Een boek over Maria van Oranje
HISTORISCHE romans zijn er vele, goede historische romans heel weinig. Het verleden is immers voor de romanschrijver een dwangbuis. De zaken anders doen verlopen dan ze zich hebben voorgedaan kan toch niet, en zijn scheppend vermogen wordt ook aan banden gelegd door de verplichting, om trouw te blijven aan een bepaald historisch kader, dat dan nog tamelijk uitvoerig dient te worden beschreven. Er zijn wel enige uitwegen, men kan b.v., in een historisch kader, gefingeerde personen in een gefingeerde actie laten optreden, ofwel, wanneer men zich toch aan historische persoonlijkheden verkiest te houden, zich op de psychologische uitdieping van hun figuur toeleggen. De zaak wordt echter hopeloos, als de schrijver er naar streeft, louter het historische gebeuren in litteraire vorm na te vertellen, of dan moet dat historische gebeuren van dien aard zijn, dat het uit zich zelf boeiend kan zijn. In het boek waarover hier sprake, is dat laatste beslist niet het geval.
Het geldt hier geen nieuw werk, wel een tweede druk van het ‘Maria van Oranje’, dat Marie C. van Zeggelen in 1933 publiceerde, en dat thans (1947) opnieuw en op keurige wijze wordt uitgegeven bij Meulenhoff.
Maria van Oranje of van Nassau was de oudste dochter van Willem de Zwijger en van Anna van Egmont en werd geboren in 1554. Op 42-jarige leeftijd huwde ze met graaf Filips van Hohenlohe, die na enige jaren overleed. Op geen enkel ogenblik heeft zij een rol van enig belang gespeeld. Waarom ze tot heldin van historische roman werd gekozen? Men zou eerst gaan denken, dat de auteur juist een weinig bekend figuur heeft gekozen, om haar verbeelding of haar psychologische zin de vrije teugel te kunnen laten, maar zulks is helaas niet het geval. Dit ‘helaas’ is misschien voorbarig; er waren nog andere uitwegen, maar geen van die heeft de auteur gekozen. Wat blijkbaar haar opzet is geweest, is, naar aanleiding van Maria's biografie, een familiekronijk van het geslacht van Willem de Zwijger te schrijven, en dit is in zich zelf zeker geen kwaad plan.
Het ongeluk wil echter, dat het niet goed wordt uitgevoerd. Een geslaagde familiekroniek zou ons al het belangrijke, dat in het geslacht voorviel, in innig vorband met de grote gebeurtenissen, die het lot van die familie zo sterk beïnvloeden, afschilderen, zou ons al die grootse figuren in hun ware gedaante voor ogen brengen, zou ons vertrouwd maken met de karaktertrekken van de mannen en vrouwen in wier kring de Zwijger vertoefde. Dat alles heeft de schrijfster wellicht nagestreefd, maar dat ze er in geslaagd is moeten we tot onze oprechte spijt ontkennen. Het boek vertoont, als roman beschouwd, vele gebreken. Er zit geen eenheid in, want al is Maria blijkens de titel de hoofdfiguur, sterk op de voorgrond komt ze niet te staan, en haar eigen levensavontuur, voor zover bekend, kan zich tot geen roman ontspinnen.
Een dubbele draad heeft de schrijfster blijkbaar door haar verhaal willen weven, de vriendschap van Maria voor haar broer Filips Willem, haar liefde voor Filips van Hohenlohe, maar slechts nu en dan komt dat alles op het voorplan,