordiging: de Nationale Raad, rechtstreeks verkozen door de kiezers, naar verhouding van het inwonersaantal der Kantons en de Raad der Staten, waarin ieder Kanton, 't zij groot, 't zij klein, vertegenwoordigd is door twee afgevaardig- | |
| |
den. Alle wetten dienen door beide wetgevende instanties bekrachtigd te worden; hetgeen de sterkste waarborg is voor de religieuze of linguïstische minderheden: dat zij nooit het slachtoffer zullen worden van de willekeur der meerderheden.
Te Bern, dat - naar onze gastheren nadrukkelijk verklaarden - geen hoofdstad maar wel een Federale stad is - hadden wij de gelegenheid een zitting van den Nationalen Raad bij te wonen. De vergadering was reeds om half acht begonnen en de volksvertegenwoordigers waren haast voltallig op post, al was het punt dat op de dagorde stond, - een kwestie van landpachten, - wel niet van aard om de politieke gemoederen aan het gisten te brengen. Deze stiptheid moge onze ‘patres conscripti’ ten voorbeeld strekken. De Voorzitter van het Parlement riep de redenaars naar de tribune in het Frans; maar iedere woordvoerder bediende zich uitsluitend van zijn gewesttaal. Geen applaus, maar ook geen onderbrekingen. Voor mijn part, geef ik de voorkeur aan sommige schilderachtige en bewogen zittingen van het Belgisch Parlement waar onze Dantons en Robespierres het vuur aan de lont leggen door hun verontwaardigde apostrofen, en de Voorzitter bewijst, dat hij de situatie meester blijft en den storm tot bedaren vermag te brengen. Neen, de Zwitsers zijn een rustig, een eendrachtig volk dat, hoewel het geen eenheid van ras, van godsdienst, van taal of zelfs van cultuur bezit, niettemin een der meest eensgezinde naties van den aardbol uitmaakt. Onderlinge verdraagzaamheid heeft deze eenheid onwankelbaar gemaakt. Er is geen taalkwestie, geen godsdienststrijd. De Universiteit van Genève, bakermat van het Calvinisme, telt onder haar professorenkorps verscheidene katholieken.
André Siegfried in zijn voortreffelijk boek ‘La Suisse démocratie-témoin’, ziet in deze verscheidenheid juist den stevigen grondslag van den Zwitsersen nationalen geest. Zo verklaart hij: ‘De driedubbele weerstand van elk der taalgemeenschappen tegen het naburig land, dat haar precies gelijkt, stuwt instinctief Zwitserland naar zijn geografisch centrum, naar zijn morelen en nationalen haard. Aangetrokken door Frankrijk, biedt het Romaanse Zwitserland politieken weerstand aan Frankrijk en hetzelfde geldt voor het Duitse en Italiaanse Zwitserland. Het is als een spel van mechanische krachtenverdeling. De concentrische aantrekkingskracht blijft het sterkst en aldus is een positieve nationaliteit ontstaan, die noch Frans, noch Duits, noch Italiaans is, maar Zwitsers, en waarvan de band van onderlinge verbondenheid zo sterk is dat hij onverbroken doorheen de eeuwen bewaard is gebleven.’
Aan deze geest moge ons land, onze natie, waarvan de bestanddelen niet eens zo menigvuldig, noch ingewikkeld zijn, zich spiegelen. Aan deze prefiguratie ener gelukkige Federatieve Democratie, moge zich ook eens een verstandig en vredelievend Europa spiegelen!
***
De Zwitsers zijn een fier volk, een moedig volk, een strijdvaardig volk, zoals het past aan een nationale gemeenschap, die het hoogste goed der mensen, de Vrijheid, in zulke volkomen mate bezit, dat alle andere volkeren het dienden
| |
| |
te benijden, en deze Vrijheid dan ook vastberaden in alle beproevingen tot het uiterste wil verdedigen. De afstammelingen der overwinnaars van Grandson en Morat, die hun militaire bekwaamheid zo schitterend demonstreerden - helaas op kosten van onsen nationalen Karel de Stoute - hebben deze kundigheid niet verleerd. Wij werden uitgenodigd om spiegelgevechten van het Federale leger bij te wonen en wat wij te Losone te zien kregen, zal zelfs den meest sceptieke niet weinig geïmponeerd hebben. De aanval op een tunnel langsheen een bergflank, uitgevoerd met alle wapenen, waarbij met scherp werd geschoten, bood een schitterend staaltje van een verwoede strijdlust, die vaak op het randje af van reëel levensgevaar werd uitgevoerd. Dit betekent echter geenszins dat de Zwitsers oorlogszuchtig zijn. Hun gehele militair apparaat is, zowel tactisch als strategisch, defensief opgesteld en het lijkt wel dat, zelfs tegen een overmachtigen overweldiger, zij goede kansen bezitten om, in een nationaal bolwerk, waar de natuur hun trouwste en hulpvaardigste bondgenoot zal zijn, een weerstand van haast onbeperkte duur te leveren.
