De Vlaamse Gids. Jaargang 32
(1948)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
Hubert Lampo's triptiek van de onvervulde liefdeGa naar eind(1)DE drie novellen die hier in een band samengebracht werden zijn reeds vroeger verschenen: Don Juan en de laatste Nimf, in boekvorm, Regen en Gaslicht in Zondagspost onder titel Regen en De Geliefden van Falun in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Deze bundeling en de titel geven echter een zeker relief aan deze drie verhalen en omlijnen op een scherpe wijze bepaalde elementen van Lampo's oeuvre. Don Juan werd omgewerkt, vooral, ik mag wel zeggen uitsluitend, stylistisch. De stijl is daardoor soberder, het geheel nog klassieker, ‘dichter’ geworden. Het verhaal zelve is statisch en steunt op een gebeuren waarvan de historiciteit kan betwijfeld worden. Dit heeft hier echter belang. Het feit dat de Don Juan-figuur zoals Lampo ons die voorstelt aardig afwijkt van de traditionele, sexueel-behekste en cynische commandeur evenmin: hij is er menselijker, rijper, schoner door geworden. Don Juan wordt als bevelhebber van een Spaanse legerafdeling naar Antwerpen gestuurd. Op Weg naar de metropool, over de slijkerige herfstwegen, de lage door mist afgebakende horizonnen tegemoet, mijmert de niet meer jonge Don Juan over zijn leven, vooral over het duel met de commandeur, eindpunt van zijn erotische avonturen en oorzaak van zijn verbanning. Hij komt tot de conclusie dat zijn jacht op de vrouw of liever op het eeuwig vrouwelijke eigenlijk een jacht was naar het eeuwige, een rusteloos zoeken waarbij ieder bezit een etappe was, die nieuwe vergezichten, onvermoede afgronden opende. Langzaam in hem de twijfel gegroeid, de twijfel ‘of soms het geluk niet binnen de greep zijner handen lag’. Terwijl zijn soldaten bivakeren zal hij de nacht doorbrengen in een kasteel. De gastvrouw is een jonge, pas gehuwde vrouw. Als hij haar, na een hem ongekende aarzeling, aan zijn wil onderwerpt voelt hij ‘duidelijk slechts haar lichaam en niet haar weerbarstige ziel’ te bezitten. Het besef overwonnen te zijn wordt hem een obsessie. Als de dolk reeds zijn werk heeft volbracht en Don Juan's ogen breken, kan hij nochtans sterven met de glimlach van het hoogste geluk op de lippen en met de zekerheid ook deze vrouw volledig bezeten te hebben.
***
Gide heeft ergens beweerd dat hij een roman zou willen schrijven, waarvan de personages zouden zijn ‘zo waar en zo verwijderd van de realiteit, zo particulier en tegelijkertijd ook zo algemeen, zo menselijk en zo fictief als Athalie, Tartuffe of Cinna’. Een dergelijke roman zou hij noemen: ‘Un roman intérieur, l'étude d'une contemplation psychologique, l'essay analytique à l'état pur’. Deze twee belichtingen, de ene formeel de andere inhoudelijk, vullen elkaar aan en zijn m.i. toepasselijk op het oeuvre van Lampo. Want als Lampo's personages enigszins | |
[pagina 185]
| |
levensvreemd zijn dan komt dit omdat zij weinig handelend en analytisch voorgesteld worden, om zo te zeggen, als bestuderingsobjecten. Als ze menselijk zijn dan komt het omdat zij de fictie waaruit ze ontstonden verbroken hebben om innerlijk te gaan leven. Ze zijn particulier en toch weer algemeen. Zo is Don Juan gedoubleerd door een Hamlet, door een beschouwende natuur, door het dichterlijk type van de zoeker. Hij leeft vooral innerlijk al uit hij zich via zijn zinnen. Hij is een synthese, een symbool zo men wil, van een mens die buiten het leven staat maar de levensproblemen - de diepere - op een ongemeen scherpe wijze ondergaat. Formeel gezien is deze novelle - zoals Hélène Defraye - op een essayistische wijze behandeld. In tegenstelling met Piet van Aken die meer schepper is, is Lampo de fijne ambachtsman die al de elementen: practische, poëtische, intuïtieve, affectieve - te zijner beschikking heeft en bovendien zijn werktuig meesterlijk hanteert. Hij schrijft meer met de geest - en als zodanig heeft men hem met Vermeylen en met Van Boelaere vergeleken. Hij analyseert, weegt, schept niet. Doch merk hoe hij met meesterlijke hand, met beheersing en zelfzekerheid deze novelle crescendo naar de ontknoping voert en hoe die ontknoping logisch moest ontstaan uit het voorgaande. Doch hoe bespiegelend, hoe analyserend en beschrijvend ook, Don Juan is ook een verhaal: geen dynamisch verhaal zoals bij Walschap waar ieder woord, iedere regel de volgende oproept en door hem voortgestuwd wordt, doch een statisch verhaal, meer evocatief, minder descriptief. Lampo verhaalt zo dat men de indruk heeft dat de actie van zijn verhaal reeds afgesloten is als hij het eerste woord neerschrijft. Walschap's verhalen en romans, zijn eerste althans, schijnen te gebeuren en zich te ontwikkelen onder het schrijven (en de lectuur), zijn personages groeien naarmate het verhaal vordert. Van Lampo's Helene Defraye heeft Duflou eens zeer gevat en zeer juist geschreven dat wij weten hoe Helene Defraye in gelijk welke verdere situatie zou handelen. Deze opmerking - die geen qualitatieve bepaling kan insluiten, vermits zij op de technische kant van het werk betrekking heeft - is ook toepasselijk op Don Juan. Alles wijst er op dat zijn twijfels vaster, zelfs definitieve vormen hebben aangenomen. In een reeks door narratieve elementen onderbroken raccourci's wordt Don Juan's evolutie naar haar eindfase gevoerd, in een evenwichtig crescendo dat op een even gerechtvaardigde wijze besloten wordt.
