essentieels. Daarbij wordt aangenomen dat het kunstwerk niet door overleg alleen tot stand kan komen, maar door een gelijktijdige ontlading van geest en gevoel, die men niet bewust kan verwekken maar ook niet tegenhouden.
Het is evenwel duidelijk, alhoewel het doorgaans over het hoofd wordt gezien, dat deze noodzaak wel het ontstaan van het kunstwerk verklaart, of zo men wil het schrijven van een boek excuseert, maar helemaal niet de publicatie ervan. Zij die het werk welkom heten hebben deze uitleg niet nodig, maar zij die het verwerpen en dat is niet zelden het lot van de grootste kunst, want ‘ce qui est vraiment beau commence en général par scandaliser’, zegt Daudet, zoon, zeer juist, kunnen altijd antwoorden dat zij het schrijven door de vingers kunnen zien als het dan toch niet anders kon, maar niet begrijpen hoe ook het uitgeven noodzakelijk was. Zet u in uw badkamer zo naakt als ge wilt, dat is noodzakelijk om u goed te wassen, maar werp het venster niet open en wuif er niet in met uw hemd, om gezien te worden, want dat is overbodig.
Verder gooit de schrijver die zijn innerlijke noodzaak inroept als reden of excuus, de verantwoordelijkheid die hij zelf voor zijn werk moet dragen, terug op ouders en voorouders, op de natuur die hem anders dan anderen heeft geschapen, hetgeen altijd wel gegrond, maar toch nooit flink is. Al wat wij doen en denken is zeker goeddeels erfelijk bepaald, maar wij zijn nu eenmaal overeengekomen dat ieder voor zichzelf compleet moet instaan en slechts beperkte verantwoordelijkheid mag voorwenden om te ontsnappen aan een doodvonnis of iets dat er mee gelijk staat.
Om al deze pertinente redenen heeft de intelligente Simon Vestdijk niet gezegd dat hij schrijft omdat hij moet. Daar hij gediplomeerd arts is kon hij ook niet beweren, zoals Somerset Maugham in ‘The razor's edge’, dat hij schrijft omdat hij tot niets anders in staat is. Het is evident dat een arts met zijn intelligentie en psychisch aanvoelingsvermogen een vruchtbare en weldadige carrière zou kunnen maken.
Hij heeft dan gezegd dat hij schrijft omdat hij zich anders verveelt. In deze wereld nu moet niemand zich nog zoveel moeite geven om zich niet te vervelen. Zonder van zijn stoel op te staan kan hij aan het radioknopje draaien en iets horen dat hem interesseert. Hij kan een boek uit het rek nemen. Hij kan naar de kino gaan. Hij kan een reis maken met geperfectioneerde vervoermiddelen. Schrijven, en zeker schrijven zoals Simon Vestdijk, is van al de middelen ter bestrijding van de verveling zonder twijfel een van de meest vergezochte, meest ingewikkelde, allermoeilijkste. Zeg mij wat gij doet om u niet te vervelen en ik zal u zeggen wie gij zijt. Zegt gij dat gij figuurtjes uitzaagt, dan zeg ik dat gij doodgewoon een mens zijt zoals een ander, maar zet gij de wereldschaakkampioen keer op keer schaakmat, dan zeg ik dat gij een buitengewoon mens zijt en schrijft gij de romans van Vestdijk, dan zeg ik precies hetzelfde. De hoeveelheid en de diversiteit alleen reeds van dat werk zijn op zichzelf buitengewoon, maar zoveel, zo verschillend en daarbij nog op dat peil schrijven is fenomenaal. Zo ligt dan in die zeer evasieve, ongelooflijk bescheiden