De Zwitser is vredelievend en bij uitstek voorstander van een absolute neutraliteit. De neutraliteit is een sacrosanct dogma, waarvan geen enkele Zwitser een ogenblik zou denken af te wijken. Hiermee bedoelen wij natuurlijk een politieke neutraliteit, hetgeen niet overeenstemt met een morele neutraliteit. In den jongsten wereldoorlog stond Zwitserland, moreel gesproken, aan de zijde van hen die Vrijheid en Demokratie verdedigden. Men denke slechts aan de zo hartversterkende radiolezingen die René Payot wekelijks voor Zender Genève hield. Tot twintigmaal toe verlangde de Duitse gezant dat deze zouden worden stopgezet, maar nooit dacht men er aan te zwichten voor de dreigementen van den verbolgen nazi. En ook in de spotliedjes en parodieën van cabaret en music-hall was het Adolf die gehekeld en belachelijk werd gemaakt. Nu dat de Führer aller Germanen van het wereldtoneel verdwenen is, is het over de Radio dat men, in de cabarets, grapjes vertelt en persiflerende sketches opvoert. Intussen stelt de politieke neutraliteit de federale overheid vaak voor moeilijke problemen. Op een persconferentie hebben de gevolmachtigde ministers Stucki en Zehnder deze uitvoerig toegelicht. Zo is er de eis der Verbondenen dat op het Duitse particulier bezit in Zwitserland beslag zou gelegd worden en overhandigd aan de Bondgenoten. De Zwitserse regering kan hierin slechts toestemmen onder voorwaarde dat de Duitse private bezitters billijk zouden vergoed worden, en over het bedrag van deze vergoeding werd nog geen akkoord bereikt. Onze Hollandse collega's stelden delikate vragen over de kwestie van het Hollands goud, dat door de nazi's werd bemachtigd en in Zwitserland tegen deviezen uitgewisseld. Alhoewel te Washington tussen Zwitserland en de Grote Bondgenoten hierover een regeling werd getroffen - Zwitserland verklaarde zich bereid 250.000 Zwitserse frank vergoeding te betalen - schijnt deze zaak voor Nederland nog niet helemaal in het reine.
Ten slotte is er de verhouding van Zwitserland tegenover het Marshallplan. De Federale regering maakt in déze, drie reserves: haar neutraliteit mag niet
| |
| |
in het gedrang komen; zij staat op haar recht verder relaties met Oost-Europa te onderhouden en acht zich niet gebonden door beslissingen, die tegen haar wil zouden getroffen zijn. Allerminst wenst Zwitserland aan wie ook enig recht van toezicht op haar financieel beleid toe te kennen. Trouwens Zwitserland verlangt van niemand enige hulp. Dat het economisch gesproken, wellicht in een geïsoleerde positie zal geraken en misschien het inflatiegevaar zal zien opdoemen, zijn werkelijkheden waarvoor de Federale regering niet de ogen sluit.
Deze geest van nationalisme en neutralisme belet niet dat Zwitserland bij uitstek het land is waar internationale instellingen zich kwamen vestigen. Al is de Helvetische Confederatie niet toegetreden tot de U.N.O., toch herbergt Genève, in de paleizen van den vroegeren Volkenbond, tal van diensten en inrichtingen van de U.N.O. - En rechtover het moderne Ariana ligt het meer bescheiden gebouw alwaar het Internationale Rode Kruis is gevestigd. Wij waren te gast in dit voorname en eenvoudige huis, nog gedompeld in rouw om haar martelaar Graaf Bernadotte. Men demonstreerde ons de werking van den Dienst voor Krijgsgevangenen onder den Tweeden Wereldoorlog, dienst die niet minder dan 4.000 bedienden telde. Dertig millioen brieven en pakjes werden doorgestuurd en brachten aan talloze krijgsgevangenen, civiel geïnterneerden en displaced persons een straal van troost en hoop. Verscheidene onzer collega's vonden in de bakjes hun ‘steekkaartje’ terug.