***
Met Regen en Gaslicht waagt Lampo zich op het terrein dat men in Vlaanderen als Daisne's privé-jacht is gaan beschouwen, nl. op dat van het magisch realisme. Dit magisch realisme is niet meer dan een vlag die een oude lading dekt. Wat Daisne onder die term verstaat is wat Fournier ‘ce va-et-vient du rève à la réalité’ noemt, het transponeren van realiteit in droom en omgekeerd en het bewust of onbewust doen in elkaar vloeien van de twee. Lampo was zich daarvan bewust - is hij niet onze beste Fournier-kenner? - want tijdens een | |
[pagina 186]
| |
causerie over eigen werk verklaarde hij over deze novelle het volgende: ‘met deze novelle heb ik geenszins een reëel gebeuren trachten uit te beelden, doch een combinatie van de werkelijkheid en hetgeen we soms in momenten van dromerij er voor ons zelf bij fantaseren. Ik verzet me dan ook tegen vergezochte theorieën over surrealisme of magisch realisme, die me door sommigen werden toegedicht. Voor Regen en Gaslicht bestaat er slechts één verklaring: het is de spontane reactie, de vrije gadachten-associatie, in me opgekomen tijdens een herfstige regenmiddag, gecontamineerd door een paar weemoedige herinneringen aan le temps perdu’. Trots deze ‘poging tot afwijzing’ kunnen we deze novelle niet anders dan magisch-realistisch noemen, omdat deze term in Vlaanderen zowat ingeburgerd is. Dat Lampo dit verhaal als een soort oefening beschouwde moga naast vorige verklaring ook blijken uit zijn herhaalde pogingen in het verhaal zelf de sporen uit te wissen, opdat men er geen positieve, reëele verklaringen zou in zoeken. Zo schrijft hij o.m. pa. 101 ‘maar ondanks het onbegrijpelijke van (dit) avontuur, blijft het in de eerste plaats misschien de geschiedenis van een moedeloos man in de regen...’. Als zodanig is deze novelle ook zeer gelukt en opent zij hallucinante diepten op wat in ons onderbewustzijn aan oncontroleerbaars bestaat. In het oeuvre van de schrijver echter zal de novelle Regen en Gaslicht trots haar onbetwistbare qualiteiten, enigszins detoneren, omdat zij niet cadreert met zijn persoonlijkheid en de toon van zijn overig werk.
***
De herschepping van de Euridyce-mythe in hedendaagse toestanden: De Geliefden van Falun, hoewel Fournieriaans van conceptie steunt op reëler gegevens. Enkele dagen vóór het uitbreken van de oorlog ontmoet de journalist Terborgh tijdens een reis in Zweden het meisje Anna-Lenah. Tussen hen ontstaat een diepe, zuivere liefde. Opgeroepen voor legerdienst dient Terborgh plots naar zijn land terug te keren. Als hij na de oorlog zijn geliefde terug opzoekt, verneemt hij dat zij enkele dagen vóór de vrede in dienst van haar volk is gestorven. Clement Bittremieux heeft zich ‘ook’ bij de tweede lectuur van dit, naar mijn mening zeer mooi, verhaal lichtjes verveeld omdat, schrijft hij, het ‘ik weet niet wat larmoyants heeft dat mij waarschijnlijk tot vertedering zou moeten vervoeren, maar dat ik wrevelig van mij afschud’. Een houding gelijk een andere. Ik kan ze echter niet delen omdat alleen het thema van deze novelle de lezer reeds in een atmosfeer van tijdeloosheid plaatst. De herschepping van Lampo is bovendien verre van banaal en moest de inleiding en het epiloog naast enkele ‘morele’ beschouwingen mij niet als overbodig voorkomen ik zou niet weten wat op dit verhaal aan te merken. Ik meen dat deze novelle zonder de proloog en de nabeschouwingen aan directe ontroeringskracht zou winnen. Het komt mij ook voor dat een aantal uitweidingen met een agressieve, zoniet sarcastische ondergrond - over de burgerlijkheid van onze moraal, om er slechts één te noe- | |
[pagina 187]
| |
men - de zuiverheid, de ontroeringskracht van het verhaal remt. Technisch gezien gelden dezelfde bedenkingen als voor Don Juan. Wat toon, rhythme, verhaal betreft wijst ook De Geliefden van Falun op een medidatief herbeleven van het gebeurde. Dit is dan ook, naast zijn ongemeen scherpe analytische kracht en zijn warme, volle stijl het element dat Lampo onder de oudere en jonge Vlaamse prozaschrijvers een eigen plaats doet innemen.
Paul VAN KEYMEULEN |
|