Het vaderland was bij ons den 10n Mei, en den 11den Juli, den 21sten Juli, en den 3en September.
Dan herdachten we stil en ingetogen, in het onwrikbaar geloof van onze ontvezelde harten, ons bloedend land. Het had niets anders gewild en verlangd dan zijn eigen leven te mogen leven, te midden van den weerklank zijner zangen, te midden van het geprevel zijner gebeden. Een meedoogenlooze vijand was op hem losgestormd. De dreumesen gingen aan het gillen, de ruggen gingen gekromd, het haar werd sneeuwwit, bloed sijpelde, tranen biggelden, rouw, ellende en dood vierden hoogtij. Maar voor minder dan dertig gedevalueerde zilverlingen had Judas het aangedurfd het makelooze heiligdom van een onschuldig-lijdend land te bezwadderen en te bevuilen.
***
Ons land is niet schoon omdat wij ervoor geleden hebben en ervoor gestorven zijn; maar wij hebben ervoor geleefd, wij hebben ervoor geleden en wij zijn ervoor gestorven, juist, en enkel, omdat het voor ons schoon, zacht, edel en goed was.
Honderd en vijftien jaar geleden, toen ons nationaal bestaan nog gewikt en gewogen werd, heeft onze grondwet van onze gezagdragers hechte vertegenwoordigers van het volk gemaakt. Ten eeuwigen dage heeft zij dan de vrijheid afgekondigd, de vrijheid van het geweten en de vrijheid van den godsdienst, de vrijheid van het recht en de vrijheid van de pers, - grondleggende vrijheden waarop het land zich vredig heeft kunnen uitbouwen.
Het staatsburgerlijk stambewustzijn dat ons eigen is is slechts denkbaar, is enkel levensvatbaar in een ongeschonden grondgebied, in een onafhankelijken staat, en in een al-omvattende vrijheid.
Al de vreemde bezettingen die we moesten verdragen, al de pogingen tot inpalming en tot naasting die we moesten verkroppen, hebben nooit kunnen beletten dat we, door een stagen en zekeren ontwikkelingsgang dàt worden wat we nu zijn: staatsburgers die vrij zijn, die vrij willen blijven, die vrij kunnen blijven in een vrij, on-afhankelijk en democratisch gemeenebest.
En, omdat we zoo onszelven zijn. kunnen we ook ons lot als mensch dragen, onbevreesd en onbevangen, eenvoudigweg omdat we Belgen zijn, omdat we trachten te leven lijk Belgen, omdat we willen en ook omdat we toch zoo goed en zoo schoon kunnen leven lijk Belgen, hoopvol en eervol.
Uit de heidenterpen herrijzen de duizenden dooden. Uit de gaskamers walmt de heilige assche op.
Mèt de dooden en mèt de levenden, hand in hand en schouder aan schouder, leggen de herrezenen de plechtige gelofte af dat, als het moest, zij nogmaals zouden kunnen leven, en sterven, voor de Broederlijkheid en voor de Vrijheid, voor het Recht en voor den Vrede.
Juni 1945.
Marcel MARINOWER