Er is een tijd geweest dat Zwitserland een armoedig land was. Toen trokken zijn bergbewoners, door den nood gedwongen, naar het buitenland om dienst te nemen in huurlingenregimenten van den Koning van Frankrijk of den Koning van Pruisen. Hoe zij hun soldateneed steeds trouw bleven getuigt het fraaie monument in den rotswand gebeiteld te Luzern. Thans biedt het vaderland al zijn zonen een behoorlijk bestaan, benijdenswaardig zelfs voor de sociaal meest progressieve landen. Zeker, het verschijnsel der jongste decenniën: de ontzaglijke uitbreiding van het toerisme moest dit, door de natuur zo gezegende land, bij uitstek voordelig zijn. Maar van de hotelnijverheid alleen zou Zwitserland niet kunnen bestaan. De bizondere gaven van vlijt, nauwgezetheid en vindingrijkheid zijner ambachtslieden, hebben het mogelijk gemaakt op zijn bodem zeer gespecialiseerde nijverheden te stichten, die hun weerga haast niet vinden in de wereld. Wij denken hierbij aan de horlogefabrieken, aan de mechanische en chemische ondernemingen, die men ons liet bezichtigen. De wereldfaam die deze genieten maakt het overbodig uitvoerig dit thema te behandelen. Maar waar wij wel den nadruk moeten op leggen is, dat deze economische bloei meteen de basis verschafte voor een voorbeeldige sociale en culturele politiek. Wie te Vitznau het rusthuis voor arbeiders der metaalnijverheid heeft bezichtigd of de uitgestrekte tuinwijken, zwemkommen en volksscholen van Zürich, komt tot de conclusie dat, zo wij in ons land ook reeks op enkele gelijkaardige verwezenlijkingen kunnen wijzen, deze helaas nog al te bescheiden zijn en bij ons alle krachten dienen in het werk gesteld om deze zo schitterende Zwitserse voorbeelden te volgen, zoniet te evenaren.
| |
| |
Dat journalisten en radioreporters in iedere stad bij hun collega's te gaat zouden zijn, lag voor de hand. Het cultureel peil der Zwitserse pers is zeer hoog, haar technische verzorging voortreffelijk. Talloos zijn de dagbladen en weekbladen: ettelijke honderden! Maar de oplagen blijven natuurlijk eer bescheiden. Wie leest dan toch al die verscheidene bladen? vroeg ik mij af. Een Zwitser antwoordde: ‘U weet: onze ambtenaren moeten reeds om half acht op hun kantoor zijn’. Men bespot niet alleen de bureaucratie; de verschillende volksstammen weten vaak geestige grapjes over mekaar te vertellen. Hierin blinken de kwieke Romaanse Zwitsers natuurlijk uit. In een cabaret te Genève nam een conférencier bestendig de inwoners van Bern in het vizier, wier geestelijke traagheid spreekwoordelijk is geworden. Hij concludeerde: ‘Als ge mij nu vraagt: waarom ik het steeds heb over onze landgenoten van het kanton Bern, dan antwoord ik U, dat ze pas den dag nadien begrijpen dat ik hen in het ootje heb genomen...’ Die van het Noorden laten zich dit trouwens gaarne welgevallen. De Duitse Zwitser kijkt meestal met een groot cultureel respect op naar de Zuiderse landgenoten, stuurt gaarne zijn kinderen naar Romaanse kostscholen of laat hen in Frans-sprekende gezinnen opnemen. Van wederkerigheid op dit gebied kan men bezwaarlijk spreken.
Zwitserland bezit schitterende musea. Dit van Bazel blinkt uit, niet alleen door zijn beroemde Holbeins en Manuel Deutschs, maar ook door moderne meesters als Chagall en Picasso, uit den tijd toen deze laatste zijn modellen nog niet de ogen uit de oogkassen rukte en hun facie deerlijker verplette dan een wereldkampioenbokser vermag te doen. Ik beleefde er nochtans een ontgoocheling: Böcklin en vooral zijn Toteninsel, waarvan ik in mijn romantische jeugd, zo vaak heb gedroomd, schijnt in ongenade gevallen. Ik bekloeg mij hierover bij den conservator die ons vergezelde. ‘Böcklin? Veel te Wagneriaans’, smaalde hij. Ik hoop nochtans dat de schepper van zulke heerlijke Centauren- en Nereïdengestalten een welverdiende ineerherstelling zal genieten. In Luzern triomfeerde op dit ogenblik de Vlaamse Kunst met de tentoonstelling der Rubensen uit de verzameling van den Prins van Liechtenstein. Maar ook elders nog is België aanwezig in Zwitserland: met Ensor, Permeke, Gustaaf De Smet, en vooral met het fraaie bronzen beeld dat Ernest Wijnants boetseerde voor de Place de Belgique te Lausanne: een schamel meisje uit ons land dat in de povere handpalmen een bloemfestoen houdt: de erkentelijkheid van België aan het gastvrije Zwitserland, dat in den Eersten Wereldoorlog zoveel van onze landgenoten bijstond. Dat wij geen ondankbaar volk zijn, is dan toch ook voor óns een reden van stille fierheid.
Raymond BRULEZ
|
|